Vacatiegeldenbesluit deskundigen Gezondheidsraad

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 november 2006, nr. DPenO 2722276, houdende regeling van de vacatiegelden voor deskundigen die deelnemen aan de werkzaamheden van de Gezondheidsraad

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 1, tweede lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988;

Besluit:

Artikel 1

Aan de deskundigen die deelnemen aan de werkzaamheden van de Gezondheidsraad en geen lid van de Gezondheidsraad zijn, wordt een vacatiegeld van € 190,59 per vergadering toegekend.

Artikel 2

Dit besluit wordt aangehaald als: Vacatiegeldenbesluit deskundigen Gezondheidsraad.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

De Gezondheidsraad vergadert nimmer plenair over vraagstukken met betrekking tot de volksgezondheid. Er is een ledenlijst van hooggekwalificeerde deskundigen waaruit commissies worden gevormd die rapporten over een specifiek vraagstuk tot stand brengen. De leden van de Gezondheidsraad vormen de basis van deze commissies. Daarnaast betrekt de voorzitter op verzoek van een commissie frequent andere deskundigen die geen lid zijn van de Gezondheidsraad bij de werkzaamheden van een dergelijke commissie. Nu de Gezondheidsraad een adviescollege is in de zin van de Kaderwet adviescolleges, is op de vergoedingen aan de leden van de Gezondheidsraad het Vergoedingenbesluit adviescolleges van toepassing; op basis van dat besluit zijn dan ook de vacatiegelden voor de leden, waaronder de (vice)voorzitter(s), van de Gezondheidsraad vastgesteld (besluit van 18 december 1997, houdende vaststelling van de vergoedingen van leden van de Gezondheidsraad; Stcrt. 1997, 60). Aangezien het Vergoedingenbesluit adviescolleges geen betrekking heeft op de vergoedingen aan de deskundigen, niet zijnde leden, die deelnemen aan de werkzaamheden van een ‘Kaderwetadviescollege’, is op de vergoedingen aan die deskundigen het Vacatiegeldenbesluit 1988 van toepassing (deze deskundigen vallen immers niet onder de uitzondering van artikel 3a van het Vacatiegeldenbesluit 1988). Op grond van artikel 1 van het Vacatiegeldenbesluit 1988 dienen de vergoedingen voor deskundigen die aan de werkzaamheden van een college deelnemen, te worden vastgesteld door de minister onder wie het betrokken adviescollege ressorteert. Voor de Gezondheidsraad geschiedt dit in het onderhavige besluit. Wat betreft de maximaal toe te kennen vacatiegelden wordt naar de zwaarte van de taak onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën commissies, te weten ‘algemeen’ en ‘zwaar’. Gezien de taak van de Gezondheidsraad behoort deze tot de categorie ‘zwaar’. Het vacatiegeld voor deskundigen die deelnemen aan de werkzaamheden van de Gezondheidsraad wordt vastgesteld op € 190,59 per bijgewoonde vergadering. Dit bedrag is gelijk aan het vacatiegeld voor de leden van de Gezondheidsraad.

In de toelichting bij de Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004 is door de Minister van Financiën als wenselijke beleidslijn aangegeven dat het toe te kennen vacatiegeld tevens een vergoeding van de noodzakelijke reis- en verblijfskosten omvat. In afwijking van vorenomschreven beleidslijn omvat in het onderhavige besluit vastgestelde vacatiegeld evenwel niet tevens een vergoeding van de noodzakelijke reis- en verblijfskosten. In de eerste plaats is hierbij van belang dat het Reisbesluit binnenland aan de deskundigen van de Gezondheidsraad een zelfstandige aanspraak geeft op vergoeding van de noodzakelijke reis- en verblijfskosten. Deze aanspraak kan niet bij ministerieel besluit worden beperkt. De deskundigen kunnen dus steeds met een beroep op het Reisbesluit binnenland een vergoeding van hun noodzakelijke reis- en verblijfskosten verkrijgen. Ook het Vacatiegeldenbesluit 1988 beperkt deze aanspraak niet. Overigens wordt het door mij ook beleidsmatig niet wenselijk geoordeeld om het vacatiegeld van de deskundigen van de Gezondheidsraad tevens een vergoeding van reis- en verblijfskosten te laten bevatten reeds omdat ook de leden van de Gezondheidsraad naast hun vacatiegeld een vergoeding van de noodzakelijke reis- en verblijfskosten krijgen op grond van het Vergoedingenbesluit adviescolleges.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven