Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur/MBO 2006–2007

Ministeriële regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 januari 2006, nr. BVE/Stelsel-2005/59103, houdende voorwaarden voor experimenten in het kader van het herontwerp van de kwalificatiestructuur/MBO en voorwaarden voor indiening van kwalificatieprofielen in het studiejaar 2006–2007

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 12.1a.1, zesde lid en artikel 12.1a.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bekostigd onderwijs: onderwijs waarvoor aanspraak bestaat op bekostiging uit ’s Rijks kas;

b. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 12.1a.1, eerste lid, of artikel 12.1a.2, eerste lid van de wet;

c. Coördinatiepunt: een door de Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (Colo) georganiseerd werkverband ter beoordeling van kwalificatieprofielen;

d. experimentele opleiding: een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 12.1a.1, eerste lid of 12.1a.2, eerste lid, van de wet;

e. kenniscentrum: het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet, dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de kwalificatieprofielen voor (experimentele) opleidingen;

f. kwalificatieprofiel: het geheel van eindtermen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de wet waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken om in beroeps-, leer- en maatschappelijke situaties op adequate wijze te kunnen handelen, en

g. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

h. niet bekostigd onderwijs: onderwijs waarvoor geen aanspraak bestaat op bekostiging uit ’s Rijks kas;

i. procesmanagement: het gemeenschappelijk procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur/MBO, bedoeld in artikel 11 van deze regeling, dat belast is met de taken, genoemd in de artikel 6 en 10 van deze regeling;

j. wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2

Doelomschrijving

Het doel van deze regeling is het bevorderen dat twee soorten experimenten in het middelbaar beroepsonderwijs worden gerealiseerd, te weten experimenten:

a. die tot doel hebben het uittesten van de uitvoerbaarheid van nieuwe kwalificatieprofielen van de beroepsopleidingen en de daarop gebaseerde opleidingen in het kader van het herontwerp van het middelbaar beroepsonderwijs,

b. die tot doel hebben het uittesten van het desbetreffende kwalificatieprofiel van de arbeidsmarktgekwalificeerde assistent-opleiding.

Artikel 3

Algemene waarborgen deelnemer aan experimentele opleidingen

1. Het bevoegd gezag geeft de deelnemer, alvorens deze wordt ingeschreven in een experimentele opleiding, voldoende informatie over de inhoud van de betreffende opleiding en de consequenties van het volgen van een experimentele opleiding voor die deelnemer.

2. Inschrijving vindt slechts plaats voorzover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de instelling draagt er zorg voor dat de deelnemer geen nadelige gevolgen ondervindt van het experimentele karakter van de opleiding,

b. in de onderwijsovereenkomst met de deelnemer is mede opgenomen dat, indien een experiment voortijdig moet worden beëindigd, de deelnemer in de gelegenheid wordt gesteld in te stromen in een verwante opleiding waarvoor eindtermen zijn vastgesteld, van een gelijke duur, een gelijk niveau, een gelijke leerweg en een gelijkwaardige beroepspraktijkvorming als de opleiding in het kader van het experiment.

Artikel 4

Beëindiging experimentele opleiding

Indien het belang van de deelnemer dit noodzakelijk maakt, kan de minister, na advies van het procesmanagement of de inspectie, besluiten dat een aanspraak op bekostiging op grond van artikel 12.1a.1. wordt ingetrokken of/en de experimentele opleiding aan een instelling wordt beëindigd.

Artikel 5

Aanvragen instellingen bekostigd en niet-bekostigd onderwijs

1. Het bevoegd gezag dient ten behoeve van een experimentele opleiding voor het studiejaar 2006–2007 uiterlijk 20 maart 2006 een aanvraag voor een experimentele opleiding in bij het procesmanagement.

2. Naast hetgeen in artikel 12.1a.1 van de wet is bepaald bevat de aanvraag voor een experimentele opleiding in het bekostigd onderwijs tenminste informatie over:

a. het niveau van de opleiding,

b. de naam van de vervangende verwante opleiding, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b van deze regeling, en

c. de beoogde producten en de resultaten van de experimentele opleiding en de wijze waarop de instelling deze beschikbaar stelt voor derden, waaronder onder andere het betreffende kenniscentrum, dan wel de betreffende kenniscentra.

3. Naast hetgeen in artikel 12.1a.2 van de wet is bepaald bevat de aanvraag voor een experimentele opleiding in het niet bekostigd onderwijs tenminste:

a. het niveau van de opleiding,

b. de vervangende, verwante opleiding, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b.

4. Instellingen als bedoeld in artikel 12.1a.2 van de wet die nog niet beschikken over een erkende opleiding kunnen aan de goedkeuring door het procesmanagement tot het geven van een experimentele opleiding geen rechten ontlenen ten aanzien van de erkenning van de opleiding.

Artikel 6

Goedkeuring van aanvragen

1. Het procesmanagement verleent op aanvragen uiterlijk op 1 mei 2006 toestemming tot het verzorgen van experimentele opleidingen op basis van deze regeling.

2. De toetsing van de aanvragen vindt in ieder geval plaats op basis van de navolgende criteria:

a. voldoende spreiding van de experimentele opleidingen over de sectoren van de opleidingen,

b. voldoende spreiding van de experimentele opleidingen over de vier niveaus van de opleidingen,

c. voldoende landelijke spreiding van de experimenten,

d. voldoende spreiding van de experimenten over inhoudelijke ontwikkelingsaspecten voor de opleidingen

e. voor het studiejaar 2006–2007 mag maximaal 50% van het totaal aantal deelnemers binnen de BVE-sector deelnemen aan een experiment, waarbij per instelling in principe maximaal 50% van het aantal deelnemers wordt ingeschreven in een experimentele opleiding.

3. Aanvragen voor experimentele opleidingen worden door het procesmanagement alleen goedgekeurd, voorzover de opleidingen:

a. een onderbouwde bijdrage leveren aan de doelen als bedoeld in artikel 2 van deze regeling,

b. leiden tot optimalisering van het herontwerp kwalificatiestructuur/MBO, dan wel tot opleidingen arbeidsmarktgekwalificeerd assistent, en

c. overeenstemmen met de voorwaarden als bedoeld in het tweede lid.

4. Het uitvoeren van een onderdeel van een experiment door een andere instelling dan de instelling die goedkeuring heeft verkregen voor het verzorgen van een experimentele opleiding, geschiedt slechts op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen deze instellingen. In deze samenwerkingsovereenkomst wordt in ieder geval geregeld dat:

a. de deelnemers uitsluitend worden ingeschreven bij de instelling die goedkeuring heeft verkregen voor het verzorgen van een experimentele opleiding, en

b. de onder a vermelde instelling verantwoordelijk is voor het resultaat van de experimentele opleiding.

Artikel 7

Onderwijs en examen

1. De onderwijs- en examenregeling voor een experimentele opleiding in het kader van deze regeling wordt vastgesteld uiterlijk 15 september 2006.

2. Het bevoegd gezag maakt uiterlijk op 15 september 2006 de onderwijs- en examenregeling bekend, zodat de deelnemer zich een goed beeld kan vormen van de inhoud en inrichting van het onderwijs en het examens van de experimentele opleiding.

Artikel 8

Registratie Centraal register beroepsopleidingen

Indien de aanvraag wordt goedgekeurd, registreert de minister op het tijdstip van het vaststellen van het kwalificatieprofiel de opleiding in het Centraal register beroepsopleidingen. Dit geldt als registratie voor het register van het jaar 2006–2007.

Artikel 9

Vaststelling kwalificatieprofielen experimentele opleidingen

1. Een kenniscentrum legt uiterlijk op 1 februari 2006 een voorstel aan de minister voor tot vaststelling van kwalificatieprofielen voor experimentele opleidingen 2006–2007.

2. Voorstellen tot vaststelling van kwalificatieprofielen worden uitsluitend aan de minister aangeboden na goedkeuring door het Coördinatiepunt in overleg met Adviescommissie onderwijs-arbeidsmarkt (ACOA).

3. Goedkeuring zoals vermeld in lid 2 vindt plaats op basis van een door de Minister goedgekeurd toetsingskader.

4. De minister stelt uiterlijk op 15 maart 2006 de kwalificatieprofielen van de in het tweede lid vermelde opleidingen, de daarbijbehorende codes en de prijsfactoren vast.

Artikel 10

Procesmanagement

1. Er is een gemeenschappelijk procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur/MBO, dat belast is met de taken, bedoeld in artikel 6 en 10 van deze regeling.

2. Aan het procesmanagement wordt, overeenkomstig afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, mandaat verleend tot het nemen van besluiten, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

3. Het procesmanagement dient voor 1 januari 2007 een tussenrapportage en voor 1 september 2007 een eindrapportage in bij de minister inzake de voortgang van de experimentele opleidingen studiejaar 2006–2007.

4. De rapportages, bedoeld in het tweede lid, behelzen tenminste een overzicht van:

a. het aantal experimentele opleidingen dat instellingen mogen verzorgen en het aantal experimentele opleidingen die daadwerkelijk door instellingen worden verzorgd;

b. de aard van de experimentele opleidingen;

c. de op te leveren producten van de experimentele opleidingen;

d. het aantal deelnemers dat op 1 oktober 2006 deelneemt aan de onderscheiden experimentele opleidingen, en

e. eventuele knelpunten en verbetervoorstellen ten behoeve van de kwalificatieprofielen en experimentele opleidingen 2007–2008.

5. De minister kan bij beschikking nadere voorwaarden stellen inzake de in het derde lid vermelde rapportages.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 12

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur/MBO 2006–2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

1. Inleiding

Beoogd wordt om in de komende jaren een nieuwe, competentiegerichte kwalificatiestructuur tot stand te brengen. Centraal element is de omslag van eindtermen naar competenties. Belangrijke verschillen zijn dat competenties globaler zijn geformuleerd en expliciet zijn gerelateerd aan de toepassing in de praktijk. In een zogenoemd ‘kwalificatieprofiel’ worden de competenties weergegeven waarover degene die de opleiding voltooit dient te beschikken.

In een nog te ontwerpen wetsvoorstel voor de structurele situatie zullen de voorschriften worden vastgelegd voor de nieuwe kwalificatiestructuur en voor de nieuwe opleidingen die zijn gebaseerd op de nieuwe kwalificaties. Deze ministeriële regeling geeft voorschriften voor de overgangssituatie van het studiejaar 2006–2007.

2. Noodzaak ministeriële regeling

De omvangrijke operatie zoals hiervoor omschreven, zal gefaseerd moeten plaatsvinden. Een experimenteerperiode is noodzakelijk om ervaring op te doen met de nieuwe kwalificatieprofielen en nieuwe opleidingen. Het is nodig om in de overgangssituatie voorafgaand aan invoering over de volle breedte in beperkte mate experimenten te kunnen uitvoeren. In het studiejaar 2004–2005 werd hiervoor op grond van de Regeling subsidiëring proeftuinen herontwerp beroepsonderwijs op bescheiden schaal de mogelijkheid geboden. Bij afzonderlijke wet is de benodigde ruimte geboden voor experimenten op basis van de Web. Deze wet (van april 2005 tot wijziging van de Web inzake experimenten op het gebied van kwalificaties en opleidingen, Stb 2005, 203) had voor het eerst betrekking op opleidingen in het studiejaar 2005–2006. De Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur/MBO 2006–2007 betreft een uitwerking van deze wettelijke experimenteerregeling.

De experimenteerfase stelt instellingen in samenwerking met kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven in staat om:

– ervaring op te doen met de ontwikkeling van competentiegerichte opleidingsprogramma’s (inclusief de regionale inkleuring), de uitvoering hiervan en de kwaliteitsbewaking, evenals het ontwikkelen en beschikbaar stellen van overdraagbare producten;

– het uittesten van de uitvoerbaarheid van kwalificatieprofielen voor respectievelijk instellingen, leerbedrijven en deelnemers.

Tevens biedt de experimenteerfase de mogelijkheid om een beter uitgekristalliseerd beeld te krijgen van de implicaties van het herontwerp kwalificatiestructuur/beroepsonderwijs.

Hoewel het de bedoeling is om in de nieuwe kwalificatiestructuur niet meer te spreken over eindtermen, maar over competenties en kwalificatieprofielen, wordt het begrip ‘eindtermen’ in de experimentele fase gehandhaafd. De omschrijving van eindtermen in artikel 7.1.3 Web biedt daarvoor voldoende ruimte. Het voordeel van het in deze fase handhaven van voornoemd begrip is dat op dit punt geen afwijkende regelgeving vereist is.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onder f

De ministers van OCW en LNV hebben enerzijds het procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur taken opgedragen met betrekking tot de vernieuwing van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs en anderzijds het procesmanagement herontwerp MBO taken opgedragen met betrekking tot de vernieuwing van de opleidingen op basis van de nieuwe kwalificatieprofielen.

Met deze ministeriële regeling wordt het gemeenschappelijk procesmanagement ook belast met een aantal taken betreffende de experimentele opleidingen, waaronder de beoordeling en goedkeuring van aanvragen van instellingen en het rapporteren over het geheel van experimenten.

Artikel 3, tweede lid, onder a

Dat de deelnemer geen nadelige gevolgen van het experimentele karakter van de opleiding mag ondervinden houdt onder meer in, dat de deelnemer die terug moet naar een verwante opleiding waarvoor al eindtermen zijn vastgesteld, daarvan ook financieel geen nadelige gevolgen mag ondervinden.

Artikel 3, tweede lid, onder b

Verwante opleidingen zijn opleidingen die opleiden tot een beroep, dat min of meer gelijk is aan de experimentele opleiding.

Artikel 4

In het geval van niet bekostigd onderwijs (nbi) kan slechts worden bepaald, dat de experimentele opleiding wordt beëindigd.

Artikel 5, vierde lid

Instellingen dienen de reguliere procedure te doorlopen voor diploma-erkenning. Dit houdt voor nbi die nog niet beschikken over diploma-erkenning het volgende in:

– voor het geven van een experimentele opleiding dient de nbi een aanvraag tot goedkeuring in bij het gemeenschappelijk procesmanagement,

– voor diploma-erkenning volgt de nbi de procedure zoals vermeld in artikel 1.4.1. van de wet.

Artikel 6, eerste lid

Nadere informatie omtrent de wijze waarop een aanvraag moet worden ingediend is gepubliceerd door het procesmanagement op www.herontwerpmbo.nl.

Het adres van het Procesmanagement is:

Procesmanagement

Postbus 7001

6710 CB Ede

0318-648565

Artikel 6, tweede lid, onderdeel d

Bij inhoudelijke ontwikkelingsaspecten kan onder meer worden gedacht aan:

– doorlopende leerlijnen vmbo-mbo-hbo

– kwaliteitszorg en verantwoording

– examinering

– beroepspraktijkvorming

Artikel 6, tweede lid, onderdeel e

Het kan voorkomen, dat bepaalde instellingen minder dan 50% van het aantal deelnemers inschrijven in een experimentele opleiding. In dat geval kan het gemeenschappelijk procesmanagement besluiten aan andere instellingen een hoger percentage dan 50% toe te kennen, zodat landelijk gezien wel 50% van het totaal aantal BVE-deelnemers deelneemt aan een experimentele opleiding. Nadere informatie over de wijze waarop het procesmanagement deze verdeling organiseert is te vinden om www.herontwerpmbo.nl.

Artikel 9, tweede lid

De in het kader van de experimenten vastgestelde kwalificatieprofielen/eindtermen, kunnen op grond van artikel 12.1a.1, eerste lid en artikel 12.1a.2, eerste lid van de wet slechts te worden gebruikt voor experimenten. Met deze vaststelling wordt niet beoogd, dat andere instellingen, die voor de betreffende opleiding geen experiment hebben, deze opleiding gaan verzorgen.

Artikel 10, vierde lid

Onder producten wordt onder meer verstaan:

a. opleidingsprogramma,

b. onderwijs- en examenregeling,

c. examentoetsen,

d. programma deskundigheidsbevordering docenten,

e. voorlichtingsmateriaal,

f. verantwoording van de specifieke kwaliteit van het onderwijs respectievelijk, de kwaliteit van het examen van de experimentele opleiding als onderdeel van het zelfevaluatieverslag.

Onder resultaten wordt onder meer verstaan:

a. de beoogde mate van (on)gediplomeerde uitstroom,

b. de beoogde mate van waardering door uitvoerend personeel, door deelnemers, leerbedrijven en vo/hbo-instellingen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven