Beleidsregels kostenvergoeding subsidie milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006

29 november 2006

Nr. WJZ 6087223

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Economische Zaken;

b. verzoeker: de indiener van een verzoek om kostenvergoeding of diens rechtsopvolger;

c. MEP-subsidie: subsidie op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 2

1. De Minister kent een kostenvergoeding toe aan een verzoeker die:

a. voor 18 augustus 2006 geen aanvraag voor MEP-subsidie voor die productie-installatie heeft ingediend als waarvoor hij een verzoek tot kostenvergoeding indient;

b. voor 18 augustus 2006 de voor de aanvraag van de MEP-subsidie benodigde vergunningen heeft aangevraagd;

c. redelijkerwijs tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 een volledig ingevuld aanvraagformulier met alle benodigde bijlagen als bedoeld in artikel 15 van de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie had kunnen indienen, en

d. op basis van deze aanvraag, uitgaande van de regels zoals deze golden voor 18 augustus 2006, MEP-subsidie van meer dan € 0,00 had kunnen krijgen.

2. De Minister kent geen kostenvergoeding toe indien voor een productie-installatie subsidie wordt verleend op grond van de in de brief van 11 september 2006 (Kamerstukken II, 28 665, 76) aangekondigde subsidieregeling voor vergistingsinstallaties.

Artikel 3

1. Kosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien het directe kosten betreffen die de verzoeker noodzakelijkerwijs voor 18 augustus 2006 heeft gemaakt en betaald aan derden om voor 1 januari 2007 MEP-subsidie aan te vragen, voor zover deze kosten redelijk zijn.

2. Kosten als bedoeld in het eerste lid die na 18 augustus 2006 zijn gemaakt en betaald aan derden kunnen voor vergoeding in aanmerking komen indien voor 18 augustus 2006 door middel van een schriftelijke overeenkomst verplichtingen zijn aangegaan tot het betalen van deze kosten.

3. Onder directe kosten worden onder meer verstaan:

a. kosten die noodzakelijkerwijs zijn gemaakt voor het aanvragen van vergunningen die overgelegd moeten worden bij de aanvraag om MEP-subsidie, zoals leges en advieskosten voor onderzoeken die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van deze vergunningen;

b. indien voor het aanvragen van MEP-subsidie een ontheffing noodzakelijk is, de kosten die voorafgaand aan deze ontheffing noodzakelijkerwijs zijn gemaakt voor de uitbreiding of renovatie van een productie-installatie.

4. Onder directe kosten worden niet verstaan de kosten die niet noodzakelijkerwijs zijn gemaakt voor het aanvragen van de MEP-subsidie, zoals kosten die zijn verbonden aan de realisatie van de productie-installatie.

5. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien en voor zover de verzoeker die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

6. Indirecte kosten waaronder in ieder geval worden begrepen financieringskosten, inkomstenderving, winstderving, gederfde subsidieopbrengsten en gederfde fiscale voordelen komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 4

Indien de verzoeker kosten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, heeft gemaakt in verband met het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 72m, derde lid, of artikel 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en hij voordeel geniet van het feit dat zijn productie-installatie is gerenoveerd of uitgebreid, wordt dat voordeel in mindering gebracht op de kostenvergoeding.

Artikel 5

1. Het verzoek om kostenvergoeding wordt gedaan door het indienen van een juist en volledig ingevuld en ondertekend exemplaar van een bij SenterNovem te verkrijgen formulier, waarbij de verzoeker aannemelijk maakt dat hij voor 1 januari 2007 aan alle eisen zou hebben kunnen voldoen om een aanvraag voor MEP-subsidie in te dienen.

2. Bij het verzoek wordt een accountantsverklaring volgens een bij SenterNovem te verkrijgen model gevoegd waaruit blijkt dat de kosten waarvoor vergoeding wordt gevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt en betaald.

3. Naast de kosten, bedoeld in artikel 3, komen de kosten voor de accountantsverklaring als bedoeld in het tweede lid voor kostenvergoeding in aanmerking tot een maximum van € 2.500,–.

4. Het verzoek om kostenvergoeding wordt gericht aan de Minister en wordt uiterlijk 1 februari 2007 ontvangen door SenterNovem.

Artikel 6

De Minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om kostenvergoeding binnen twee weken na ontvangst.

Artikel 7

1. De Minister beslist binnen 13 weken na 1 februari 2007 onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze beleidsregels op een verzoek en deelt deze beslissing schriftelijk aan verzoeker mede.

2. De Minister kan de beslistermijn, genoemd in het eerste lid, éénmaal met 13 weken verlengen.

3. De beslissing tot kostenvergoeding kan worden ingetrokken of gewijzigd indien dit noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van de goedkeuring van de commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze beleidsregels of het uitblijven daarvan.

Artikel 8

Betaling van de toegekende kostenvergoeding zal geschieden binnen vier weken na de beslissing op het verzoek of, indien dit later is, binnen vier weken na de goedkeurende beschikking van de Europese Commissie

Artikel 9

De Minister besluit de beslissing tot kostenvergoeding in te trekken of te wijzigen indien binnen het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze beleidsregels:

a. aan een verzoeker

1°. MEP-subsidie wordt verleend, of

2°. een subsidie die vergelijkbaar is met de MEP-subsidie wordt verleend, voor zover de vergoede kosten ook gemaakt moeten worden voor de met de MEP-subsidie vergelijkbare subsidie,

voor een productie-installatie in verband waarmee eerder een kostenvergoeding is verstrekt;

b. aan de verzoeker kosten zijn vergoed die hij heeft gemaakt in verband met het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 72m, derde lid, of artikel 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en hij na de beslissing tot kostenvergoeding voordeel geniet van het feit dat zijn productie-installatie is gerenoveerd of uitgebreid.

Artikel 10

Deze beleidsregels treden op 15 december 2006 in werking.

Artikel 11

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels kostenvergoeding subsidie milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 november 2006.
De Minister van Economische Zaken, J.G. Wijn.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Doel van deze beleidsregels is het bieden van een uniform kader voor een vergoeding van de kosten die door bedrijven zijn gemaakt ten behoeve van het aanvragen van MEP-subsidie, maar deze aanvraag niet voor 18 augustus 2006 hebben ingediend. Door het op nul zetten van de MEP-subsidie voor nieuwe aanvragen (aangekondigd bij brief van de Minister van Economische Zaken van 18 augustus 2006, Kamerstukken II, 28 665, 69, hierna: 0-regeling) is het voor producenten van duurzame elektriciteit niet langer mogelijk een MEP-subsidie te krijgen. Deze MEP-subsidie is bedoeld om de productie van duurzame elektriciteit te stimuleren en is gericht op de vergoeding van de onrendabele top van de productie van duurzame elektriciteit. Het op nihil stellen van de onrendabele top, zonder dat de (potentiële) producenten van duurzame elektriciteit de gelegenheid hadden hierop te anticiperen, houdt in dat bepaalde (potentiële) producenten van duurzame elektriciteit geen subsidie zullen ontvangen. Het wordt niet redelijk geacht dat die producenten van duurzame elektriciteit, die in de verwachting dat zij tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 subsidie zouden kunnen aanvragen reeds bepaalde stappen hebben gezet, zelf al deze kosten dragen. Juist de producenten die al veel stappen hebben gezet die noodzakelijk zijn voor het aanvragen van een MEP-subsidie, bij voorbeeld vergunningen hebben aangevraagd en/of verkregen, en die in 2006 subsidie hadden kunnen aanvragen, worden bijzonder getroffen door het op nihil stellen van de MEP-subsidie voor nieuwe aanvragen.

Vanaf 1 januari 2007 geldt een nieuw regime voor het aanvragen en verlenen van MEP-subsidie. Vanaf dat moment worden er subsidieplafonds ingesteld en hebben bedrijven niet meer de zekerheid dat een aanvraag om MEP-subsidie die aan alle voorwaarden voldoet, wordt gehonoreerd. Om deze reden is in de beleidsregels als eis gesteld dat de ondernemer in staat is voor 1 januari 2007 MEP-subsidie aan te vragen.

2. Grondslag van de tegemoetkoming

De bevoegdheid tot vaststelling van deze beleidsregels berust op het mede aan artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten grondslag liggende rechtsbeginsel van ‘égalité devant les charges publiques’ (gelijkheid voor openbare lasten). Uit jurisprudentie volgt de bevoegdheid tot het nemen van een beslissing op een verzoek tot kostenvergoeding, voorzover het kosten betreffen die zijn ontstaan door de rechtmatige uitoefening van en aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Het beginsel van égalité devant les charges publiques vordert immers dat het onevenredige nadeel moet worden vergoed en niet alle schade, zoals het geval is bij toepassing van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.

3. Relatie met subsidie voor vergistingsinstallaties onder 2 MW

In de brief aan de Tweede Kamer van 11 september 2006 (Kamerstukken II, 28 665 nr. 76) wordt een overgangsfaciliteit aangekondigd voor (co)vergistingsinstallaties bij agrarische bedrijven. Op grond van deze overgangsfaciliteit komen (co)vergistingsinstallaties voor subsidie in aanmerking die duurzame elektriciteit opwekken door middel van vergisting van landbouwgewassen of door middel van co-vergisting van dierlijke mest en bepaalde andere organische stoffen indien het digestaat op grond van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet als meststof is toegelaten en indien de productie-installatie een nominaal opgesteld vermogen heeft van ten hoogste 2 MW. Voor zover productie-installaties voor deze subsidie in aanmerking komen, is er geen noodzaak tot kostenvergoeding op basis van deze beleidsregels.

4. Reikwijdte van deze regeling

4.1. Nieuwe productie-installaties voor duurzame elektriciteit

Door de 0-regeling worden bedrijven geraakt die in 2006 voor een bepaalde productie-installatie voor het eerst MEP-subsidie willen aanvragen, maar dit niet voor 18 augustus 2006 hebben gedaan. Deze bedrijven moeten eerst beschikken over de benodigde vergunningen, bij voorbeeld bouw- of milieuvergunningen, alvorens zij MEP-subsidie kunnen aanvragen. Een aantal bedrijven zal al gestart zijn met de noodzakelijke voorbereidingen voor het aanvragen van bouw- of milieuvergunningen, maar nog geen MEP-subsidie hebben aangevraagd. Deze bedrijven hebben niet voldoende kunnen anticiperen op het op nul zetten van de MEP-subsidie voor nieuwe projecten. Waar het dan ook bedrijven betreft die al vergunningen hebben aangevraagd voor 18 augustus 2006 en daardoor voor deze datum kosten hebben gemaakt als voorbereiding voor het aanvragen van de MEP-subsidie, is het niet redelijk om al deze kosten voor rekening van deze bedrijven te laten komen. Om deze reden zullen deze bedrijven voor een vergoeding in aanmerking kunnen komen. Zij komen voor een vergoeding in aanmerking als zij kunnen aantonen voor 18 augustus 2006 met de voorbereiding van de aanvraag voor MEP-subsidie noodzakelijke kosten te hebben gemaakt of onomkeerbare verplichtingen zijn aangegaan tot het betalen van deze kosten, en kunnen aantonen dat zij zo ver in met hun voorbereiding waren dat zij voor 1 januari 2007 aan alle eisen zouden voldoen om succesvol MEP-subsidie aan te kunnen vragen.

4.2. Aanvragen voor MEP-subsidie voor een productie-installatie die al eerder MEP-subsidie heeft gehad

Naast aanvragen voor MEP-subsidie voor nieuwe productie-installaties is het ook mogelijk om MEP-subsidie aan te vragen voor productie-installaties die al eerder MEP hebben gehad. Dit als een productie-installatie ingrijpend is gerenoveerd of ingrijpend is uitgebreid (artikel 72m, derde lid, en artikel 72s, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998). Alvorens MEP-subsidie aan te kunnen vragen dient men over een ontheffing te beschikken. Ook deze bedrijven komen voor een vergoeding in aanmerking als zij aan kunnen tonen met de voorbereiding van de aanvraag voor MEP-subsidie noodzakelijke kosten te hebben gemaakt en aan kunnen tonen dat zij zo ver in met hun voorbereiding waren dat zij voor 1 januari 2007 aan alle eisen zouden voldoen om MEP-subsidie aan te kunnen vragen.

4.3. Kosten die voor tegemoetkoming in aanmerking komen

Bedrijven die bezig zijn met het verkrijgen van de benodigde vergunningen, die verkregen moeten zijn voordat MEP-subsidie kan worden aangevraagd, maken daarvoor kosten. Uitsluitend de redelijke kosten die gemaakt en betaald zijn aan derden voor 18 augustus 2006 en die strikt noodzakelijk zijn voor het aanvragen van MEP-subsidie komen voor vergoeding in aanmerking. Ook verplichtingen die met het oog op deze kosten voor 18 augustus 2006 zijn gemaakt, maar na deze datum moeten worden betaald, komen voor vergoeding in aanmerking.

5. Procedure

Een bedrijf kan een verzoek tot kostenvergoeding indienen bij de Minister van Economische Zaken.

Het verzoek dient te worden gezonden naar SenterNovem, Postbus 10073, 8000 GB Zwolle, of elektronisch via www.senternovem.nl. Hiertoe dient gebruik te worden gemaakt van een formulier dat te verkrijgen is bij SenterNovem. Bij het indienen van het verzoek dient de verzoeker aannemelijk te maken dat hij voor 1 januari 2007 voldoet aan alle eisen die worden gesteld aan het aanvragen van MEP-subsidie.

Om een aanvraag langs elektronische weg te kunnen indienen heeft een aanvrager een computer met een internetaansluiting nodig, een pincode en een certificaat. Het certificaat is software waarmee een individu elektronisch kan worden geïdentificeerd. De aanvrager die over een pincode en een certificaat beschikt kan via het internetadres http://www.senternovem.nl/ediensten/ online een aanvraagformulier invullen en vervolgens de aanvraag indienen bij SenterNovem. Hoe de pincode en het certificaat zijn te verkrijgen, is uitgebreid beschreven op bovengenoemde website.

6. Staatssteun-aspecten en technische voorschriften

De ontwerp-beleidsregels worden, gelet op artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, gemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Er worden geen kostenvergoedingen uitbetaald voordat de Europese Commissie de beleidsregels heeft goedgekeurd.

De voorliggende ontwerp-regeling is op 10 oktober 2006 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2006/0554/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De Commissie heeft bevestigd dat het hier gaat om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, negende lid, tweede alinea, derde streepje, van richtlijn nr. 98/34/EG. Hiervoor geldt op grond van artikel 10, vierde lid, van richtlijn nr. 98/34/EG geen standstill-termijn

7. Terugbetaling

In deze beleidsregels worden twee situaties opgenomen waarin een beslissing tot kostenvergoeding kan worden gewijzigd of ingetrokken. Indien een dergelijke wijziging of intrekking plaatsvindt, zal een beslissing tot terugvordering van de uitgekeerde kostenvergoeding worden genomen, waarna de betaalde kostenvergoeding als onverschuldigd kan worden teruggevorderd. In de toelichting bij artikel 9 wordt nader op de situaties ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 wordt de kring van bedrijven aangeduid die in aanmerking komen voor een kostenvergoeding in verband met de 0-regeling. In aanmerking voor een kostenvergoeding komen die verzoekers die nog geen MEP-subsidie ontvangen en die ook niet voor 18 augustus 2006 een aanvraag voor een MEP-subsidie hebben ingediend. Verder moet het gaan om verzoekers die wel voor 18 augustus 2006 de voor het aanvragen van de MEP-subsidie benodigde vergunningen hebben aangevraagd (dus voor deze datum een aanvraag naar de bevoegde instantie hebben verzonden) en die in staat zouden zijn om tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 een complete aanvraag voor MEP-subsidie in te dienen. Het moet dan bovendien gaan om aanvragen die ook daadwerkelijk subsidie zouden ontvangen, dus geen aanvragen voor categorieën productie-installaties waarvoor het subsidiebedrag voor 18 augustus 2006 op € 0,00 is gesteld. Omdat vanaf 1 januari 2007 een nieuw regime voor de MEP-subsidie geldt, waarin bedrijven niet meer op voorhand de zekerheid hebben dat er altijd MEP-subsidie kan worden verleend, is als eis gesteld dat de verzoeker in staat zou moeten zijn voor 1 januari 2007 MEP-subsidie aan te vragen.

Artikel 3

Artikel 3 geeft aan welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat om directe kosten, gemaakt en betaald aan derden voor 18 augustus 2006, die de verzoeker noodzakelijkerwijs heeft moeten maken voor het aanvragen van de MEP-subsidie. Loonkosten, die een verzoeker bijvoorbeeld heeft gemaakt binnen zijn bedrijf in verband met het verkrijgen van de benodigde vergunningen, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Bij ‘derden’ moet in dit verband worden gedacht aan extern ingehuurde adviseurs. Hieronder vallen dus niet bijvoorbeeld de intern in rekening gebrachte kosten binnen verschillende onderdelen van één bedrijf zijn gemaakt.

Op 18 augustus 2006 is bekend geworden dat vanaf die datum voor nieuwe aanvragen om MEP-subsidie een subsidie-bedrag van € 0,00 geldt. Dit betekent dat er voor nieuwe projecten geen subsidie zal worden verstrekt. Kosten die de verzoeker heeft gemaakt na 18 augustus in de wetenschap dat er geen MEP-subsidie tegenover deze kosten zou staan, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten vallen, vanwege het feit dat met ingang van deze datum bekend was dat geen MEP-subsidie meer beschikbaar was, onder het ondernemersrisico.

Van geval tot geval zal worden beoordeeld welke kosten precies voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat het verschillende soorten productie-installaties kan betreffen, bij voorbeeld productie van elektriciteit door windmolens, biomassa-installaties of zonnepanelen, zullen de kosten die noodzakelijkerwijs zijn gemaakt, ook verschillen. Voor deze installaties zullen verschillende vergunningen nodig zijn.

Uitgangspunt is dat kosten die na 18 augustus 2006 zijn gemaakt, niet voor vergoeding in aanmerking komen. Uitzondering hierop is de in het tweede lid beschreven situatie dat voor 18 augustus 2006 al verplichtingen zijn aangegaan, die er toe leiden dat er na deze datum betalingen verricht moeten worden. Er is sprake van verplichtingen indien de overeenkomsten waar deze verplichtingen uit voortvloeien, geen enkele ruimte bieden om van deze verplichtingen af te zien, en er dus bijvoorbeeld geen ontbindende voorwaarde ingeroepen kan worden. Indien het afzien van bepaalde verplichtingen kosten met zich meebrengt (boetebeding), komen deze kosten wel voor vergoeding in aanmerking.

In het derde lid, onderdeel a, is aangegeven wat onder directe kosten moet worden verstaan. Kosten, noodzakelijk voor het aanvragen van vergunningen zijn bijvoorbeeld kosten aan derden die samenhangen met de begeleiding van het proces van vergunningverlening.

Indien sprake is van de voorbereiding van een MEP-subsidie-aanvraag voor een productie-installatie waarvoor al MEP-subsidie is verleend, moet eerst een ontheffing worden verkregen voordat een subsidie-aanvraag kan worden ingediend. Het derde lid, onderdeel b, ziet op deze situatie. Om deze ontheffing te verkrijgen, moet al daadwerkelijk een uitbreiding of renovatie gerealiseerd zijn.

Dit betekent dat de kosten die verbonden zijn met deze uitbreiding of renovatie noodzakelijk zijn voor het aanvragen van de MEP-subsidie. Om deze reden komen ook deze kosten voor vergoeding in aanmerking.

In het vierde lid is aangegeven welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Het daadwerkelijk realiseren van een nieuwe productie-installatie voor duurzame elektriciteit is voor het aanvragen van MEP-subsidie voor een nieuwe productie-installatie niet vereist. Indien deze kosten toch zijn gemaakt, voldoen zij niet aan het criterium van strikte noodzaak. De beslissing om deze kosten te maken behoort tot het risico van de ondernemer en komen daarom niet in aanmerking voor een vergoeding. Immers, totdat een positieve subsidie-beschikking ontvangen is, bestaat er geen absolute zekerheid over het ontvangen van subsidie. De ondernemer mag er niet zonder meer vanuit gaan dat hij subsidie zal krijgen.

Om de benodigde vergunningen aan te vragen, moet een locatie bekend zijn. De eventuele grondaankoop komt niet voor vergoeding in aanmerking. Het beschikken over grond is niet noodzakelijk om MEP-subsidie aan te vragen.

Artikel 4

Indien er sprake is van een situatie waarin ontheffing in verband met het uitbreiden of renoveren van een productie alvorens MEP-subsidie kan worden aangevraagd, worden ingevolge artikel 3, derde lid, onderdeel b, ook de kosten voor deze renovatie of uitbreiding vergoed. Het betreft hier dus andere kosten dan voorbereidingskosten voor het aanvragen van vergunningen. De investeringskosten kunnen dus geheel of gedeeltelijk door verzoeker worden terugverdiend. In deze situatie is het niet wenselijk dat de verzoeker een volledige vergoeding van deze kosten ontvangt. In dit artikel is daarom beschreven dat in deze situaties niet alleen naar de daadwerkelijk gemaakte kosten wordt gekeken, maar ook naar de daadwerkelijke opbrengsten. Indien deze opbrengsten duidelijk zijn voor het tijdstip waarop de beslissing over kostenvergoeding wordt genomen, worden deze opbrengsten op basis van dit artikel in mindering gebracht op de kostenvergoeding. Indien deze opbrengsten ná de datum van beslissing tot kostenvergoeding worden gerealiseerd, geldt artikel 9, onderdeel b.

Artikel 5

De verzoeken om kostenvergoeding zullen namens de Minister van Economische Zaken worden beoordeeld door SenterNovem. Bij de beoordeling van SenterNovem speelt een belangrijke rol of de verzoeker aannemelijk kan maken dat hij voor 1 januari 2007 een volledige aanvraag voor MEP-subsidie had kunnen indienen. Dit kan hij bijvoorbeeld doen door het overleggen van reeds verkregen vergunningen of het weergeven van de stand van de vergunningenprocedure. Een verklaring van de vergunningverlenende instantie over de stand van zaken en de beoogde afwikkeling van de procedure zal deze duidelijkheid moeten verschaffen indien niet op andere wijze blijkt wat de stand van zaken in de procedures is.

De verzoeken om kostenvergoeding moeten uiterlijk 1 februari 2007 bij SenterNovem worden ingediend. Voor een ordelijke uitvoering van deze beleidsregels is een einddatum van belang. Deze einddatum is zodanig gekozen dat bedrijven voldoende gelegenheid hebben om aan te tonen dat zij in 2006 MEP-subsidie hadden kunnen aanvragen. Een termijn die al in 2006 zou verlopen, biedt deze mogelijkheid minder.

Bij het verzoek om kostenvergoeding moet een accountantsverklaring worden overgelegd. Op deze wijze wordt aangetoond dat de kosten waarvoor vergoeding wordt gevraagd, daadwerkelijk zijn gemaakt. De kosten van de accountantsverklaring komen ook voor vergoeding in aanmerking. Andere kosten die samenhangen met het verzoek tot kostenvergoeding, zoals het inwinnen van advies voor dit verzoek, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 7

In het eerste lid is bepaald dat de Minister van Economische Zaken binnen 13 weken na 1 februari 2007 op de verzoeken om kostenvergoeding beslist. Deze termijn kan op basis het tweede lid éénmaal worden verlengd met 13 weken. Uitgangspunt is dat wel binnen 13 weken wordt beslist, maar niet is uit te sluiten dat bij gecompliceerde aanvragen toch meer tijd nodig is. Tegen deze beslissing staat op basis van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar en beroep open.

Artikel 8

De beleidsregels zijn vastgesteld en gepubliceerd voordat de goedkeuring van de Europese Commissie in het kader van artikel 88 van het EG-verdrag is verkregen. Dit houdt in dat weliswaar een beslissing over de kostenvergoeding kan worden genomen, maar dat feitelijke uitbetaling pas plaats kan vinden als de goedkeuring van de Europese Commissie is ontvangen.

Artikel 9

Dit artikel beschrijft twee situaties waarin een beslissing tot kostenvergoeding kan worden gewijzigd of ingetrokken. In de eerste plaats betreft het de situatie dat een bedrijf in de toekomst alsnog voor MEP-subsidie of een met de MEP-subsidie vergelijkbare subsidie in aanmerking komt voor hetzelfde project als waarvoor hij kostenvergoeding heeft ontvangen.

In dat geval zijn de gemaakt kosten niet tevergeefs geweest. Immers, het project waarvoor de vergunningen zijn aangevraagd kan alsnog doorgang vinden. De uitgekeerde vergoeding kan dan kosten dekken die niet blijvend bleken te zijn. Als er sprake is van een met de MEP vergelijkbare subsidie, zal dit alleen het geval zijn indien soortgelijke eisen, bijvoorbeeld inzake het moeten beschikken over vergunningen voordat subsidie kan worden aangevraagd, aan de aanvraag van deze subsidie worden gesteld. In dat geval zal de Minister van Economische Zaken de beslissing tot kostenvergoeding wijzigen of intrekken, waarna de betaalde vergoeding kan worden teruggevorderd. Bij de vraag of het gaat om een vergelijkbare subsidie gaat het vooral om de vraag of het oogmerk van de subsidie is het bevorderen van de productie van duurzame elektriciteit en of er sprake is van eenzelfde soort steunintensiteit als de MEP-subsidie voor 18 augustus 2006.

In de tweede plaats kan het voorkomen dat, indien investeringskosten voor renovatie of uitbreiding zijn vergoed (zie artikel 3, derde lid, onderdeel b), later blijkt dat deze investeringskosten voordeel opleveren. Ook in dit geval kan de beslissing tot kostenvergoeding hieraan worden aangepast. Om dit te kunnen monitoren, kunnen in de beslissing tot kostenvergoeding verplichtingen worden opgenomen voor de verzoeker om informatie omtrent zijn productie-installatie te verstrekken.

De Minister van Economische Zaken,

J.G. Wijn

Naar boven