Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2006, nr. WJZ 6101879, betreffende subsidie voor het opwekken van duurzame elektriciteit door vergistingsinstallaties (Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Economische Zaken;

b. duurzame elektriciteit: de elektriciteit als bedoeld in artikel 1, onderdeel u, van de Elektriciteitswet 1998;

d. vergistingsinstallatie: een samenstel van voorzieningen waarmee duurzame elektriciteit wordt geproduceerd door het vergisten van dierlijke mest en een of meer producten genoemd in de Meststoffenbeschikking 1977, bijlage I, hoofdstuk III, typeaanduiding ‘co-vergiste mest’ of van landbouwgewassen waarvan het digistaat op grond van een ontheffing krachtens het Meststoffenbesluit 1977 is toegelaten als meststof, waarbij onder een samenstel van voorzieningen wordt verstaan, alle aanwezige middelen die onderling met elkaar zijn verbonden voor het vergisten van voornoemde producten en het omzetten van het geproduceerde biogas in duurzame elektriciteit;

e. producent: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die duurzame elektriciteit produceert door het in stand houden van een vergistingsinstallatie;

f. net: een net als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998;

g. garantie van oorsprong: een garantie van oorsprong als bedoeld in artikel 1, onderdeel x, van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 2

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een producent die duurzame elektriciteit opwekt met een vergistingsinstallatie die is aangesloten op het Nederlandse net.

Artikel 3

Geen subsidie als bedoeld in artikel 2, wordt verstrekt indien:

a. voor dezelfde vergistingsinstallatie op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 reeds subsidie van meer dan € 0,00 is verstrekt;

b. de vergistingsinstallatie een nominaal opgesteld elektrisch vermogen van meer dan 2 MW heeft, en

c. de voor de ingebruikname van de vergistingsinstallatie benodigde vergunningen niet voor 18 augustus 2006 zijn aangevraagd.

Artikel 4

1. De Minister stelt de maximum jaarproductie in kWh van de subsidie-ontvanger vast op basis van een opgave van de subsidie-aanvrager die is onderbouwd met gegevens betreffende de capaciteit van de vergistingsinstallatie.

2. De subsidie bedraagt jaarlijks ten hoogste de in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum jaarproductie in kWh vermenigvuldigd met € 0,097.

3. De Minister kan reeds ontvangen of genoten overheidssteun dan wel in de toekomst te ontvangen of te genieten overheidssteun voor de vergistingsinstallatie die er toe leidt dat de totale verleende overheidssteun meer bedraagt dan het verschil tussen enerzijds de kostprijs van met een vergistingsinstallatie opgewekt duurzame elektriciteit en anderzijds de gemiddelde marktprijs van elektriciteit in mindering brengen door wijziging van het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum jaarproductie in kWh.

Artikel 5

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op grond van deze regeling bedraagt € 270.000.000.

Artikel 6

1. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van de datum van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst geldt.

2. Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare subsidieplafond zou worden overschreden, stelt de Minister de volgorde van ontvangst van deze aanvragen vast door middel van loting.

3. Aanvragen die worden ontvangen op werkdagen na 17.00 uur of andere dagen, worden aangemerkt als ontvangen op de eerstvolgende werkdag.

§ 2

Aanvraag en beslissing op aanvraag

Artikel 7

1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. De aanvraag gaat, overeenkomstig hetgeen op het formulier is vermeld vergezeld van:

a. een gespecificeerde omschrijving van de vergistingsinstallatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

b. een onderbouwde opgave van de maximum jaarlijkse hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh;

c. indien voor de vergistingsinstallatie enige vergunning is vereist, door het bevoegde gezag afgegeven vergunningen;

d. overige op het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 8

1. De Minister geeft een beschikking tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling.

2. De Minister kan de beslistermijn, genoemd in het eerste lid, éénmaal met 13 weken verlengen.

Artikel 9

In de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald dat de voor subsidie in aanmerking komende periode aanvangt op het in de beschikking aangegeven tijdstip doch uiterlijk 24 maanden na de datum van de subsidie-aanvraag en eindigt 10 jaar na dit tijdstip.

Artikel 10

De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan het bij of krachtens deze regeling bepaalde.

Artikel 11

In geval van tussentijdse overdracht van de eigendom of exploitatie van een vergistingsinstallatie, kan met toestemming van de Minister een beschikking tot subsidieverlening aan een andere producent worden overgedragen.

§ 3

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 12

1. De subsidie-ontvanger start de realisatie van de vergistingsinstallatie binnen 12 maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening.

2. De subsidie-ontvanger neemt de vergistingsinstallatie uiterlijk binnen 6 maanden na aanvang van de subsidieperiode in gebruik hetgeen blijkt uit het invoeden van met de vergistingsinstallatie opgewekte duurzame elektriciteit op het net.

3. De Minister kan op verzoek van de subsidie-ontvanger de termijn bedoeld in het eerste en tweede lid in geval van overmacht eenmalig met ten hoogste 12 maanden verlengen.

4. De Minister trekt de beschikking tot subsidieverlening in indien de subsidie-ontvanger niet voldoet aan het bepaalde in het eerste, tweede of derde lid.

5. De subsidie-ontvanger neemt en houdt de vergistingsinstallatie in gebruik overeenkomstig de specificaties van de vergistingsinstallatie zoals vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, behoudens voorafgaande goedkeuring van de Minister voor het essentieel wijzigen van de vergistingsinstallatie.

Artikel 13

De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance aan hem of tot faillietverklaring van hem.

§ 4

Voorschotten

Artikel 14

1. Op een subsidie waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, verstrekt de Minister op aanvraag maximaal zesmaal per jaar voorschotten.

2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

3. De eerste aanvraag gaat vergezeld van:

a. een kopie van het resultaat van het onderzoek naar de productie-installatie als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Regeling garanties van oorsprong duurzame elektriciteit;

b. een overzicht van de aan de producent uitgegeven garanties van oorsprong betreffende de maanden waarover een voorschot wordt gevraagd, en

c. een kopie van de biomassaverklaring als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Regeling garanties van oorsprong duurzame elektriciteit.

4. De volgende aanvragen gaan telkens vergezeld van:

a. een overzicht van de aan de producent uitgegeven garanties van oorsprong betreffende de maanden waarover een voorschot wordt gevraagd;

b. telkens wanneer de netbeheerder het resultaat van het onderzoek naar de productie-installatie als bedoeld in artikel 2 van de Regeling garanties van oorsprong vaststelt, een kopie van die verklaring;

c. telkens wanneer de subsidie-ontvanger een biomassaverklaring als bedoeld in artikel 7, derde en vierde lid, van de Regeling garanties van oorsprong aan de garantiebeheerinstantie overlegt, een kopie van die verklaring, en

d. telkens wanneer de subsidie-ontvanger een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Regeling garanties van oorsprong duurzame elektriciteit aan de garantiebeheerinstantie overlegt, een kopie van die verklaring.

5. Een voorschot wordt berekend door het aantal kWh’s dat correspondeert met het aantal aan de producent uitgegeven garanties van oorsprong voor de installatie waarvoor subsidie is verstrekt te vermenigvuldigen met het op grond van artikel 4, tweede lid, vastgestelde bedrag.

6. De Minister verstrekt per jaar voorschotten tot ten hoogste de in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum jaarproductie in kWh’s.

Artikel 15

De Minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

§ 5

Subsidievaststelling

Artikel 16

1. De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop de voor subsidie in aanmerking komende periode is verstreken.

2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een formulier overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

3. De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 17

De Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 6

Slotbepalingen

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking met ingang van twee weken na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Dokter van Deenweg 108, 8025 BK Zwolle.

Den Haag, 29 november 2006.
De Minister van Economische Zaken, J.G. Wijn.

Toelichting

I

Algemeen

1. Aanleiding

Per 18 augustus 2006 is de subsidie op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 voor nieuwe duurzame elektriciteitsprojecten op nul gezet. Door het op nul zetten van de MEP-subsidie voor nieuwe aanvragen is het voor producenten van duurzame elektriciteit niet langer mogelijk een MEP-subsidie te krijgen. Deze MEP-subsidie is bedoeld om de productie van duurzame elektriciteit te stimuleren en is gericht op de vergoeding van de onrendabele top van de productie van duurzame elektriciteit. Deze maatregel doorkruiste de vergevorderde investeringsplannen in met name vergistingsinstallaties van voornamelijk kleine agrarische ondernemers. De vergevorderde investeringplannen houden verband met onder meer het feit dat het EU beleid terzake van de afzet van het restant als meststof naar co-vergisting van mest met andere bijproducten en van de afzet van het digestaat van het vergisten van maïs als mestproduct recent zijn versoepeld. Met deze regeling wordt alsnog onder voorwaarden subsidie verleend aan deze specifieke groep kleine ondernemers.

Deze regeling is de in de brief van de Minister van Economische Zaken van 11 september 2006 (Kamerstukken II, 28 665, 76) aangekondigde overgangsfaciliteit. Deze overgangsfaciliteit heeft de vorm van een zelfstandige subsidieregeling voor vergistingsinstallaties met een vermogen van maximaal 2 MW. De belangrijkste elementen van de MEP-subsidie, te weten exploitatiesteun in de vorm van een vast bedrag per kWh gedurende 10 jaar, komen in deze regeling terug. Belangrijk verschil met de MEP-subsidie is dat in deze regeling een subsidieplafond is opgenomen.

2. Procedure

Aanvragen kunnen vanaf de dag dat deze regeling in werking treedt worden ingediend bij SenterNovem, Postbus 10073, 8000 GB Zwolle, of elektronisch via www.senternovem.nl. Hiertoe dient gebruik te worden gemaakt van een aanvraagformulier dat te verkrijgen is bij SenterNovem. Om een aanvraag langs elektronische weg te kunnen indienen heeft een aanvrager een computer met een internetaansluiting nodig, een pincode en een certificaat. Het certificaat is software waarmee een individu elektronisch kan worden geïdentificeerd. De aanvrager die over een pincode en een certificaat beschikt kan via het internetadres http://www.senternovem.nl/ediensten/ online een aanvraagformulier invullen en vervolgens de aanvraag indienen bij SenterNovem. Hoe de pincode en het certificaat zijn te verkrijgen, is uitgebreid beschreven op bovengenoemde website.

3. Staatssteunaspecten en technische voorschriften

De regeling is, gelet op artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, gemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

De voorliggende regeling is tevens gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Voor technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, negende lid, tweede alinea, derde streepje, van richtlijn nr. 98/34/EG geldt op grond van artikel 10, vierde lid, van richtlijn nr. 98/34/EG geen standstill-termijn.

4. Administratieve lasten en verkrijgingskosten

Naar verwachting zullen circa 150 subsidie-aanvragen op grond van deze regeling worden ingediend. Het invullen van het aanvraagformulier zal maximaal 4 uur vergen. De lasten die gemoeid zijn met het aanvragen van vergunningen worden bij het vaststellen van de administratieve lasten die verbonden zijn aan de onderhavige regeling niet meegerekend. Deze lasten vloeien immers voort uit de Woningwet en Wet Milieubeheer en worden aan die wetten toegerekend. Uitgaande van een intern uurtarief van 60 euro per uur, bedragen de lasten om subsidie aan te vragen 150 * € 60 * 4 = € 36.000.

Van deze 150 aanvragen zullen naar verwachting 50 aanvragen gehonoreerd kunnen worden uit het beschikbare subsidiebudget.

Gedurende de subsidietermijn kan de subsidie-ontvanger maximaal 6 maal per jaar voorschotten aanvragen bij de Minister van Economische Zaken. Bij het eerste verzoek om een voorschot dient de subsidie-ontvanger tevens een kopie van de productieverklaring en van de biomassaverklaring mee te sturen. De voorschotten kunnen elektronisch worden aangevraagd door het online invullen van het aanvraagformulier. De lasten om voorschotten aan te vragen bedragen per jaar één maal ca. 1 uur per aanvraag en maximaal 5 maal 30 minuten = 3,5 uur * € 60 = € 210 per subsidieontvanger per jaar. De subsidieperiode bedraagt 10 jaar. De totale lasten die gemoeid zijn met het verkrijgen van voorschotten bedragen maximaal 50 * 10 * € 210 = € 105.000.

Tot slot dient voor de vaststelling van de subsidie een formulier te worden ingevuld. Dit kost maximaal 1 uur, waarmee een bedrag gemoeid is van € 60. In totaal bedraagt dit 50 * € 60 = € 3.000.

De administratieve lasten worden reeds beperkt door bij bevoorschotting gebruik te maken van vooraf ingevulde formulieren en elektronisch aanvragen. Een verdere vereenvoudiging kan in de loop van volgend jaar ontwikkeld worden, namelijk door geheel automatisch te bevoorschotten op basis van een door SenterNovem van CertiQ ontvangen lijst van uitgegeven garanties van oorsprong aan de betrokken aanvragers. Dit betekent dat iedere individuele aanvrager niet zelf meer zijn informatie over ontvangen garanties van oorsprong aan SenterNovem dient te sturen. De besparing in administratieve lasten houdt dan in dat de bevoorschottingsaanvraag slechts één keer per jaar of mogelijk slechts één keer voor de gehele looptijd nodig zal zijn. De besparing die deze automatische bevoorschotting met zich brengt, wordt indicatief berekend op € 100.000.

De lasten die gemoeid zijn met het gebruik maken van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit kunnen bij het vaststellen van de administratieve lasten die verbonden zijn aan de onderhavige regeling ook worden meegerekend, zij het indirect. Deze lasten vloeien immers voort uit de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en worden in principe aan die regeling toegerekend. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat alle producenten van duurzame elektriciteit garanties van oorsprong kunnen aanvragen, ongeacht of zij subsidie op grond van de onderhavige regeling of op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 ontvangen. Omdat voorziene initiatieven voor vergistingsinstallaties dankzij de onderhavige regeling kunnen worden gestart en die installaties vervolgens onvermijdelijk moeten worden aangesloten op het systeem van garanties van oorspromg om voor subsidie in aanmerking te komen, kunnen de administratieve lasten van de garanties van oorsprong indirect ook aan de onderhavige regeling worden toegeschreven. De administratieve lasten daarvan voor 50 projecten kunnen als volgt worden berekend.

De eenmalige lasten bestaan uit de kennisname van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, het invullen van een aanvraagformulier, het aanvragen van een account en een biomassaverklaring. Voor kennisname van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en de procedures wordt per initiatiefnemer 1 uur gerekend, derhalve zijn hiervoor de totale kosten (50 * 60 * 1= ) € 3.000.

Het invullen van het aanvraagformulier zal gemiddeld 2 uur vergen; de totale kosten hiervan bedragen (50 * 60 * 2 = ) € 6.000. Het aanvragen van een GVO-Account duurt 3 uur. Totale kosten voor deze post zijn (50 * 60 * 3 =) € 9.000. Tenslotte is voor de aansluiting van de vergistingsinstallaties op het systeem van garanties van oorsprong een biomassaverklaring nodig. Het verwerven daarvan neemt ca. 3 uur in beslag. De totale kosten voor een biomassaverklaring van 50 projecten zijn (50 * 60 * 3 =) € 9.000.

De structurele administratieve lasten bestaan uit het verrichten van metingen. Het uitvoeren van metingen neemt 3 uur in beslag. De kosten daarvoor voor één project zijn bij een frequentie van 9 (3 * 9 * 60 =) € 1.620,–. Voor 50 projecten zijn deze kosten totaal € 81.000. Het jaarlijks verwerven van een biomassaverklaring per project met als tijd 3 uur en een frequentie van 9 brengt als kosten met zich mee per project (3 * 9 * 60) € 1.620. Voor 50 projecten betekent dit een bedrag van € 81.000.

De administratieve lasten verband houdend met de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit bedragen in totaal: (3.000 + 6.000 + 9.000 + 9.000 + 81.000 + 81.000 =) € 189.000.

In totaal bedragen de administratieve lasten derhalve maximaal € 36.000 + € 105.000 + € 3.000 + € 189.000 = € 333.000 waarvan € 24.000 voor de afgewezen aanvragen en € 189.000 voor de indirecte lasten die voortvloeien uit de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit. Het budget voor deze subsidieregeling bedraagt 270 miljoen euro. Uitgedrukt in een percentage van het subsidiebudget zijn de administratieve lasten 0,12%.

De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Gezien de omvang van de lasten heeft het Adviescollege aangegeven de regeling niet te selecteren voor een toetsing op administratieve lasten.

II

Artikelsgewijs

Artikel 1

De meest essentiële definities die in artikel 1 zijn opgenomen zijn de definities van duurzame elektriciteit en van een vergistingsinstallatie. Voor de definitie van duurzame elektriciteit wordt in deze regeling verwezen naar de definitie die daarvoor in artikel 1, onderdeel u, van de Elektriciteitswet 1998 is opgenomen. Reden hiervoor is dat in de Elektriciteitswet 1998 een systeem voor het afgegeven van garanties van oorsprong is opgenomen voor duurzaam opgewekte elektriciteit. Van dit systeem wordt in deze regeling gebruik gemaakt bij het uitbetalen van voorschotten en bij de vaststelling van de subsidie.

Een vergistingsinstallatie is een productie-installatie waarin duurzame elektriciteit wordt opgewekt door het vergisten van dierlijke mest en een of meer producten genoemd in de Meststoffenbeschikking 1977, bijlage I, hoofdstuk III, typeaanduiding ‘co-vergiste mest’ of van landbouwgewassen waarvan het digestaat bij of krachtens de Meststoffenwet is toegelaten als meststof. De eindproducten van een vergistingsinstallatie zijn dus duurzaam opgewekte elektriciteit en een product dat bij of krachtens de Meststoffenwet als meststof mag worden afgezet. Een vergistingsinstallatie is een samenstel van voorzieningen, waarbij van belang is dat alle voorzieningen op dezelfde locatie staan en onderling met elkaar zijn verbonden.

Artikel 3

In artikel 3 zijn enkele specifieke situaties opgenomen wanneer geen subsidie wordt verstrekt. Deze situaties gelden naast de algemene grond om geen subsidie te verstrekken, te weten wanneer de aanvrager niet aan de eisen van de regeling voldoet.

De eerste grond om geen subsidie te verstrekken is indien aan de aanvrager reeds subsidie is verleend op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998. Voorkomen dient te worden dat eenzelfde installatie twee maal eenzelfde soort subsidie krijgt voor eenzelfde soort activiteit. Het maakt hierbij niet uit of op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 subsidie aan de producent die een vergistingsinstallatie in stand houdt werd verleend voor het opwekken van duurzame elektriciteit of voor het opwekken van elektriciteit door middel van een installatie voor warmtekrachtkoppeling.

Indien het nominaal elektrisch vermogen van de vergistingsinstallatie meer dan 2 MW bedraagt, wordt geen subsidie verstrekt.

Tot slot dienen de benodigde vergunningen voor de vergistingsinstallatie voor 18 augustus 2006 te zijn aangevraagd. Dit omdat deze regeling een overgangsfaciliteit is voor bedrijven die voor kleinschalige vergistingsinstallaties MEP-subsidie hadden willen aanvragen. De overgangsfaciliteit is opgesteld omdat het niet redelijk wordt geacht dat producenten van kleinschalige vergistingsinstallaties, die in de verwachting dat zij tussen 18 augustus 2006 en 31 december 2006 subsidie zouden kunnen aanvragen reeds bepaalde stappen hebben gezet, in het geheel niet meer voor subsidie in aanmerking komen. Vanaf 1 januari 2007 geldt een nieuw regime voor het aanvragen en verlenen van MEP-subsidie. Vanaf dat moment worden er subsidieplafonds ingesteld en hebben bedrijven niet meer de zekerheid dat een aanvraag om MEP-subsidie die aan alle voorwaarden voldoet, wordt gehonoreerd.

Artikel 4

Dit artikel regelt de hoogte van de te verstrekken subsidie. Het bedrag per kWh maal het aantal kWh’s die corresponderen met de hoeveelheid uitgegeven garanties van oorsprong bepaalt als uitgangspunt de hoogte van de subsidie. Het bedrag per kWh bedraagt 9,7 cent per kWh. Dit bedrag komt overeen met het subsidiebedrag dat een producent had ontvangen indien hij voor 18 augustus 2006 MEP-subsidie had aangevraagd.

Bij het bepalen van het subsidiebedrag is punt 59 van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001 C 37) in acht genomen. Dit houdt in dat het subsidiebedrag ten hoogste het verschil in productiekosten van het opwekken van duurzame elektriciteit met een vergistingsinstallatie en de marktprijs mag dekken.

De subsidie wordt gemaximeerd in een aantal per jaar te produceren kWh. Op grond van het eerste lid stelt de Minister van Economische Zaken in de beschikking tot subsidieverlening de maximum jaarproductie in kWh vast. Dit is noodzakelijk om vast te kunnen stellen wanneer het subsidieplafond wordt bereikt. Het staat een producent vrij meer kWh’s te produceren dan het vastgestelde maximum. Hij ontvangt hiervoor echter geen subsidie. Op deze wijze wordt overschrijding van het subsidiebudget voorkomen. Om de maximumjaarproductie vast te kunnen stellen dient de subsidie-aanvrager de jaarproductie te onderbouwen met gegevens over de capaciteit van zijn vergistingsinstallatie.

In artikel 3, onderdeel a, van de regeling wordt cumulatie met subsidie op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 uitgesloten. Daarnaast dient ook overstimulering en cumulatie met andere steunmaatregelen te worden voorkomen. In het derde lid wordt bepaald dat de voordelen die de subsidie-ontvanger ontvangt of geniet uit steunmaatregelen (dit kunnen subsidies zijn, maar ook fiscale voordelen) voor zijn vergistingsinstallatie in mindering kunnen worden gebracht op de subsidie op grond van deze regeling. Door het genoten voordeel te delen door het subsidiebedrag wordt dit berekend in kWh’s. Dit aantal kWh’s wordt afgetrokken van het aantal te subsidiëren kWh’s. Dit zal met name het geval zijn bij die steunmaatregelen waar bij de berekening van het subsidiebedrag geen rekening is gehouden. In de beschikking tot subsidieverlening wordt in dit geval een lagere maximum jaarproductie opgenomen dan zonder de ontvangst van andere overheidssteun het geval zou zijn. Indien de subsidie-ontvanger na het moment van subsidieverlening alsnog voordeel voor zijn vergistingsinstallatie uit andere steunmaatregelen geniet, wordt de beschikking tot subsidieverlening hierop aangepast door de maximum jaarproductie in kWs’s te verminderen op de hierboven beschreven wijze. Deze correctie op de subsidie is noodzakelijk omdat de Europese Commissie regels heeft opgesteld waarin aan de te ontvangen steun maxima zijn verbonden. Voor de onderhavige regeling zijn de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001 C 37) en de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (PbEG 2000 C 28) de relevante steunkaders. Het verlenen van steun boven de maxima die in deze steunkaders zijn opgenomen, is in strijd met artikel 88 van het EG-verdrag. Dit wordt voorkomen door, daar waar nodig, de subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend zodanig te korten dat deze overstimulering niet plaats vind.

In dit verband wordt nog opgemerkt dat ingevolge artikel 7 van de Kaderwet EZ-subsidies de Minister van Economische Zaken, voor zover subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen, de algemene bevoegdheid heeft om de subsidie te weigeren, lager vast te stellen dan overeenkomstig de subsidieverlening of een subsidieverlening dan wel subsidievaststelling in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt dat de aanvragen op volgorde van binnenkomst worden behandeld. Dit betekent dat de Minister van Economische Zaken, beginnend met de eerste aanvraag, subsidies verleent totdat het subsidieplafond is bereikt en dat hij aanvragen afwijst voor zover het plafond door het totaal van verleende subsidies zou worden overschreden. Daarbij is het moment van indiening van een aanvraag, die aan alle wettelijke voorschriften voldoet, bepalend. Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te besluiten dan op een eerdere, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft, dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door subsidieverlening op latere aanvragen het subsidieplafond is bereikt. Dreigt dit te gebeuren, dan zal de behandeling van de latere aanvraag worden opgeschort, totdat op de eerdere is beslist. Indien daardoor de beslistermijn van artikel 8 dreigt te worden overschreden, zal de aanvrager daarvan in kennis worden gesteld.

Indien er op dezelfde dag twee of meer aanvragen worden ontvangen waardoor het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de volgorde van ontvangst door de Minister van Economische Zaken bepaald door loting.

Artikel 7

Overeenkomstig het tweede lid, wordt een aanvraag voor subsidie ingediend met gebruikmaking van een vastgesteld formulier. Dit formulier is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Ingevolge het derde lid wordt in het aanvraagformulier vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden meegezonden. Dit betreft de in onderdeel a genoemde onderbouwde opgave van de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Bij de subsidie-aanvraag dienen ingevolge het bepaalde in het derde lid, onderdeel b, tevens de voor de productie-installatie vereiste vergunningen worden meegestuurd. Hiervoor zijn twee redenen aan te voeren. Enerzijds gaat het om het verkrijgen van voldoende zekerheid ten aanzien van de realisatie van het project waarvoor een aanvraag is ingediend. Anderzijds bestaat de behoefte om voor wat betreft de eisen die aan een aanvrager worden gesteld zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de systematiek zoals die bij andere financiële instrumenten wordt gehanteerd (waaronder de energie-investeringsaftrek ingevolge artikel 3.42 Wet inkomstenbelasting). Hiermee wordt stroomlijning van informatieverplichtingen bereikt. Voor de realisatie van een vergistingsinstallatie zijn een milieu- en/of bouwvergunning nodig. Verder dienen overige op het aanvraagformulier aangegeven bescheiden te worden overgelegd. Hierbij moet worden gedacht aan informatie waarmee de vergistingsinstallatie getypeerd kan worden, zoals een processchema, beschrijving van de gasmotor en generator, de omvang van de vergister(s) en van de gasopslag.

Artikel 8

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de Minister van Economische Zaken een beschikking tot subsidieverlening moet geven. Als de beschikking tot subsidieverlening niet binnen die termijn kan worden gegeven, stelt de Minister van Economische Zaken de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht). De regeling is vastgesteld en gepubliceerd voordat de goedkeuring van de Europese Commissie in het kader van artikel 88 van het EG-verdrag is verkregen. In artikel 9 is om die reden het voorbehoud van goedkeuring van de regeling door de Europese Commissie opgenomen.

Artikel 9

De subsidieperiode bedraagt 10 jaar. De termijn vangt aan op de datum die in de beschikking tot subsidieverlening is vermeld. Deze datum kan niet liggen voor de datum van ontvangst van de aanvraag en zal door de aanvrager op het aanvraagformulier worden vermeld. Verder kan deze datum niet liggen na 24 maanden na de datum van de subsidieaanvraag. Een vergistingsinstallatie met een vermogen van maximaal 2 MW is geen complexe installatie. De gemiddelde bouwduur van een vergistingsinstallatie bedraagt zes maanden. De subsidie-aanvrager dient te beschikken over de vereiste vergunningen. Om deze redenen kan worden verwacht dat de vergistingsinstallatie binnen 24 maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik is genomen en duurzame elektriciteit produceert en op een Nederlands net invoedt.

Artikel 11

Indien er sprake is van tussentijdse overdracht van eigendom of exploitatie van een vergistingsinstallatie, kan de verleningsbeschikking worden overgedragen aan de nieuwe eigenaar of de nieuwe exploitant. Wél is voor een dergelijke overdracht toestemming van de Minister van Economische Zaken noodzakelijk. Overdracht van de verleningsbeschikking houdt concreet in dat de tenaamstelling op de beschikking wordt gewijzigd. Alle rechten en plichten van de oorspronkelijke subsidie-ontvanger gaan over op zijn opvolger. Er zal dus geen sprake zijn van tussentijdse subsidievaststelling.

Artikel 12

Op grond van artikel 12 dient de producent binnen 12 maanden na de beschikking tot subsidieverlening een start te maken met de realisatie van zijn vergistingsinstallatie. Concreet betekent dit dat de producent binnen deze periode onomkeerbare verplichtingen is aangegaan en de werkzaamheden voor de bouw van de vergistingsinstallatie zichtbaar zijn begonnen. Het tweede lid bepaalt vervolgens dat de producent de vergistingsinstallatie ook binnen een bepaalde periode in gebruik moet nemen. Voldoet hij niet aan deze eisen, dan zal de Minister van Economische Zaken de beschikking tot subsidieverlening intrekken. Alleen in het geval van overmacht kan de Minister op verzoek van de subsidie-ontvanger de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen verlengen.

De subsidie-ontvanger neemt en houdt de vergistingsinstallatie in gebruik overeenkomstig de specificaties van de vergistingsinstallatie zoals die zijn vermeld in de beschikking tot subsidieverlening. Het aanbrengen van essentiële wijzigingen is alleen mogelijk indien de subsidie-ontvanger dit vooraf heeft gemeld en daarvoor goedkeuring heeft gekregen van de Minister van Economische Zaken. Wijzigingen zijn van essentiële betekenis indien als gevolg hiervan de steunsituatie wijzigt of de onrendabele top van de productie sterk zou dalen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de capaciteit met meer dan 10% wordt uitgebreid of de brandstofinzet wezenlijk wordt gewijzigd.

Artikel 14 en 15

De subsidie-ontvanger ontvangt op aanvraag een voorschot, dat is gerelateerd aan het aantal uitgegeven garanties van oorsprong. Met deze garanties van oorsprong wordt aangetoond dat kWh’s zijn geproduceerd en op het net zijn ingevoed. Op het aanvragen van garanties van oorsprong is de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit van toepassing. Per jaar wordt door de Minister van Economische Zaken niet meer bevoorschot verstrekt dan in de beschikking tot subsidieverlening als maximum jaarproductie in kWh is vastgesteld.

Artikel 16

Nadat de subsidieperiode is afgelopen, wordt door de subsidie-ontvanger binnen dertien weken een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij de Minister van Economische Zaken ingediend. De in dit artikel opgenomen verplichtingen zijn noodzakelijk om tot een tijdige en deugdelijke vaststelling van het bedrag van de subsidie te kunnen komen.

Het formulier waarmee de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend, is zodanig ingericht, dat de subsidie-ontvanger met het invullen van het formulier kan voldoen aan de ingevolge artikel 4:45 van de Awb op hem rustende verplichtingen om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden.

Artikel 17

De vaststelling van het subsidiebedrag is geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb. Dit artikel regelt slechts de termijn waarbinnen het besluit ter zake genomen wordt. Als het besluit niet binnen die termijn kan worden genomen, stelt de Minister van Economische Zaken de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Awb).

Ingevolge artikel 4:44, derde lid, van de Awb kan, indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet is ingediend binnen de in artikel 23, eerste lid, bedoelde termijn, de Minister de subsidie-ontvanger een termijn stellen waarbinnen de aanvraag alsnog moet worden ingediend. In verband daarmee wordt in dit artikel niet verwezen naar de in artikel 23 bedoelde termijn, maar wordt gesproken over ‘de voor het indienen ervan geldende termijn’.

De hoofdregel van artikel 4:46 van de Awb is, dat vaststelling plaats vindt overeenkomstig de verlening. Daarbij moet, nu bij de verlening niet het bedrag van de subsidie wordt vermeld, de wel in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde jaarproductie uitgedrukt in kWh in relatie met de daadwerkelijk gerealiseerde jaarproductie uitgedrukt in kWh gedurende de subsidiabele periode in aanmerking worden genomen.

De Minister van Economische Zaken,

J.G. Wijn

Naar boven