Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 239 pagina 14 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 239 pagina 14 | Overig |
7 november 2006
Nr. C/S&A/06/2920
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 25 oktober 2006, arc-2006.03203/2);
Besluiten:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Natuur- en Landschapsbeheer over de periode vanaf 1945’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag,, 7 november 2006.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de algemene rijksarchivaris, M.W. van Boven.De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
namens deze:
de project directeur, Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA, A. van der Kooij.
Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdragers
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Minister van Buitenlandse Zaken, en
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
vanaf 1945
Project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA)
Versie november 2006
AID: Algemene Inspectiedienst
AmvB: Algemene maatregel van bestuur
art.: artikel
BZK: (ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
BSD: Basis selectie document
CAS: Centrale Archief Selectiedienst
CBNE: Commissie voor de Opvoeding tot de Natuurbeschermingsgedachte
CCD: Centrale Controle Dienst
CIM: Coördinatiecommissie Internationale Milieuvraagstukken
COCOS: Coördinatiecommissie Ontwikkelingssamenwerking
COCO-VNGO: Coördinatiecommissie Verenigde Naties en Geassocieerde Organisaties
CRM: (minister(ie) van) Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
EHS: Economische Hoofdstructuur
EZ: (ministerie van) Economische Zaken
IKC: Informatie- en Kennis Centrum Natuurbeheer, onderdeel van de Directie NBLF
ITBON: Stichting voor Toegepast Biologisch Onderzoek in de Natuur
IUCN: International Union for the Conservation of Nature en Natural Resources
IVN: Instituut voor Natuurbeschermingseducatie
KB: Koninklijk Besluit
KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap
LASER: Landelijke service bij regelingen van het ministerie van LNV
LVV: 1946–1960 (ministerie van) Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
LenV: 1960–1989 (ministerie van) Landbouw en Visserij
LNV: 1989–2003 (ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
2003– (ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
N: (directie) Natuurbeheer
NA: Nationaal Archief
NBOR: (hoofd)directie Natuurbescherming en Openluchtrecreatie
NWC: Natuurwetenschappelijke Commissie
NMF: (directie) Natuur, Milieu en Fauna
NSW: Natuurschoonwet
Ntbo: Niet-terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie
OCW: (minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voorheen: Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen)
OKW: (minister(ie) van) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
RAD: Rijksarchiefdienst
RIN: Rijksinstituut voor Natuurbeheer
RIO: Rapport institutioneel onderzoek
RIVN: Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud
RMNO: Raad voor Milieu- en Natuuronderzoek
RMC: Rijksmilieuhygiënische Commissie
RPC: Rijksplanologische Commissie
SBB: Staatsbosbeheer
SBL: Stichting Beheer Landbouwgronden
SGR: Structuurschets Groene Ruimte
Stb.: Staatsblad
Stcrt.: Staatscourant
SZV: (ministerie van) Sociale Zaken en Volksgezondheid
Tbo: terrein beherende natuurbeschermingsorganisatie
TK: Tweede Kamer (Kamerstukaanduiding)
VenW: (ministerie van) Verkeer en Waterstaat
VB: Verordeningenblad voor het Nederlandsche bezette gebied
VCNP: Voorlopige Commissie Nationale Parken
VoMil: (minister(ie) van) Volksgezondheid en Milieuhygiëne
VROM: (minister(ie) van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VWS: (minister(ie) van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WVC: (ministerie van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
2.1 Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven
Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Onder ‘archiefbescheiden’ worden niet slechts papieren documenten te verstaan, maar alle bescheiden – ongeacht de drager – die door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten. Ook digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de werking van de archiefwetgeving.
Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband schrijft de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als de overbrengingsplicht (art. 12) voor. Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.
De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats het Nationaal Archief (NA) in Den Haag. Het NA is een onderdeel van de Rijksarchiefdienst (RAD). Deze dienst ressorteert onder de minister van OCW en staat onder leiding van de Algemene Rijksarchivaris.
In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers op grond van artikel 5 van de Archiefwet 1995 verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven, waarna de te vernietigen bestanddelen dienen te worden vernietigd.
Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast, maar (zonodig in geactualiseerde vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal in een vroegtijdig stadium te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.
Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:
– de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;
– de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;
– de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;
– het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht- of bewijszoekenden en historisch onderzoek.
Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995 bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn:
– een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan,
– een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan, en
– (een vertegenwoordiger van) de Algemene Rijksarchivaris.
Wat betreft de geldigheidsduur van de selectielijst wordt uitgegaan van de wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst. Elke selectielijst wordt na advies van de Raad voor Cultuur, vastgesteld door de minister van OCW en de minister wie het mede aangaat. De vastgestelde lijsten worden in de Staatscourant gepubliceerd.
2.2 Doel en werking van het Basis Selectiedocument
Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.
Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.
Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.
Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.
Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.
Natuur- en landschapsbeheer houdt zich bezig met het beschermen, in standhouden en ontwikkelen van cultuur-historisch en anderszins waardevolle landschappen.
2.4 De afbakening van het beleidsterrein
Het beleidsterrein natuur (de duurzame instandhouding en herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijk waarden) is in het kader van PIVOT opgesplitst in een viertal deelbeleidsterreinen.
1. Bosbouwbeleid: de duurzame instandhouding, herstel en de ontwikkeling van beplantingen en van een kwalitatief hoogwaardig bos t.b.v. de natuur, de recreatie, het landschap en het milieu. Dit beleidsterrein wordt behandeld in RIO 44;
2. Flora- en faunabeheer: het beschermen en instandhouden van in het wild levende planten- en dierensoorten. Dit beleidsterrein wordt behandeld in RIO 32;
3. Relatienotabeleid: het verbeteren van de relatie tussen de bescherming van de natuur en landschappelijke waarden en de uitoefening van de landbouw. Dit beleidsterrein wordt behandeld in het hetzelfde rapport als:
4. Natuur- en landschapsbeheer: het beschermen, instandhouden en ontwikkelen van cultuur-historische en anderszins waardevolle landschappen.
Dit BSD is gebaseerd op het RIO nr. 79, ‘Natuur- en landschapsbeheer en Relatienotabeleid’ en de selectielijst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor dit beleidsterrein. Deze lijst is in 2000 vastgesteld (Stcrt. 2000, 219) en in december 2005 geactualiseerd.
In het onderhavige BSD zijn de handelingen opgenomen van de actoren ‘de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1945–1965)’ en ‘de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk’ (1965–1983).
Hiernaast zijn er een aantal handelingen opgenomen voor een viertal commissies, die onder de archiefzorg vallen van respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Het ministerie van Buitenlandse Zaken bleek geen archief te hebben van de COCO-VNGO: deze handeling is daarom geschrapt.
Naast handelingen die deze actoren in de genoemde periode heeft uitgevoerd en die reeds in de selectielijst van LNV zijn benoemd, zijn er ter aanvulling een aantal algemene handelingen opgenomen. Het is gebruikelijk dat algemene handelingen in een BSD worden opgenomen, omdat ze op praktisch elk beleidsterrein voorkomen. Algemene handelingen voorkomen bovendien dat er archiefmateriaal gemist wordt. Abusievelijk zijn deze algemene handelingen in beginsel niet in het RIO opgenomen, deze omissie is nu hersteld. Het ministerie van LNV wil de algemene handelingen alsnog opnemen; uit praktisch oogpunt geven deskundigen van LNV er echter de voorkeur aan om alle handelingen over een beleidsterrein in eenzelfde BSD op te nemen. Daarom worden de algemene handelingen opgenomen bij een volgende actualisatie van het vastgestelde BSD Natuur- en Landschapsbeheer, waar de minister van LNV zorgdrager van is.
Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zijn er handelingen toegevoegd voor een aantal commissies en werkgroepen die ook werkzaam bleken te zijn op het beleidsterrein Natuur- en Landschapsbeheer en niet eerder zijn meegenomen: de Interdepartementale Commissie Nationale Parken en Nationale Landschapsparken (Commissie Verhoeve) (nr. 234); Stuurgroep Economische en Financiële Problematiek Particuliere Natuurschoonwet Landgoederen (Stuurgroep N.S.W.-Landgoederen) (nrs. 244 t/m 247); Commissie Aankoop en Beheer Particuliere Natuurgebieden (251); Stuurgroep Inrichting Grevelingenbekken (Stuurgroep Grevelingen) (nrs. 248, 249); Commissie Waterwildreservaten IJsselmeer (CWIJ) (233); en het Nationaal Agentschap van het Europees Informatiecentrum voor Natuurbescherming (235). De handelingen zijn toegevoegd aan het RIO. Het ministerie van LNV neemt ook deze handelingen op bij een volgende actualisatie van het vastgestelde BSD Natuur- en Landschapsbeheer.
Op verzoek van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu is de actor van de handeling van de Rijksplanologische Dienst gewijzigd in de Rijksplanologische Commissie (nrs. 67 en 111). Op verzoek van het Nationaal Archief en met instemming van het Ministerie van VWS is handeling 130 gesplitst in handelingen 130 en 250.
In het RIO en in deze selectielijst is er voor gekozen om niet alle handelingen op basis van de Natuurbeschermingswet hier op te nemen. Handelingen met betrekking tot de bescherming van inheemse planten en dieren (art. 22–25 en 33a) zijn opgenomen in het RIO en BSD op het terrein van flora- en faunabeheer.
2.5 Doelstellingen en taken van de overheid op beleidsterrein Natuur- en landschapsbeheer
De doelstellingen van het nationale natuurbeleid sinds 1945 kennen de volgende hoofdlijnen:
– in standhouding, herstel en ontwikkeling van nationaal en internationaal belangrijke ecosystemen binnen een ruimtelijk stabiele ecologische hoofdstructuur;
– in standhouding van aardkundige, cultuurhistorische en belevingswaarden van gebieden met specifieke landschappelijke waarden;
– versterking van de natuurcomponenten van het milieu- en waterbeleid en van het ruimtelijk beleid.
Natuur- en landschapsbeheer focust zich hierbinnen op het beschermen, in standhouden en ontwikkelen van cultuur-historische en anderszins waardevolle landschappen.
In de eerste naoorlogse jaren waren zowel verwerving en beheer van waardevolle gebieden als educatie belangrijke instrumenten voor natuurbehoud. Na verschillende initiatieven tot natuureducatie op lokaal niveau werd in 1960 het Instituut voor Natuurbeschermingseducatie (IVN) opgericht. CRM gaf deze instelling subsidie voor diverse projecten. Veel provincies gaven bijdragen voor de provinciale consulenten voor natuur en milieueducatie.
In de jaren zestig brak het besef door dat natuur en landschap niet konden voortbestaan zonder goed beheer op basis van een beheersplan. Staatsbosbeheer stelde zich ten doel voor alle terreinen een beheersplan te maken, en de Vereniging voor Natuurmonumenten en de provinciale landschappen volgden dat voorbeeld en ontvingen daarvoor van CRM subsidie. Het ministerie van Landbouw en Visserij verleende boseigenaren vanaf 1967 een bosbijdrage.
Van groot belang voor het natuurbehoud was de totstandkoming van de Natuurbeschermingswet (Stb. 1967, 572), die in 1968 in werking trad als wettelijk kader voor de bescherming van zowel natuurgebieden als inheemse planten- en diersoorten. De al eerder bestaande aanwijzing van staatsnatuurmonumenten werd nu geformaliseerd en uitgebreid met de mogelijkheid om ook particuliere gebieden in samenspraak met de betrokken provincies en gemeenten aan te wijzen als beschermd natuurmonument. Tegelijk voorzag de wet in de totstandkoming van beheersplannen voor dergelijke particuliere gebieden.
Het nieuwe Rijksaankoopplan uit 1969 voorzag in de aanschaf van 110.000 hectare aan natuurgebied, die in twintig jaar gerealiseerd zou moeten worden: 70.000 ha. door SBB en gemeenten en 40.000 ha. door particuliere natuurbeheerorganisaties. De particuliere aankopen werden mogelijk gemaakt door het leningensysteem van CRM. Dit systeem met een looptijd van twintig jaar bestond uit een afspraak met het ministerie van Financiën over de lening van een jaarlijks bedrag van 20 miljoen gulden, waarbij Financiën de rente en aflossing beschikbaar stelde. De grondprijsstijgingen bleven beperkt door het grote aanbod van weinig rendabele marginale landbouwgronden, bos en natuurterrein, zeker in vergelijking met (landbouw)gronden die voor stedelijke doeleinden gebruikt werden. Dit was het gevolg van het in vergelijking met de ons omringende landen stringente planologische beleid.
Naarmate de bevolking en de welvaart na de wederopbouw groeiden ontstond er een toenemende druk op de natuur. Stadsuitbreiding, industrialisatie, wegenaanleg, productieverhoging in de landbouw, ruilverkaveling, grote waterstaatswerken en militaire oefenterreinen gingen ten koste van het landschapsschoon en verarmden de flora en fauna zienderogen. Hoewel milieubederf geleidelijk werd erkend als gevaar voor de natuur, lag het argument voor natuurbehoud voorlopig nog altijd bij de recreatie. In de jaren zeventig werd de vrees voor het voortbestaan van de mens een overwegend motief om natuur en milieu te beschermen. Markante aanleidingen daarvoor waren het in 1972 verschenen rapport van de Club van Rome en de in 1973 uitgebroken eerste oliecrisis. Het jaar 1970 was overigens uitgeroepen tot internationaal natuurbeschermingsjaar.
Vanwege de toegenomen complexiteit differentieerde de overheid het brede beleidsveld natuur en landschap in een reeks beleidscategorieën, die voor het eerst uitgewerkt werden in de Structuurvisie Natuur en Landschap 1977.
De tijdgeest van democratisering werd ook zichtbaar bij de natuurbescherming. Tijdens een vergadering van de Vereniging voor Natuurmonumenten in 1969 gaven jongeren aan te willen participeren in de natuurbeschermingsorganisaties. In deze periode ontstonden actiegroepen die zich onder andere verenigden in de stichting Natuur en Milieu. De stichting kreeg subsidie van CRM en de provinciale milieufederaties; op basis van de werkgelegenheidsplannen 1978–1982 werden de subsidies zelfs duurzaam.
Het beheer van natuur en landschap werd in de jaren 1978–1981 versterkt doordat de sector participeerde in tijdelijke en structurele werkgelegenheidsplannen. In het kader van het Integraal Structuurplan Noorden des Lands 1978 werden belangrijke projecten inzake het herstel van landschapselementen in Noord-Nederland uitgevoerd. Duurzame arbeidsplaatsen voor natuur- en landschapsbeheer kwamen zowel beschikbaar door dit structuurplan als door het nationale arbeidsplaatsplan Kwartaire Sector en het werkgelegenheidsplan van Den Uyl-Van Thijn. Voor deze arbeidsplaatsen kwamen niet alleen de grote organisaties als Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Natuur en Milieu en de provinciale landschappen in aanmerking, maar ook Landschapsbeheer Nederland (voorheen LONL), de elf provinciale stichtingen landschapsbeheer en de stichting tot Behoud van particuliere Historische Buitenplaatsen.
Aan het begin van de jaren tachtig leidden milieuschandalen en agrarische overbemesting tot wezenlijke politieke belangstelling voor natuur en milieu. Het besef groeide dat de natuur van de kwetsbare zandgronden en hoogvenen reddeloos verloren was. In de Natuurverkenning 1977 werd al geconstateerd dat de milieudruk door verzuring, vermesting en verdroging te hoog was om de gewenste natuurdoelen te realiseren. Met grootschalige ingrepen als het plaggen van duinvalleien en met name heidevelden en het opschonen van vennen probeerde de rijksoverheid tijdelijk soelaas te bieden, totdat de milieucondities zodanig verbeterd zouden zijn dat de natuur in ieder geval binnen de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland weer voldoende stabiliteit zou krijgen. Zodoende kreeg het beleidsterrein er naast verwerving en beheer een nieuwe invalshoek bij: de ruimtelijke ordening.
2.6 De actoren op het beleidsterrein, voor zover hun selectielijsten in het BSD zijn opgenomen
De minister (mede-)verantwoordelijk voor natuur- en landschapsbeheer:
de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1945–1965)
de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1983)
Actoren onder de archiefzorg van de minister (mede-)verantwoordelijk voor natuur- en landschapsbeheer:
Boschraad (1945–1948)
Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) (1950–1970)
de Centrale Commissie voor de Natuurbescherming
de Commissie van advies bezwaarschriften particuliere cultuurtechnische werken
de Commissie Aankoop en Beheer Particuliere Natuurgebieden (1971–)
de Commissie voor de bezwaarschriften
de Commissie voor Natuur- en Milieueducatie
de Commissie voor de Opvoeding tot de Natuurbeschermingsgedachte (CBNE) / Commissie voor Natuurbeschermingseducatie (1951-)
de Commissie Waterwildreservaten IJsselmeer (CWIJ) (1944–)
de Interdepartementale Commissie Nationale Parken en Nationale Landschapsparken (Commissie Verhoeve) (1972–)
het Nationaal Agentschap van het Europees Informatiecentrum voor Natuurbescherming (1978–1982)
de Natuurbeschermingsraad (1967–)
de Natuurwetenschappelijke Commissie (NWC) (1946–)
de Provinciale Commissies Beheer Landbouwgronden (1982–)
het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN) (1969–)
Staatstoezicht op de Bosschen (1945–1947)
de Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL) (1946–1983)
Stuurgroep Economische en Financiële Problematiek Particuliere Natuurschoonwet Landgoederen (Stuurgroep N.S.W.-Landgoederen) (1975–)
Stuurgroep Inrichting Grevelingenbekken (Stuurgroep Grevelingen) (1972–)
de Stuurgroep Particuliere Natuurschoonwet-landgoederen (1979)
Toetsingscommissie(s) Natuurprijs (1945–)
de Voorlopige Commissie Nationale Parken (VCNP) (1980–)
de Voorlopige Natuurbeschermingsraad (1946–1968)
Actoren onder de archiefzorg van de minister van Buitenlandse Zaken:
de Coördinatiecommissie Internationale Milieuvraagstukken (CIM) (1971–)
de Coördinatiecommissie Ontwikkelingssamenwerking (COCOS) (1964–1997)
Actor onder de archiefzorg van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu:
de Rijksplanologische Commissie (1965–)
De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.
Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.
De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het NA.
De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (vernietigen), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoordingvan beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Naast de algemene criteria kunnen door de zorgdrager(s) en het Nationaal Archief, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, gezamenlijk beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).
Conform het Archiefbesluit 1995, art. 5, onder d 1° worden in het BSD de algemene criteria en eventuele beleidsterrein-specifieke criteria opgesomd om verantwoording te geven van de wijze waarop toepassing is gegeven aan het selectiebeleid.
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.
5. Verslag van de vaststellingsprocedure
In 2006 is het ontwerp-BSD door mw. De Pater van het Project Wegwerken Archiefachterstanden namens de betrokken zorgdragers aan destijds de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).
Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.
Vanaf 1 september 2006 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals bij de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 25 oktober 2006 bracht de RvC advies uit (arc-2006.02834/2), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.
Daarop werd het BSD op 7 november 2006 door de algemene rijksarchivaris namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Project Directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de minister van Buitenlandse Zaken (C/S&A/06/2917), de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (C/S&A/06/2918), de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S&A/06/2920) en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordering en Milieubeheer vastgesteld.
(X): Dit is het volgnummer van de handeling.
Dit nummer is overgenomen uit het RIO. Als het volgnummer van één of meerdere handelingen in het BSD afwijkt van het oorspronkelijke RIO-nummer, dan wordt deze vermeld in een concordans.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid.
In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.
Bijvoorbeeld:
Het voorbereiden, coördineren en bepalen van het beleid inzake geluidshinder.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Is geen specifiek beginjaar bekend dan wordt een beginjaar geschat, of 1945 – genoemd. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht, indien bekend. De grondslag kan op twee manieren worden vermeld.
• de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de ministeriële regeling;
• het betreffende artikel en lid daarvan;
• de vindplaats of bron;
• wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Bijvoorbeeld:
Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423), Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen in 1986 (Stb. 1986, 1)
• naam van de wet, de algemene Maatregel van bestuur, het Koninklijk Besluit of ministeriële regeling;
• het betreffende artikel en het lid daarvan.
De overige gegevens (vindplaats, wijzigingen of vervallen kunnen worden vermeld in een overzicht van geraadpleegde wetten)
Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2, Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid 3
NB: Met vindplaats wordt de vermelding in het staatsblad of staatscourant bedoeld. Het verdient de voorkeur de vindplaats van de grondslag op te nemen in het handelingenblok. Een andere mogelijkheid is de vindplaats in het overzicht van wet- en regelgeving te vermelden. Duidelijk moet zijn op welke versie van een wet- of regeling een handeling gebaseerd is.
Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron (interne regelgeving, beleidsnota’s) worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.
Product: Hier achter staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren.
Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct Toepassing is afhankelijk van de zorgdrager.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer (een onderdeel van) het handelingenblok toelichting behoeft.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn, zonodig aangevuld met een bewerkingsinstructie, bijvoorbeeld: ‘v 5 jaar na voltooiing project’.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
Dit overzicht is een beknopte versie van het overzicht in het RIO nr. 79 ‘Natuur- en landschapsbeheer en relatienotabeleid’.
7.1 De minister (mede-) verantwoordelijk voor natuur- en landschapsbeheer
de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1945–1965)
Het ministerie van Landbouw kreeg in de jaren dertig de verantwoordelijkheid over de Boswet en het Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer werd vanaf 1941 voor het aankopen van terreinen gesubsidieerd door het ministerie van OKW. In 1942 kwamen de ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) en van Nijverheid en Landbouw overeen dat OKW de vorming zou bekostigen van staatsnatuurmonumenten, die bij Staatsbosbeheer in eigendom en beheer werden gegeven. Ook SBB zelf kocht natuurgebieden aan, en daarnaast subsidieerde OKW op beperkte schaal de aankoop van natuurmonumenten door de Provinciale Landschappen.
In 1947 kwamen de departementen van OKW en Landbouw overeen dat natuurbescherming verder geheel onder OKW ging ressorteren, maar voor de uitvoering van beleid werd gebruik gemaakt van de diensten van SBB dat niettemin onderdeel bleef van Landbouw. Voor de aansturing van de natuurbeschermingsconsulenten en de landschapsconsulenten werd in 1948 de afdeling Natuurbescherming en Landschap bij Staatsbosbeheer opgericht, die financieel ten laste kwam van het ministerie van OKW. Staatsbosbeheer rapporteerde over het beheer in zijn jaarverslagen. In 1965 ging de afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) op in het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM). In 1982 werd dit pakket doorgegeven aan het ministerie van Landbouw.
Departementale organisatie van het beleidsterrein natuur- en landschapsbeheer:
1945–1947 Directoraat-Generaal Kunsten en Wetenschappen
Afdeling Oude Kunsten en Natuurbescherming
1947–1965 Afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming
de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1983)
Het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) heeft bestaan van 14 april 1965 (beëdiging van het kabinet-Cals) tot en met 4 november 1982 (ontslag verleend aan het kabinet Van Agt III). Sindsdien is het Ministerie van LNV zorgdrager voor de taken die CRM op dit beleidsterrein uitvoerde.
Na 1965 werden Natuurbescherming en Openluchtrecreatie samengevoegd tot de (hoofd)directie Natuurbescherming en Openluchtrecreatie (NBOR). In 1978 versterkte NBOR zijn beleidsmatige invloed op regionaal niveau door de instelling van inspecteurs NBOR, die leiding gaven aan de Natuurbeschermingsconsulenten en aan de Openluchtrecreatieconsulenten. De natuurbeschermingsconsulenten bleven binnen SBB belast met het beheer van de staatsnatuurmonumenten en de uitvoering van beheersregelingen.
De Natuurbeschermingswet stelde in 1968 de Natuurbeschermingsraad in, een nieuw algemeen adviescollege als opvolger van de sinds 1946 bestaande Voorlopige Natuurbeschermingsraad.
Departementale organisatie van het beleidsterrein natuur- en landschapsbeheer.
1965–1967 Directie Kunsten
Afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming
1967–1972 Directoraat-generaal voor Culturele Zaken
Afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming
1972–1977 Directoraat-generaal voor Volksontwikkeling en Recreatie
Directie Natuurbehoud en Openluchtrecreatie
Hoofdafdeling Natuur- en Landschapsbescherming
1977–1982 Directoraat-generaal voor Natuurbehoud, Recreatie en Media
Directie Natuurbehoud en Openluchtrecreatie
Hoofdafdeling Natuur- en Landschapsbescherming
Hoofdafdeling Openluchtrecreatie
1982 Directoraat-generaal voor Natuurbehoud, Recreatie en Media
Hoofddirectie Natuurbehoud en Openluchtrecreatie (NBOR)
Directie Natuur- en Landschapsbeheer (NLB)
Directie Openluchtrecreatie
7.2 Overige actoren onder de archiefzorg van de minister (mede-)verantwoordelijk voor natuur- en landschapsbeheer
Ingesteld in 1922 bij de wet betreffende de bosbouw (Stb. 1922, 349). Opgeheven in 1948. De Boschraad hield zich op de hoogte van alles wat van belang was voor de bosbouw alsmede voor het behoud van bossen en andere houtopstanden ter bewaring van het natuurschoon. O.g.v. de Natuurschoonwet uit 1928 werd de Boschraad belast met advisering bij de rangschikking van landgoederen. Tot 1947 gaf de raad de minister van Landbouw hierover advies; van 1947 tot en met 1948 adviseerde de Boschraad de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Centrale Commissie voor de Natuurbescherming
Commissie van advies bezwaarschriften particuliere cultuurtechnische werken
Commissie voor de bezwaarschriften
Sinds april 1940 bepaalde de Natuurbeschermingsbeschikking (Stcrt. 67) dat diensten van de ministeries van Economische Zaken, OKW en Sociale Zaken geen cultuurtechnische werken zouden ondernemen zonder een verklaring van geen bezwaar. Toen er na de bezetting een ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening (LVV) werd ingesteld, nam dit de uitvoering van de Natuurbeschermingsbeschikking dus over van EZ. Voorgenomen cultuurtechnische werken door diensten van LVV of Sociale Zaken (zoals ruilverkavelingen of werklozenprojecten) hadden dus een verklaring van geen bezwaar nodig. Wanneer de ministers de beslissing over een verklaring niet uitdrukkelijk aan zichzelf voorbehielden, waren de directeur en de houtvesters van Staatsbosbeheer bevoegd om de verklaring af te geven namens de ministers. Advies werd verstrekt door de Centrale Commissie voor de Natuurbescherming, een taak die in 1977 werd overgedragen aan de Commissie van advies bezwaarschriften particuliere cultuurtechnische werken en een jaar later aan de Commissie voor de bezwaarschriften (wijzigingen van de Natuurbeschermingsbeschikking: Stcrt. 1977, 69 en Stcrt. 1978, 181).
Commissie Aankoop en Beheer Particuliere Natuurgebieden
Ingesteld op verzoek van de toenmalige staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, op 23 februari 1971.
De commissie heeft tot taak de opstelling van een landelijk veiligstellingplan voor natuurgebieden.
de Commissie voor de Opvoeding tot de Natuurbeschermingsgedachte (CBNE) / Commissie voor Natuurbeschermingseducatie (1951–)
Ingesteld in 1951 door de minister van OKW op verzoek van de IUCN (International Union for the Conservation of Nature en Natural Resources).
Het doel van de Commissie is het scheppen van mogelijkheden voor de bevolking om actief deel te nemen. De commissie adviseert zowel overheids- als particuliere instellingen op het terrein van het natuur- en landschapsbeheer en stimuleert natuurbeschermingseducatie in samenwerking met de Commissie Educatie van de Internationale Unie voor Natuurbescherming. Sinds 1972 is de commissie bekend onder de naam Commissie voor Natuurbeschermingseducatie.
Commissie Waterwildreservaten IJsselmeer ( CWIJ)
Ingesteld bij brief van de secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming van 13 maart 1944. De commissie pleegt overleg over richtlijnen die ten aanzien van het reservaat zijn of worden opgesteld en over de maatregelen die getroffen moeten worden zodat deze richtlijnen in de praktijk op de meest doeltreffende manier worden nageleefd.
de Interdepartementale Commissie Nationale Parken en Nationale Landschapsparken (Commissie Verhoeve) (1972–)
Ingesteld in 1972 door staatssecretaris Vonhoff van het ministerie van CRM (Stcrt. 1972, 199). De Commissie adviseerde de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk inzake nationale parken en nationale landschapsparken.
Nationaal Agentschap van het Europees Informatiecentrum voor Natuurbescherming (1978–1982)
Het Nationaal Agentschap van het Europees Informatiecentrum voor Natuurbescherming (van de Raad van Europa) was in eerste instantie ondergebracht bij het Instituut voor Natuurbeschermingseducatie (het ‘agentschap’ was in 1967 – op initiatief van het ministerie van CRM – opgericht onder de naam ‘Voorlichtingscentrum voor Natuurbescherming’ en ondergebracht bij het IVN). De verwachting was namelijk, dat de werkzaamheden van het agentschap zich vooral in de educatieve richting zouden gaan ontwikkelen.
Later bleek dat de werkzaamheden van het agentschap zich vooral ontwikkelden in de richting van een ‘clearing house’-functie, waarbij informatieuitwisseling plaatsvindt omtrent het natuurbeschermingsbeleid in de lidstaten van de Raad van Europa. Om die reden werd het agentschap per 1 januari 1977 ondergebracht bij het ministerie van CRM.
de Natuurbeschermingsraad (1967–)
Ingesteld bij de Natuurbeschermingswet (Stb.1967, 572) als ruimer geïnstrueerde taakopvolger van de Voorlopige Natuurbeschermingsraad. De Raad heeft tot taak de minister van CRM te adviseren in zaken, die op natuurbescherming betrekking hebben. Tevens verricht de Raad werkzaamheden die door de minister van CRM zijn opgedragen.
In 1969 is de Natuurwetenschappelijke Commissie aan de raad toegevoegd. Tot 1982 is de raad onderdeel van het ministerie van CRM.
de Natuurwetenschappelijke Commissie (NWC) (1946–)
Voorloper van deze commissie is de in 1934 ingestelde Commissie van Advies inzake Natuurmonumenten van het Staatsbosbeheer, beter bekend als de commissie-Weevers. Deze had de taak Staatsbosbeheer te adviseren bij het beheer van natuurgebieden en gebieden aan te merken die bescherming verdienen vanwege hun grote waarde voor natuur en landschap. In 1933 is de adviserende taak uitgebreid tot de door de overheid gesubsidieerde ontginningsprojecten. Bij Koninklijk Besluit, ondertekend door de minister van CRM, van 17 mei 1946 (Stb. 5) heeft de NWC haar werkzaamheden voortgezet als commissie voor de Voorlopige Natuurbeschermingsraad; bij Beschikking van de Minister van CRM van 25 oktober 1968 is deze commissie geinstalleerd als permanente commissie van de Natuurbeschermingsraad.
de Provinciale Commissies Beheer Landbouwgronden (1982–)
Ingesteld bij instellingsbeschikking (Stcrt. 1982, 236)
De Provinciale Commissies bestaan uit elf leden.
het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN) en Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO) (1969– )
Ingesteld door de minister van Landbouw en Visserij en de minister van CRM (Stcrt. 1969, 176). Het instituut is een samenvoeging van het Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud (RIVON) en de Stichting Instituut voor Toegepast Biologisch Onderzoek in de Natuur (ITBON). Taak van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer is het verrichten van onderzoek ten behoeve van het natuurbeheer, het natuurbehoud en het behoud van de natuurlijke hulpbronnen. Later kreeg het instituut de naam Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO). IBN-DLO was een van de 12 onderzoeksinstituten van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) van het Ministerie van LNV. Op 1 januari 2000 fuseerde IBN-DLO met SC-DLO (Staring Centre) en AB-DLO DLO-Instituut voor Agrobiologisch en Bodemvruchtbaarheidsonderzoek) en vormde zo Alterra, een kennisinstituut voor de groene leefomgeving (www.alterra.wur.nl). Alterra maakt deel uit van de Universiteit Wageningen.
Staatstoezicht op de Bosschen (1945–1947)
Ingesteld door de minister van OKW in 1945. Opgeheven in 1947. O.g.v. de Natuurschoonwet adviseerde het Hoofd van het Staatstoezicht op de Bosschen de betrokken ministers over de rangschikking van een onroerend goed als NSW-landgoed.
de Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL) (1946–1983)
Opgericht in 1946 en opgeheven in 1983.
Doel: de bevordering van het uit oogpunt van algemeen belang meest gewenste gebruik van de grond. Vanaf 1946 tot 1982 was de stichting belast met het kopen en verkopen van gronden in het belang van de natuurbescherming.
Stuurgroep Economische en Financiële Problematiek Particuliere Natuurschoonwet-Landgoederen (Stuurgroep N.S.W.- Landgoederen)
Ingesteld op verzoek van de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 2 oktober 1975.
De stuurgroep heeft tot taak:
1. Het formuleren van een onderzoeksopdracht aan een nog nader aan te wijzen instelling, die de opdracht krijgt de urgentie en grootte van de financiële en fiscale problematiek van particulier-landgoedeigenaren te onderzoeken;
2. De keuze van de instelling, welke de opdracht tot het onderzoek zal krijgen, alsmede het verstrekken van de opdracht;
3. Het begeleiden van het desbetreffende onderzoek;
4. Het geven van beleidsaanbevelingen na evaluatie van het uit te brengen rapport.
Stuurgroep Inrichting Grevelingenbekken (Stuurgroep Grevelingen)
Ingesteld bij beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 juli 1972.
De stuurgroep heeft het begeleiden en coördineren van de werkzaamheden tot inrichting van het Grevelingenbekken tot taak.
de Stuurgroep Particuliere Natuurschoonwet-landgoederen (1979)
Ingesteld door de minister van CRM (Stb. 1979, 54).
Ze heeft als doel het begeleiden van de maatregelen die zijn genomen ten aanzien van de duurzame instandhouding van de cultuurhistorische, natuurwetenschappelijke, landschappelijke en recreatieve waarden van landgoederen. Daarnaast kan de stuurgroep voorstellen doen aan de betrokken ministers inzake onder andere de financiële en economische problematiek van particuliere landgoederen.
Toelichtingscommissie natuurprijs (1945–)
Ingesteld door de minister van OKW. Om de aandacht voor het natuur- en landschapsbeheer te stimuleren kan de minister (aanmoedigings-) prijzen geven voor uitstekende prestaties. Voorbeeld van zo’n toetsingscommissie is de Beoordelingscommissie gemeentelijke natuurprijs. De toetsingscommissies stellen vast wie een aanmoedigingsprijs krijgt op het gebied van natuur- en landschapsbeheer.
de Voorlopige Commissie Nationale Parken (VCNP) (1980–)
Ingesteld door de minister van CRM (Stcrt. 1980, 216).
De commissie heeft als taak de minister gevraagd of ongevraagd advies te geven over de instelling van nationale parken, de inrichting en het beheer van nationale parken, de aanwending van financiële middelen en de ruimtelijke aspecten met betrekking tot nationale parken.
de Voorlopige Natuurbeschermingsraad (1946–1968)
Ingesteld bij Stcrt. 1946, 112, onder meer als taakopvolger van de Commissie van advies inzake de natuurmonumenten van het Staatsboschbeheer (ingesteld 19-2-1934). Toen de Natuurbeschermingswet in werking trad in 1968, werd de raad opgevolgd door de Natuurbeschermingsraad.
7.3 Actoren onder de archiefzorg van de minister van Buitenlandse Zaken
de Coördinatiecommissie Internationale Milieuvraagstukken (CIM) (1971–)
De CIM is in 1971 door de minister van Algemene Zaken opgericht (oktober 1971/ TK 11539). De ambtelijke interdepartementale coördinatie betreft de totstandkoming van internationaal milieubeleid, de taakverdeling tussen de verschillende organisaties die zich met milieuvraagstukken bezig houden, de standpunten van de Nederlandse delegaties naar de verschillende internationale organisaties en de Nederlandse standpunten in bilateraal verband.
de Coördinatiecommissie Ontwikkelingssamenwerking (COCOS)(1964–1997)
In 1964 is de COCOS door de minister van Buitenlandse Zaken opgericht (oktober 1964/ TK 152609). De COCOS heeft als taak het voorbereiden van besluitvorming inzake ontwikkelingssamenwerking, schuldenproblematiek ontwikkelingslanden, etc.
7.4 Actor onder de archiefzorg van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
de Rijksplanologische Commissie (RPC) (1965–)
De Rijksplanologische Commissie (RPC) bereidt als ambtelijk voorportaal de kabinetsbesluiten voor op het terrein van ruimtelijke ordening, verkeer- en vervoer, vitaal platteland, ruimtelijk economisch beleid, natuurbeleid, water en wonen en, samen met de Rijksmilieuhygiënische Commissie (RMC), externe veiligheid. Wanneer de minister van LNV een gebied wil aanwijzen als beschermd natuurgebied, is daarbij advies vereist van o.m. deze commissie. Datzelfde geldt bij vergunningverlening voor bepaalde activiteiten in zo’n gebied; beide soorten adviezen zijn terug te voeren op de Natuurbeschermingswet van 1967. De RPC valt onder de archiefzorg van het ministerie van VROM.
8.1 Actor: de minister (mede) verantwoordelijk voor natuur- en landschapsbeheer
8.1.1 Beleid, advisering, onderzoek en verantwoording
Handeling: Het formuleren en evalueren van beleidsstandpunten inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Opmerking: Zie voor het opstellen van Planologische Kernbeslissingen (PKB) het Pivot-rapport Ruimtelijke Ordening.
Waardering: B 1, 2
Handeling: Het deelnemen aan commissies, werkgroepen, advies- en overlegorganen inzake natuur- en landschapsbeheer waarvan de minister noch het voorzitterschap, noch het secretariaat uitoefent maar waarin de minister wel vertegenwoordigd is
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het instellen en opheffen van vaste adviescommissies inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Opmerking: Algemene adviescolleges op het onderhavige beleidsterrein:
– Centrale Commissie voor de Natuurbescherming,
– Voorlopige Natuurbeschermingsraad (1946-1967),
– Natuurbeschermingsraad (1968-)
Waardering: B 4
Handeling: Het instellen en opheffen van ad-hoc adviescommissies en werkgroepen inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen, schorsen of ontslaan van de (adviserende) leden van adviescommissies inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Opmerking: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Grondslag: o.a. Natuurbeschermingswet, art. 3, lid 2 en 3 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het goedkeuren van de werkwijze van commissies op het terrein van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het aanwijzen van personen die ambtshalve lid zijn van de Voorlopige Natuurbeschermingsraad
Periode: 1946–1967
Opmerking: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige Natuurbeschermingsraad, art. 2, lid 3 (Stcrt. 1946, 112)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van de bezoldiging of toelage voor de (adjunct-)secretaris van de (Voorlopige) Natuurbeschermingsraad en het uitkeren daarvan
Periode: 1946–1983
Opmerking: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige Natuurbeschermingsraad, art. 3, lid 4 (Stcrt. 1946, 112); Natuurbeschermingswet, art. 4 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verstrekken van onkostenvergoedingen en vacatiegelden aan de leden van de (Voorlopige) Natuurbeschermingsraad en zijn commissies en aan de (adjunct-)secretarissen
Periode: 1946–1983
Opmerking: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige Natuurbeschermingsraad, art. 3, lid 4 (Stcrt. 1946, 112); Natuurbeschermingswet, art. 4 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het toevoegen van één of meer adjunct-secretarissen aan de Natuurbeschermingsraad
Periode: 1968–1983
Opmerking: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 3, lid 5 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van aanvullende bepalingen omtrent de werkwijze van de Natuurbeschermingsraad
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 3, lid 8 (Stb. 1967, 572)
Waardering: B 4
Handeling: Het instellen en opheffen van onderzoeksinstellingen inzake natuurbeheer- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Product: Instellingsbeschikking Rijksinstituut voor Natuurbeheer (Stcrt. 1969, 176)
Waardering: B 4
Handeling: Het vaststellen van onderzoeksprogramma’s inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1969–1983
Grondslag: Instellingsbeschikking Rijksinstituut voor Natuurbeheer, art. 3 (Stcrt. 1969, 176)
Opmerking: Deze beslissing wordt door de minister van Landbouw en Visserij en de minister van CRM gezamenlijk genomen, op basis van een advies van de programmacommissie van het RIN.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van intern (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 5: onderzoeksopdracht en een exemplaar van het eindproduct
Overige neerslag: V, 10 jaar na afronding onderzoek
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden van extern (wetenschappelijk) onderzoek inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar na afronding
Handeling: Het formuleren van opdrachten en het vaststellen van eindrapportages van extern (wetenschappelijk) onderzoek inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van intern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende natuur- en landschapsbeheer.
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het financieren van extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende natuur- en landschapsbeheer.
Periode: 1945–1983
Product: rekeningen, declaraties
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het (op aanvraag) verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het beleidsterrein natuur- en landschapsbeheer.
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 7 jaar
Verantwoording, bezwaar en beroep
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 3
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 3
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 3
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen inzake natuur- en landschapsbeheer en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratiefrechtelijke organen
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voeren van verweer bij de Raad van State inzake besluiten krachtens de Natuurbeschermingswet
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 19 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van de Natuurschoonwet 1928
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van aanschrijvingen en circulaires die betrekking hebben op de Natuurschoonwet 1928
Periode: 1945–1983
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van de Natuurbeschermingswet
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van aanschrijvingen en circulaires die betrekking hebben op de Natuurbeschermingswet
Periode: 1968–1983
Waardering: B 5
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de opstelling, wijziging en intrekking van de Wet deelneming Grevelingen
Periode: ca. 1981–1983
Opmerking: behandeling van het wetsvoorstel in de Staten-Generaal begon in 1981
Waardering: B 1
Handeling: Het (mede-)voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur betreffende natuur- en landschapsbeheer, gebaseerd op wetgeving die het beleidsterrein overstijgt.
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van ‘zelfstandige’ ministeriële regelingen betreffende natuur- en landschapsbeheer.
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Bevordering instandhouding landgoederen (Natuurschoonwet 1928)
Handeling: Het rangschikken van onroerende goederen als NSW-landgoed of het intrekken van de rangschikking
Periode: 1945–1983
Grondslag: Natuurschoonwet 1928, art. 2, lid 2 en art. 3, lid 2 (Stb. 1928, 63)
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van voorwaarden inzake de velling van bossen of andere houtopstanden die behoren tot een NSW-landgoed
Periode: 1945–1983
Grondslag: Natuurschoonwet 1928, art. 3, lid 2 onder d (Stb. 1928, 63)
Waardering: V, 50 jaar
Handeling: Het controleren of NSW-landgoederen nog voldoen aan de voorwaarden tot rangschikking en het toetsen van door landgoedeigenaren voorgenomen verrichtingen
Periode: 1945–1983
Grondslag: Natuurschoonwet 1928, art. 3, lid 2 (Stb. 1928, 63)
Waardering: V, 25 jaar
Stukken bij beleidsdirectie verantwoordelijk voor natuurbeheer V, 50 jaar
Handeling: Het goedkeuren van de regels voor openstelling voor het publiek van een NSW-landgoed
Periode: 1945–1983
Grondslag: Natuurschoonwet 1928, art. 7 (Stb.1928, 63, zoals gewijzigd bij (Stb. 1956, 362)
Waardering: V, 25 jaar
Stukken bij beleidsdirectie verantwoordelijk voor natuurbeheer V, 50 jaar
Handeling: Het beslissen of een landgoed na successie, schenking of overdracht nog volgens de goedgekeurde regels is opengesteld voor het publiek
Periode: 1979–1983
Grondslag: Natuurschoonwet 1928, art. 8 (Stb.1928, 63, zoals gewijzigd bij (Stb. 1956, 362)
Waardering: B 5
Handeling: Het aanwijzen van een gebied als beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument dan wel het intrekken van die aanwijzing
Periode: 1945–1983
Grondslag: (sinds 1968:) Natuurbeschermingswet, art. 7, lid 1, art. 11, lid 1 en art. 21, lid 1 (Stb. 1967, 572)
Waardering: B 5
Handeling: Het toekennen van een schadevergoeding aan belanghebbenden die, ten gevolge van de aanwijzing van een beschermd natuurmonument of de weigering een vergunning te verlenen, op niet-redelijke wijze geschaad worden
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 18, lid 1 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 10 jaar
Stukken m.b.t. Waddenzee V, 20 jaar
Stukken bij beleidsdirectie verantwoordelijk voor natuurbeheer V, 50 jaar
Handeling: Het opstellen van een wetsvoorstel tot onteigening van een onroerend goed in het belang van het natuurbeheer
Periode: 1959–1983
Grondslag: Onteigeningswet, art. 142 (Stb. 1851, 125, zoals laatstelijk gewijzigd bij Stb. 1959, 23)
Waardering: B 5
Handeling: Het verbieden van handelingen die het karakter aantasten van een natuurgebied dat de staat voornemens is te onteigenen, dan wel het intrekken of verlengen van dat verbod
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 31 (Stb. 1967, 572)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van ontheffingen inzake handelingen die verboden zijn in een natuurgebied dat de staat voornemens is te onteigenen
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 31, lid 3 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 50 jaar
Grondverwerving natuurgebieden
Handeling: Het beslissen over de aankoop, verkoop of ruil van gronden in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Stichting beheer landbouwgronden 1946 t/m 1982. Overzicht van 37 jaar activiteiten op het landelijk gebied
Waardering: B 5
Handeling: Het uitvoeren van aankoop-, verkoop- en ruiltransacties van gronden in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1965
Bron: Stichting beheer landbouwgronden 1946 t/m 1982. Overzicht van 37 jaar activiteiten op het landelijk gebied
Opmerking: Deze handeling omvat o.a. het aanwijzen van een driemanschap dat gronden taxeert en het (laten) taxeren van gronden. Tussen 1946-1982 uitgevoerd door Stichting Beheer Landbouwgronden en sinds 1983 door Bureau Beheer Landbouwgronden; vanaf 1945 tevens uitgevoerd door Staatsbosbeheer.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen aan gemeenten voor de verwerving van natuurgebieden
Periode: 1945–1970
Bron: Interview
Waardering: V, 20 jaar
Overheidsbeheer van staatsnatuurmonumenten en andere natuurterreinen
Handeling: Het voorbereiden van het beleid inzake het beheer van staatsnatuurmonumenten en andere natuurterreinen
Periode: 1945–1983
Bron: Rijksbegrotingen
Waardering: B 5
Handeling: Het aangaan van zakelijke rechten met betrekking tot staatsnatuurmonumenten en andere natuurterreinen
Periode: 1945–1983
Bron: Rijksbegrotingen
Opmerking: bijv. erfpacht, opstal en erfdienstbaarheden
Waardering: B 5
Handeling: Het aangaan van relatieve rechten met betrekking tot staatsnatuurmonumenten en andere natuurterreinen
Periode: 1945–1983
Bron: Rijksbegrotingen
Opmerking: bijv. huur, pacht, jacht- en visrecht en ingebruikgeving
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: Het opstellen van beheersplannen voor staatsnatuurmonumenten en andere natuurterreinen
Periode: 1945–1983
Bron: Rijksbegrotingen
Opmerking: bijv. huur, pacht, jacht- en visrecht en ingebruikgeving
Waardering: B 5
Handeling: Het exploiteren en onderhouden van staatsnatuurmonumenten en andere natuurterreinen
Periode: 1945–1983
Bron: Rijksbegrotingen
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: Het geven van voorlichting over de instandhouding en het onderhoud van staatsnatuurmonumenten en andere natuurterreinen
Periode: 1945–1983
Bron: Rijksbegrotingen
Waardering: B 5: Eén exemplaar van het gedrukte voorlichtingsmateriaal
V, 5 jaar overige stukken
Achterstallig onderhoud historische tuinen, parken en buitenplaatsen
Handeling: Het opstellen van bijdrageregelingen voor het opheffen van achterstallig onderhoud in historische parken, tuinen en buitenplaatsen
Periode: 1981–1983
Product: Regeling Subsidiëring achterstallig onderhoud historische parken en tuinen van buitenplaatsen en landgoederen in 1981 (Stcrt. 1981, 29), Regeling Subsidiëring achterstallig onderhoud historische parken en tuinen van buitenplaatsen en landgoederen in 1982 (Stcrt. 1982, 56)
Waardering: B 5
Handeling: Het periodiek vaststellen van bijdragen voor het opheffen van achterstallig onderhoud in historische parken, tuinen en buitenplaatsen
Periode: 1981–1983
Grondslag: Subsidiëring achterstallig onderhoud historische parken en tuinen van buitenplaatsen en landgoederen in 1981 (Stcrt. 1981, 29), Regeling Subsidiëring achterstallig onderhoud historische parken en tuinen van buiten plaatsen en landgoederen in 1982 (Stcrt. 1982, 56)
Waardering: V, 10 jaar
Aanschaf, instandhouding en beheer natuurgebieden door niet-overheidorganisaties
Handeling: Het vaststellen van een beheersplan voor (een deel van) een beschermd natuurmonument en het aan eigenaren en gebruikers vergoeden van kosten en lasten die daaruit voor hen resulteren
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 14 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 10 jaar (bij beleidsdirectie verantwoordelijk voor natuurbeheer na 50 jaar)
Handeling: Het goedkeuren van beheersplannen voor natuurgebieden
Periode: 1977–1983
Grondslag: Beschikking natuurbijdragen, art. 6, lid 2 (Stcrt. 1976, 182, zoals gewijzigd bij Stcrt.1976, 256)
Opmerking: In deze periode is deze handeling tevens door Staatsbosbeheer uitgevoerd.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van (bijdragen)regelingen inzake de aanschaf, het instandhouden en het beheer van natuurterreinen
Periode: 1976–1983
Product: Beschikking natuurbijdragen (Stcrt. 1976, 182, zoals gewijzigd bij Stcrt. 1976, 256)
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van nadere regels inzake de aanschaf, het instandhouden en het beheer van natuurgebieden
Periode: 1976–1983
Grondslag: Beschikking natuurbijdragen, art. 6, lid 1 (Stcrt. 1976, 182, zoals gewijzigd bij Stcrt. 1976, 256)
Product: Richtlijnen voor beheersplannen, projectenlijsten van tbo’s
Opmerking: In deze periode is deze handeling tevens door Staatsbosbeheer uitgevoerd.
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van nadere regels aan de inrichting en organisatie van instellingen die bijdragen ontvangen in het kader van de aanschaf, het instandhouden en beheer van natuurgebieden
Periode: 1976–1983
Waardering: B 5
Handeling: Het toekennen of intrekken van (bijzondere) bijdragen aan de eigenaren en/of gebruikers van natuurgebieden voor de aanschaf, het instandhouden en het beheer
Periode: 1976–1983
Grondslag: Beschikking natuurbijdragen, art. 6, lid 3 (Stcrt. 1976, 182, zoals gewijzigd bij Stcrt. 1976, 256)
Opmerking: – de handeling omvat tevens aanwijzingen inzake het beheer door eigenaars of gebruikers, of goedkeuring van een tbo-project;
– In deze periode is deze handeling tevens door Staatsbosbeheer uitgevoerd.
Waardering: V, 10 jaar
Vergunning- en ontheffingverlening Natuurbeschermingswet
Handeling: Het verlenen van vergunningen voor het verrichten van handelingen die schadelijk zijn voor het natuurschoon of voor de natuurwetenschappelijke betekenis van natuurmonument of die een beschermd natuurmonument ontsieren
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 12, lid 1 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 5 jaar
Stukken m.b.t. Waddenzee V, 20 jaar
Stukken bij beleidsdirectie verantwoordelijk voor natuurbeheer V, 50 jaar
Handeling: Het verlenen van ontheffingen inzake het verbod een beschermd (staats-)natuurmonument te verontreinigen, planten te verwijderen, dieren te verontrusten of schade aan de natuur aan te brengen
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet , art. 16, lid 2 onder c en art. 21, lid 4 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 5 jaar
Stukken m.b.t. Waddenzee V, 20 jaar
Stukken bij beleidsdirectie verantwoordelijk voor natuurbeheer V, 50 jaar
Verklaring van geen bezwaar cultuurtechnische werken
Handeling: Het in het kader van de natuurbescherming opstellen van een verklaring van geen bezwaar inzake de bouw van een cultuurtechnisch werk
Periode: 1945–1983
Grondslag: Natuurbeschermingsbeschikking, artt. 1–3 en 8–17 (Stcrt. 1940, 67, gewijzigd bij Stcrt. 1977, 69 en Stcrt. 1978, 181)
Opmerking: – in deze periode werd deze handeling gezamenlijk uitgevoerd door de minister van CRM en de minister van Landbouw en Visserij;
– de verklaring kan namens de minister(s) worden afgeven door de directeur SBB of door houtvesters
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het instellen van een aanmoedigingsprijs inzake natuur- en landschapsbeheer, het opstellen van criteria en het instellen van beoordelingscommissies
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 5
Handeling: Het formuleren en evalueren van meerjaren- of kaderplannen inzake natuureducatie
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1, 2
Handeling: Het opstellen en evalueren van ontwikkelings- of projectplannen inzake natuureducatie
Periode: 1945–1983
Waardering: B 5
Handeling: Het coördineren van de uitvoering van programma’s en projecten inzake natuureducatie
Periode: 1945–1983
Bron: Advies inzake een beleidsplan voor de educatie betreffende het natuurlijke milieu en het waardevolle cultuurlandschap: de stand van zaken na drie jaren (Ed. CNB / 1978)
Opmerking: – samen met de commissie Natuur- en Milieueducatie. Eventueel in samenwerking met andere ministers en provinciale overheden;
– de handeling kan tevens betrekking hebben op het subsidiëren van organisaties die uitvoering geven aan projecten en ontwikkelingsplannen inzake natuureducatie
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen en evalueren van meerjarenplannen inzake de voorlichting op het beleidsterrein natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Product: bedrijfseconomisch voorlichtingsplan, beleidskader communicatie
Waardering: B 1, 2
Handeling: Het opstellen van een jaarprogrammering inzake de voorlichting op het beleidsterrein natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen en evalueren van een communicatieplan voor een onderwerp op het beleidsterrein natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Product: communicatieplan bos en natuur
Waardering: B 5
Handeling: Het geven van opdrachten tot het vervaardigen van voorlichtingsmiddelen inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 5: Eén exemplaar van het gedrukte voorlichtingsmateriaal
V, 5 jaar overige stukken
Handeling: Het organiseren van congressen, conferenties en andere speciale bijeenkomsten die betrekking hebben op het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Opmerking: de handeling omvat o.a. het uitnodigen van sprekers, het opstellen van de congresprotocollen, etc.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het verrichten van (opinie-)onderzoek naar de mening van de bevolking of een doelgroep inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 5: rapporten
V 5 jaar overige stukken
Handeling: Het redigeren en publiceren van tijdschriften die betrekking hebben op het beleidsterrein natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 5: Eén exemplaar van elk gepubliceerd tijdschrift
V, 5 jaar overige stukken
Aanduiding en afsluiting beschermde natuurmonumenten
Handeling: Het vaststellen en (laten) aanbrengen van de kentekens die een beschermd natuurmonument aanduiden
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 15 (Stb. 1967, 572)
Waardering: V, 50 jaar
Handeling: Het (gedeeltelijk) afsluiten van een beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 15, 17 en 21, lid 5 (Stb. 1967, 572)
Opmerking: art. 17 fungeert als juridische basis om de toegang tot een bepaald water te verbieden. Bij het verbod om zich op een bepaald terrein te bevinden kan de minister verwijzen naar het Wetboek van Strafrecht.
Waardering: B 5
Aanwijzing bevoegdheid tot betreding van natuurterreinen
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die bevoegd zijn tussen zonsopgang en zonsondergang alle beschermde natuurgebieden te betreden
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 30 en 5 (Stb. 1967, 272)
Product: Beschikking controleurs Natuurbeschermingswet (Stcrt. 1974, 147)
Opmerking: art. 17 fungeert als juridische basis om de toegang tot een bepaald water te verbieden. Bij het verbod om zich op een bepaald terrein te bevinden kan de minister verwijzen naar het Wetboek van Strafrecht.
Waardering: V, 10 jaar na intrekken aanwijzing
Handeling: Het vaststellen van een model van een legitimatiebewijs voor ambtenaren die bevoegd zijn tussen zonsopgang en zonsondergang alle beschermde natuurgebieden te betreden
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 30 en 5 (Stb. 1967, 272)
Product: Beschikking controleurs Natuurbeschermingswet (Stcrt. 1974, 147)
Opmerking: art. 17 fungeert als juridische basis om de toegang tot een bepaald water te verbieden. Bij het verbod om zich op een bepaald terrein te bevinden kan de minister verwijzen naar het Wetboek van Strafrecht.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
8.1.4 Handhaving en monitoring
Handeling: Het aanwijzen van toezichthouders en opsporingsambtenaren ten behoeve van de naleving van de wet- en regelgeving inzake het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Grondslag: (sinds 1968:) Natuurbeschermingswet, art. 28, lid 1 (Stb. 1967, 272)
Product: Beschikking aanwijzing opsporingsambtenaren Natuurbeschermingswet (Stcrt. 1984, 169)
Opmerking: de Natuurbeschermingswet bevestigt de algemene opsporingsbevoegdheid van de personen die daartoe aangewezen zijn bij het Wetboek van Strafvordering, zoals de ambtenaren van de invoerrechten en accijnzen.
Waardering: B 5
Handeling: Het opzetten en evalueren van inspectieprojecten inzake de naleving van de wet- en regelgeving inzake het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 5
Handeling: Het op kosten van de overtreder doen wegnemen, beletten, verrichten of in vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met de Natuurbeschermingswet wordt gehouden, gemaakt, ondernomen, nagelaten of weggenomen
Periode: 1968–1983
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 29, lid 1 (Stb. 1967, 272)
Waardering: V, 20 jaar
Stukken bij beleidsdirectie verantwoordelijk voor natuurbeheer: V, 50 jaar
Handeling: Het (mede) ontwerpen van systemen inzake het monitoren van de toestand van de natuur in Nederland
Periode: 1945–1983
Waardering: B 2
Handeling: Het (laten) opzetten en onderhouden van systemen inzake het monitoren van de toestand van de natuur in Nederland
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het (laten) monitoren van de toestand van de natuur in Nederland
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van overzichten van de gegevens welke zijn verkregen door het monitoren van de toestand van de natuur in Nederland
Periode: 1945–1983
Waardering: B 2
Nationale voorbereiding internationaal overleg
Handeling: Het formuleren van beleidsstandpunten inzake internationaal natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het departementaal voorbereiden van verdragen die betrekking hebben op natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Product: Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, etc. (Ramsar, 1971), Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu in Europa (Bern 1979)
Opmerking: overleg op basis van eenmaal tot stand gekomen verdragen valt onder de handelingen 149 t/m 154
Waardering: B 1
Handeling: Het inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens overleg van de Coördinatiecommissie Internationale Milieuvraagstukken (CIM)
Periode: 1970–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens bijeenkomsten in het kader van de Coördinatie Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COCOS)
Periode: 1970–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens overleg in het kader van de Coördinatie Commissie Verenigde Naties (COCO-VNGO)
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het uitwisselen van kennis inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens internationale (ad hoc) conferenties en symposia
Periode: 1945–1983
Product: verslagen van conferenties en themabijeenkomsten, folders, conferentiemappen
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voeren van niet-geformaliseerd bilateraal en multilateraal overleg inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Opmerking: heeft betrekking op informeel overleg
Waardering: B 1
Handeling: Het voeren van geformaliseerd bilateraal overleg inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens bijeenkomsten in het kader van de Verenigde Naties
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens bijeenkomsten in het kader van de IUCN
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens bijeenkomsten in het kader van de Ramsar-conventie
Periode: ca. 1970–1983
Grondslag: Overeenkomst van Ramsar (Trb. 1975, 84)
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens bijeenkomsten in het kader van de Benelux
Periode: ca. 1975–1983
Grondslag: Benelux-overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming (Trb. 1982, 97)
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen en standpunten inzake natuur- en landschapsbeheer tijdens bijeenkomsten in het kader van het Verdrag van Bern
Periode: ca. 1975–1983
Grondslag: Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa (Trb. 1980, 60)
Waardering: B 1
Verplichtingen krachtens internationale afspraken
Handeling: Het notificeren van internationale organen of andere landen over de situatie in Nederland inzake het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1967–1983
Grondslag: Verdragen (o.a. Verdrag van Ramsar, art. 3, lid 2)
Waardering: B 5
Opmerking: de notificaties kunnen bijv. betrekking hebben op de aantasting van het ecologische karakter van een op Nederlands grondgebied gelegen aangewezen natuurgebied
8.2. Overige actoren onder de archiefzorg van de minister (mede-) verantwoordelijk voor natuur- en landschapsbeheer
Handeling: Het adviseren van de betrokken ministers inzake de rangschikking van een onroerend goed als NSW-landgoed
Periode: 1945–1948
Grondslag: Natuurschoonwet, art. 3
Waardering: B 5
8.2.2 Actor: Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL)
Handeling: Het verlenen van bijdragen aan gemeenten voor de verwerving van natuurgebieden
Periode: 1950–1970
Bron: Interview
Waardering: V, 15 jaar
8.2.3 Actor: Commissie Aankoop en Beheer Particuliere Natuurgebieden
Handeling: Het opstellen van een landelijk veiligstellingsplan voor natuurgebieden
Periode: 1971–
Grondslag: Verzoek staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk op 23 februari 1971
Waardering: B 1
8.2.4 Actor: Centrale Commissie voor de Natuurbescherming
Handeling: Het adviseren van de betrokken ministers inzake het opstellen van verklaringen van geen bezwaar met betrekking tot de bouw van een cultuurtechnisch werk
Periode: 1945–1977
Grondslag: Natuurbeschermingsbeschikking, art. 4
Waardering: V, 10 jaar
8.2.5 Actor: Commissie van advies bezwaarschriften particuliere cultuurtechnische werken
Handeling: Het adviseren van de betrokken ministers inzake het opstellen van verklaringen van geen bezwaar met betrekking tot de bouw van een cultuurtechnisch werk
Periode: 1977–1978
Grondslag: Natuurbeschermingsbeschikking, art. 4
Waardering: V, 10 jaar
8.2.6 Actor: Commissie voor de bezwaarschriften
Handeling: Het adviseren van de betrokken ministers inzake het opstellen van verklaringen van geen bezwaar met betrekking tot de bouw van een cultuurtechnisch werk
Periode: 1978–
Grondslag: Natuurbeschermingsbeschikking, art. 4
Waardering: V, 10 jaar
8.2.7 Actor: Commissie voor Natuur- en Milieueducatie
Handeling: Het coördineren van de uitvoering van programma’s en projecten inzake natuureducatie
Periode: 1945–
Bron: Advies inzake een beleidsplan voor de educatie betreffende het natuurlijke milieu en het waardevolle cultuurlandschap: de stand van zaken na drie jaren (Ed. CNB / 1978)
Opmerkingen: Eventueel in samenwerking met andere ministers en provinciale overheden.
De handeling kan tevens betrekking hebben op het subsidiëren van organisaties die uitvoering geven aan projecten en ontwikkelingsplannen inzake natuureducatie.
Waardering: V, 10 jaar
8.2.8 Actor: Commissie voor de Opvoeding tot de Natuurbeschermingsgedachte / Commissie voor Natuurbeschermingseducatie (CBNE)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het opstellen en evalueren van plannen op het terrein van de natuureducatie
Periode: 1951–1991
Bron: International Union for the Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN)
Advies inzake een beleidsplan voor de educatie betreffende het natuurlijke milieu en het waardevolle cultuurlandschap: de stand van zaken na drie jaren (Ed. CNB / 1978)
Opmerkingen: De IUCN is een verdrag uit 1948; zie verder hoofdstuk 6.
In 1991 werd de commissie onderdeel van de Natuurbeschermingsraad.
Waardering: B 1
8.2.9 Actor: Commissie Waterwildreservaten IJsselmeer (CWIJ)
Handeling: Het voeren van overleg over richtlijnen die ten aanzien van het reservaat zijn of worden opgesteld en over de maatregelen die getroffen moeten worden zodat deze richtlijnen op de meest doeltreffende manier worden nageleefd.
Periode: 1944–
Grondslag: Brief van de secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming van 13 maart 1944
Waardering: V, 10 jaar na vervallen of wijziging richtlijnen
8.2.10 Actor: Interdepartementale Commissie Nationale Parken en Nationale Landschapsparken (Commissie Verhoeve)
Handeling: Het adviseren van de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk inzake nationale parken en nationale landschapsparken
Periode: 1972–
Product: Adviezen
Grondslag: Stcrt. 12 oktober 1972, nr.199 houdende mededeling inzake de installatie door staatssecretaris Vonhoff van de Commissie Nationale Parken en Landschapsparken
Waardering: B 1
8.2.11 Actor: Nationaal Agentschap van het Europees Informatiecentrum voor Natuurbescherming
Handeling: Het uitwisselen van informatie betreffende het natuurbeschermingsbeleid met de andere lidstaten van de Raad van Europa.
Periode: 1977–
Grondslag: brief NLB/CB 22953 d.d. 22 oktober 1976
Opmerking: In 1977 nam het ministerie van CRM het Nationaal Agentschap van het Europees Informatiecentrum voor Natuurbescherming (van de Raad van Europa) over van het Instituut voor Natuurbeschermingseducatie. Reden: de werkzaamheden van het agentschap waren gegroeid in de richting van een ‘clearing house’-functie, waarbij informatieuitwisseling plaatsvindt omtrent het natuurbeschermingsbeleid in de lidstaten van de Raad van Europa.
Waardering: B 5
8.2.12 Actor: Natuurbeschermingsraad
Handeling: Het adviseren van de minister inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1968–1996
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 2, lid 1
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van minister over de aanwijzing van een gebied als beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument dan wel over de intrekking van die aanwijzing
Periode: 1968–1996
Grondslag: Natuurbeschermingswet , art. 9, lid 6, art. 11, lid 2 en art. 21, lid 1
Waardering: B 5
Handeling: Het adviseren van de minister van LNV inzake een beheersplan voor (een deel van) een beschermd natuurmonument
Periode: 1968–1996
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 14, lid 1
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren van de minister van LNV en Gedeputeerde Staten inzake het verlenen van een vergunning of ontheffing die zou leiden tot ernstige aantasting van een beschermd natuurmonument
Periode: 1968–1996
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 13, lid 3
Waardering: V, 10 jaar
8.2.13 Actor: Natuurwetenschappelijke Commissie (NWC)
Handeling: Het aanmerken van gebieden die bescherming verdienen vanwege hun grote waarde voor natuur en landschap
Periode: 1945–1968
Bron: Interview
Opmerking: In 1969 werd de commissie een onderdeel van de Natuurbeschermingsraad.
Waardering: B 5
Handeling: Het adviseren van Staatsbosbeheer bij het beheer van natuurgebieden
Periode: 1945–1968
Bron: Interview
Opmerking: In 1969 werd de commissie een onderdeel van de Natuurbeschermingsraad.
Waardering: V, 10 jaar
8.2.14 Actor: Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN) / IBN DLO
Handeling: Het (jaarlijks) aan de minister van LNV doen van een onderzoeksvoorstel met betrekking tot natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1969–
Grondslag: Instellingsbeschikking Rijksinstituut voor Natuurbeheer, art. 3
Opmerking: Bij het Rijksinstituut voor het Natuurbeheer is een programmeringscommissie werkzaam. De minister levert de voorzitter.
Het voorstel past in een plan van werkzaamheden van aangewezen onderzoeksinstellingen.
Waardering: B 5
8.2.15 Actor: Staatstoezicht op de Bosschen
Handeling: Het adviseren van de betrokken ministers inzake de rangschikking van een onroerend goed als NSW-landgoed
Periode: 1945–1947
Grondslag: Natuurschoonwet, art. 3
Waardering: B 5
8.2.16 Actor: Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL)
Handeling: Het beslissen over de aankoop, verkoop of ruil van gronden in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Bron: Stichting beheer landbouwgronden 1946 t/m 1982. Overzicht van 37 jaar activiteiten op het landelijk gebied
Waardering: B 5
Handeling: Het uitvoeren van aankoop-, verkoop- en ruiltransacties van gronden in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Bron: Stichting beheer landbouwgronden 1946 t/m 1982. Overzicht van 37 jaar activiteiten op het landelijk gebied
Opmerking: Deze handeling omvat o.a. het aanwijzen van een driemanschap dat gronden taxeert en het (laten) taxeren van gronden.
Waardering: V, 7 jaar na vervallen eigendom
Handeling: Het voorbereiden van het beleid inzake het beheer van gronden die zijn verworven in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Grondslag: Rijksbegrotingen
Waardering: B 5
Handeling: Het aangaan van zakelijke rechten met betrekking tot gronden die zijn verworven in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Grondslag: Rijksbegrotingen
Opmerking: Bv. erfpacht, opstal en erfdienstbaarheden.
Waardering: B 5
Handeling: Het aangaan van relatieve rechten met betrekking tot gronden die zijn verworven in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Grondslag: Rijksbegrotingen
Opmerking: Bv. huur, pacht, jacht- en visrecht en ingebruikgeving.
Waardering: V, 6 jaar
Handeling: Het opstellen van beheersplannen voor gronden die zijn verworven in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Grondslag: Rijksbegrotingen
Opmerking: Bv. huur, pacht, jacht- en visrecht en ingebruikgeving.
Waardering: B 5
Handeling: Het exploiteren en onderhouden van gronden die zijn verworven in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Grondslag: Rijksbegrotingen
Waardering: V, 6 jaar
Handeling: Het geven van voorlichting over de instandhouding en het onderhoud van gronden die zijn verworven in het belang van het natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1946–1982
Grondslag: Rijksbegrotingen
Waardering: V. 6 jaar
8.2.17 Actor: Stuurgroep Economische en Financiële Problematiek Particuliere Natuurschoonwet Landgoederen (Stuurgroep N.S.W.-Landgoederen)
Handeling: Het formuleren van onderzoeksopdrachten inzake de urgentie en grootte van de financiële en fiscale problematiek van particulier-landgoedeigenaren voor een instelling, die het onderzoek uit zal voeren
Periode: 1975–
Grondslag: Verzoek van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 2 oktober 1975
Produkt: onderzoeksopdracht, voorbereidende stukken, correspondentie
Waardering: B 5: onderzoeksopdracht
Overige neerslag: V, 10 jaar na afronding onderzoek
Handeling: Het kiezen van de instelling, welke de opdracht tot het onderzoek zal krijgen naar de urgentie en grootte van de financiële en fiscale problematiek van particulier-landgoedeigenaren voor een instelling, alsmede het verstrekken van de opdracht
Periode: 1975–
Grondslag: Verzoek van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 2 oktober 1975
Produkt: contract, voorbereidende stukken, correspondentie
Waardering: B 5: contract
Overige neerslag: V, 10 jaar na afronding onderzoek
Handeling: Het begeleiden van onderzoek, dat uitgevoerd wordt door een instelling, inzake de de urgentie en grootte van financiële en fiscale problematiek van particulier-landgoedeigenaren
Periode: 1975–
Grondslag: Verzoek van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 2 oktober 1975
Produkt: correspondentie, notities
Waardering: B 1 een exemplaar van het eindrapport
V, 10 jaar overig na afronding onderzoek
Handeling: Het geven van beleidsaanbevelingen aan de Minister van CRM na evaluatie van het uit te brengen rapport
Periode: 1975–
Grondslag: Verzoek van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 2 oktober 1975
Product: Beleidsnotities, adviezen, evaluaties, etc.
Waardering: B 1, 2
8.2.18 Actor: Stuurgroep Inrichting Grevelingenbekken (Stuurgroep Grevelingen)
Handeling: Het coördineren van de werkzaamheden tot inrichting van het Grevelingenbekken
Periode: 1972–
Grondslag: Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 juli 1972
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van plannen voor de inrichting van het Grevelingenbekken
Periode: 1972–
Grondslag: Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 juli 1972
Product: Nieuwe Inrichtingsschets Grevelingenbekken (1975)
Waardering: B 5
8.2.19 Actor: Stuurgroep Particuliere Natuurschoonwet-landgoederen
Handeling: Het adviseren van de ministers inzake de uitvoering van maatregelen voor de duurzame instandhouding van de cultuurhistorische, natuurwetenschappelijke, landschappelijke en recreatieve waarden van landgoederen
Periode: 1979–
Grondslag: Instellingsbeschikking Stuurgroep particuliere Natuurschoonwet-landgoederen
Waardering: V, 10 jaar
8.2.20 Actor: Toetsingscommissie(s) natuurprijs
Handeling: Het vaststellen wie een aanmoedigingsprijs krijgt inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1945–
Grondslag: Interview
Opmerking: Voorbeeld van zo’n toetsingscommissie is de Beoordelingscommissie gemeentelijke natuurprijs.
Waardering: V, 10 jaar
8.2.21 Actor: Voorlopige Commissie Nationale Parken (VCNP)
Handeling: Het adviseren van de minister van LNV inzake natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1980–1998
Bron: Instellingsbesluit VCNP (oktober 1980, nr. 2425)
Waardering: B 1
8.2.22 Actor: Voorlopige Natuurbeschermingsraad
Handeling: Het adviseren van de minister van LNV inzake de bescherming van de natuur en van het landschapsschoon
Periode: 1946–1967
Grondslag: Instellingsbesluit VNBR, art. 1, lid 1
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van de Natuurbeschermingswet
Periode: 1946–1967
Grondslag: Instellingsbesluit VNBR, art. 1 lid 2
Waardering: B 1
8.3 Actoren onder de archiefzorg van de minister van Buitenlandse Zaken
8.3.1 Actor: Coördinatiecommissie Internationale Milieuvraagstukken (CIM)
Handeling: Het opstellen van Nederlandse bijdragen en standpunten ten behoeve van internationaal overleg over natuur- en landschapsbeheer
Periode: 1970 -
Waardering: B 1
8.3.2 Actor: Coördinatiecommissie Ontwikkelingssamenwerking (COCOS)
Handeling: Het opstellen van Nederlandse bijdragen en standpunten ten behoeve van internationaal overleg inzake natuur- en landschapsbeheer in relatie met ontwikkelingssamenwerking
Periode: 1964–1997
Opmerking: De COCOS heeft als taak het voorbereiden van besluitvorming inzake ontwikkelingssamenwerking, schuldenproblematiek ontwikkelingslanden, etc t.a.v. ontwikkelingslanden.
Waardering: B 1
8.4 Actor onder de archiefzorg van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu: Rijksplanologische Commissie (RPC)
Handeling: Het adviseren van de minister van LNV over de aanwijzing van een gebied als beschermd natuurmonument of over de intrekking van die aanwijzing
Periode: 1968–
Grondslag: Natuurbeschermingswet , art. 9, lid 6 en art. 11, lid 2
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de minister van LNV inzake het verlenen van vergunningen, met betrekking tot natuurmonumenten, waarvan de weigering deze te verlenen het algemeen belang zou schaden
Periode: 1968–
Grondslag: Natuurbeschermingswet, art. 13, lid 3
Waardering: V, 10 jaar.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-239-p14-SC77859.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.