Wijziging Regeling geluidwerende voorzieningen 1997

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie van 29 november 2006, nr. HDJZ/LUV/2006-1803, Hoofddirectie Juridische Zaken, tot wijziging van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 in verband met aanpassingen in de uitvoering en enkele technische verbeteringen

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 26b van de Luchtvaartwet en artikel 8.32 van de Wet luchtvaart;

Besluiten:

Artikel I

De Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel a vervalt de zinsnede ‘en de algemene verkeersveiligheid in de lucht’.

2. De onderdelen c en d komen te luiden:

c. andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

d. geluidsgevoelige ruimten van andere geluidsgevoelige gebouwen: les-, theorie- en studielokalen van onderwijsgebouwen, alsmede onderzoeks- en behandelings-, recreatie- en conversatieruimten en woon- en slaapruimten van ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;.

3. Onderdeel g komt te luiden:

g. slaapkamer: ruimte van een woning die kennelijk duurzaam voor nachtverblijf in gebruik is of voor zodanig gebruik is bestemd, alsmede gedeelte van een ziekenhuis, verpleeghuis of ander gezondheidszorggebouw als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, waarin personen die medisch worden verpleegd, verzorgd of behandeld, de nacht doorbrengen;.

4. Aan het slot van onderdeel i wordt toegevoegd: , en van de luchthaven Schiphol de LAeq geluidszone, bedoeld in het tweede lid;.

5. De onderdelen j tot en met l worden geletterd k tot en met m.

6. Na onderdeel i wordt een nieuw onderdeel j ingevoegd, luidende:

j. geluidscontour Schiphol: desbetreffende geluidscontour van de luchthaven Schiphol, bedoeld in het tweede lid;.

7. In onderdeel k (nieuw) vervalt de zinsnede ‘(Stb. 1996, 668)’.

8. De punt aan het slot van onderdeel m (nieuw) wordt vervangen door een puntkomma.

9. Toegevoegd worden drie nieuwe onderdelen, luidende:

n. onderzoek: akoestisch en bouwtechnisch onderzoek van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen;

o. NEN-5077: door het Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm ‘Geluidwering in gebouwen – Bepaling⁠smethoden voor de grootheden voor luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidniveaus veroorzaakt door installaties’, publicatiejaar 2001, met de daarop uitgegeven aanvullingen en correctiebladen, zoals deze zijn vastgelegd in de Regeling Bouwbesluit 2003;

p. NEN-EN-12354-3: door het Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm ‘Geluidwering in gebouwen – Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen – Deel 3: Luchtgeluidisolatie tegen geluiden van buitenaf’, publicatiejaar 2000, met de daarop uitgegeven aanvullingen en correctiebladen, zoals deze zijn vastgelegd in de Regeling Bouwbesluit 2003.

B

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt na ‘geluidszone in Ke’ ingevoegd: of van de geluidscontour Schiphol.

2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt de zinsnede na ‘geluidscontouren’ vervangen door: voor de in die wet bedoelde luchtvaartterreinen of de geluidscontour Schiphol een geluidsbelasting van 40 Ke of hoger ondervindt’.

3. In het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt na ‘geluidszone in Ke’ ingevoegd: of van de geluidscontour Schiphol.

4. Aan het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt toegevoegd: of, voor de luchthaven Schiphol, een geluidsbelasting van 40 Ke of hoger ondervindt.

5. In de aanhef van het tweede lid wordt de zinsnede ‘of een gezondheidszorggebouw dat’ vervangen door: of een ziekenhuis, verpleeghuis of ander gezondheidszorggebouw dat.

6. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘een hogere LAeq geluidsbelasting in dB(A) dan 26 dB(A) ondervindt’ vervangen door: een LAeq geluidsbelasting in dB(A) van 26 dB(A) of hoger ondervindt.

7. Het derde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

8. Na het tweede lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

3. Onverminderd het eerste lid, worden op ’s rijks kosten geluidwerende voorzieningen aangebracht aan geluidsgevoelige ruimten van woningen die direct grenzen aan en een ononderbroken gebouweenheid vormen met een of meer woningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, mits eerstbedoelde woningen een geluidbelasting van niet minder dan 39 Ke ondervinden.

4. Onverminderd het tweede lid, worden op ’s rijks kosten geluidwerende voorzieningen aangebracht aan slaapkamers van woningen die direct grenzen aan en een ononderbroken gebouweenheid vormen met een of meer woningen met slaapkamers als bedoeld in het tweede lid, mits eerstbedoelde slaapkamers een LAeq geluidbelasting van niet minder dan 25 dB(A) ondervinden.

9. In het vijfde lid (nieuw) wordt na ‘bijlage 2’ ingevoegd: bij deze regeling.

C

In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de aanhef wordt ‘artikel 10’ vervangen door: artikel 12.

2. In onderdeel a wordt ‘artikel 17’ vervangen door: artikel 19.

3. Onderdeel b komt te luiden:

b. vaststaat dat zij onteigend maar nog bewoond zijn, dan wel de verwachting bestaat dat zij binnen vijf jaar na de bekendmaking van het isolatieprogramma zullen worden of zijn onteigend of dat de bewoning om andere redenen binnen die termijn zal worden gestaakt;.

4. In onderdeel f wordt de zinsnede ‘woonschepen en woonwagens’ vervangen door: woonschepen of woonwagens.

5. Onderdeel g komt te luiden:

g. de verwachting bestaat dat zij binnen twee jaar na bekendmaking van het isolatieprogramma of na bekendmaking van een deelproject, door het wijzigen of het vervallen van de geluidszone in Ke of van de geluidscontour Schiphol niet meer binnen de in artikel 25d van de Luchtvaartwet of, voor de luchthaven Schiphol, binnen de in bijlage 3 bij deze regelingbedoelde geluidscontour die behoort bij de waarde van 40 Ke, aanwezig zullen zijn;.

6. Toegevoegd worden twee nieuwe onderdelen, luidende:

h. vaststaat dat aan de desbetreffende woningen met toepassing van deze regeling reeds van rijkswege geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, en de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie ter bescherming van de geluidsgevoelige ruimte, bepaald volgens bijlage 2 bij deze regeling zoals die gold op het moment waarop bedoelde geluidwerende voorzieningen werden aangebracht, 3 dB(A) of minder lager is dan de in artikel 19, eerste lid, bedoelde waarde;

i. vaststaat dat de desbetreffende woningen reeds in beschouwing voor toepassing van deze regeling zijn genomen en op grond van de volgende situaties besloten is om niet over te gaan tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen:

1°. er was sprake van constructieve gebreken of achterstallig onderhoud als bedoeld in artikel 6, derde lid, en

2°. de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, bedoeld in artikel 19, eerste lid, is minder dan 5 dB(A) lager dan de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie op het moment waarop de woning eerder in beschouwing is genomen.

D

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de aanhef wordt ‘artikel 13’ vervangen door: artikel 15.

2. De onderdelen a en b komen te luiden:

a. vaststaat dat de slaapkamers van de desbetreffende woningen reeds voldoen aan artikel 20;

b. vaststaat dat zij onteigend maar nog bewoond zijn, dan wel de verwachting bestaat dat zij binnen vijf jaar na de bekendmaking van het isolatieprogramma zullen worden onteigend of dat de bewoning om andere redenen binnen die termijn zal worden gestaakt;

3. In onderdeel f wordt de zinsnede ‘woonschepen en woonwagens’ vervangen door: woonschepen of woonwagens.

4. Onderdeel g komt te luiden:

g. de verwachting bestaat dat zij binnen twee jaar na bekendmaking van het isolatieprogramma of na bekendmaking van een deelproject, door het wijzigen of het vervallen van de Laeq geluidszone in dB(A) niet meer binnen de Laeq geluidzone in dB(A) aanwezig zullen zijn;

5. Toegevoegd worden twee nieuwe onderdelen, luidende:

h. vaststaat dat aan de slaapkamers van de desbetreffende woningen met toepassing van deze regeling reeds van rijkswege geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, en de LAeq geluidszone in dB(A) ter bescherming van de slaapkamers zoals die gold op het moment waarop bedoelde geluidwerende voorzieningen werden aangebracht, een waarde heeft die 1 dB(A) of minder lager is dan de bij de desbetreffende LAeq geluidszone behorende waarde in dB(A);

i. vaststaat dat de slaapkamers van de desbetreffende woningen reeds in beschouwing voor toepassing van deze regeling zijn genomen en op grond van de volgende situaties besloten is om niet over te gaan tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen:

1°. er was sprake van constructieve gebreken of achterstallig onderhoud als bedoeld in artikel 8, derde lid, zoals dat artikel luidde op het in de aanhef bedoelde moment van in beschouwing nemen, en

2°. de waarde van de LAeq geluidszone in dB(A), bedoeld in artikel 20, is minder dan 5 dB(A) lager dan de waarde van de LAeq geluidszone in dB(A) op het moment waarop de woning eerder in beschouwing is genomen.

E

In artikel 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: Indien uit het onderzoek blijkt dat:.

2. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘binnen een door de Minister gestelde termijn, door de eigenaar’ vervangen door: binnen een door de Minister gestelde redelijke termijn, door en op kosten van de eigenaar.

3. De aanhef van het derde lid komt te luiden: Indien uit het onderzoek blijkt dat:.

4. In het derde lid, onderdeel a, wordt de zinsnede ‘tot het treffen’ vervangen door: tot het op zijn kosten treffen.

5. Het vierde lid vervalt.

F

In artikel 6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede ‘in artikel 11, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’, wordt de zinsnede ‘van hoofdstuk III van het Bouwbesluit’ vervangen door ‘voor bestaande bouw als opgenomen in het Bouwbesluit 2003’ wordt de zinsnede ‘gestelde termijn’ vervangen door ‘gestelde redelijke termijn’, en wordt de zinsnede ‘door de eigenaar van de woning in overeenstemming zijn gebracht met die technische voorschriften’ vervangen door: door en op kosten van de eigenaar van de woning in overeenstemming zijn gebracht met de die technische voorschriften.

2. In het derde lid vervalt de zinsnede ‘in artikel 11, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’, wordt ‘gebreken’ vervangen door ‘zichtbare of aantoonbare constructieve gebreken’, wordt ‘gestelde termijn, door de eigenaar’ vervangen door: gestelde redelijke termijn, door en op kosten van de eigenaar.

3. Het vierde lid vervalt.

4. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.

5. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘gebreken’ vervangen door: constructieve gebreken.

6. In het vijfde lid (nieuw) vervalt de zinsnede ‘in artikel 11, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’.

7. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het rijk’ telkens vervangen door: het Rijk.

G

De artikelen 6a tot en met 12 worden vernummerd tot artikelen 7 tot en met 14.

H

Artikel 7 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 7

Indien de kosten van het aanbod, bedoeld in artikel 14, derde lid, hoger zijn dan de kosten bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel d, wordt niet tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen overgegaan, tenzij de eigenaar van de woning het verschil voor zijn rekening neemt.

I

In artikel 8 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De aanduiding ‘1.’ en het tweede lid vervallen.

2. De aanhef komt te luiden: Indien uit het onderzoek blijkt dat:.

3. In onderdeel a wordt de zinsnede ‘tot het treffen’ vervangen door: tot het op zijn kosten treffen.

J

In artikel 9 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede ‘in artikel 14, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’, wordt de zinsnede ‘van hoofdstuk III van het Bouwbesluit’ vervangen door ‘voor bestaande bouw als opgenomen in het Bouwbesluit 2003’, wordt de zinsnede ‘gestelde termijn’ vervangen door ‘gestelde redelijke termijn’ en komt de zinsnede ‘door de eigenaar van de woning in overeenstemming zijn gebracht met die technische voorschriften’ vervangen door: door en op kosten van de eigenaar van de woning in overeenstemming zijn gebracht met de laatstbedoelde technische voorschriften.

2. In het derde lid vervalt de zinsnede ‘in artikel 14, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’, wordt ‘gebreken’ vervangen door ‘zichtbare of aantoonbare constructieve gebreken’ en wordt ‘gestelde termijn, door de eigenaar’ vervangen door: gestelde redelijke termijn, door en op kosten van de eigenaar.

3. Het vierde lid vervalt.

4. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.

5. In het vierde lid (nieuw) vervalt de zinsnede ‘van het Bouwbesluit’ en wordt ‘gebreken’ vervangen door: constructieve gebreken.

6. In het vijfde lid (nieuw) vervalt de zinsnede ‘in artikel 14, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’.

7. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het rijk’ telkens vervangen door: het Rijk.

K

In artikel 10 (nieuw) wordt de zinsnede ‘bedoeld in artikel 15, derde lid, hoger zijn dan de kosten bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder d’ vervangen door: bedoeld in artikel 17, derde lid, hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 16, derde lid, onderdeel d.

L

Artikel 11 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 11

1. Artikel 3, aanhef en onder a, b, e, g, h en i, artikel 5, artikel 6, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, en artikel 7, zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2, eerste lid, bedoelde andere geluidsgevoelige gebouwen.

2. Artikel 4, aanhef en onder a, b, e, g, h en i, artikel 8, artikel 9, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, en artikel 10, zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2, tweede lid, bedoelde ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.

M

Aan het opschrift van hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, wordt toegevoegd: en deelprojecten.

N

Artikel 12 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 12

1. De Minister stelt in een isolatieprogramma vast welke woningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in beschouwing zullen worden genomen. Na vaststelling van het isolatieprogramma, kan de Minister deelprojecten vaststellen waarin wordt aangeven voor welke woningen uit het isolatieprogramma in een daarbij aangegeven periode achtereenvolgens uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 13 en 14. De Minister kan besluiten aan woningen in een deelproject geen uitvoering te geven aan de artikelen 13 en 14 indien op grond van een besluit tot het wijzigen of vervallen van de geluidszone in Ke of van de geluidscontour Schiphol wordt vastgesteld dat de woningen binnen twee jaar na vaststelling van het deelproject niet meer binnen de in artikel 25d van de Luchtvaartwet of, voor de luchthaven Schiphol, binnen de in bijlage 3 bij deze regeling bedoelde geluidscontour die behoort bij de waarde van 40 Ke of binnen de in bijlage 4 bij deze regeling bedoelde LAeq geluidszone in dB(A) aanwezig zullen zijn.

De in artikel 3 bedoelde woningen worden niet in het isolatieprogramma opgenomen.

2. Tot het moment waarop een geluidszone in Ke of een geluidscontour Schiphol wordt gewijzigd, wordt een woning door de Minister slechts éénmaal in beschouwing genomen.

3. De Minister stelt de eigenaren van de in het eerste lid bedoelde woningen die voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in beschouwing worden genomen, hiervan schriftelijk op de hoogte. De Minister stelt de eigenaren van de woningen die ingevolge het eerste lid niet in het isolatieprogramma worden opgenomen, hiervan schriftelijk op de hoogte.

4. In verband met het opstellen van het isolatieprogramma of deelprojecten, kan de Minister burgemeester en wethouders verzoeken met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde woningen in ieder geval de volgende gegevens te verstrekken:

a. namen en adressen van eigenaren;

b. kadastrale gegevens;

c. gegevens uit de registratie met betrekking tot de onroerende-zaakbelasting die de bestemming van de woning betreffen;

d. tekeningen van woningen;

e. de verstrekte bouwvergunningen;

f. een overzicht van de voor artikel 3 noodzakelijke gegevens.

O

Het opschrift van hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 2, komt te luiden: § 2. Onderzoek.

P

Artikel 13 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 13

1. Aan de in artikel 12, derde lid, eerste volzin, bedoelde eigenaren wordt, zodra de woning die is opgenomen in het isolatieprogramma of een deelproject, in uitvoering wordt genomen, verzocht binnen twee maanden na verzending van de mededeling, schriftelijk toestemming te verlenen tot het uitvoeren van een onderzoek.

2. Indien de toestemming niet volledig, niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn of niet voor de gehele woning is verleend, wordt de desbetreffende eigenaren schriftelijk medegedeeld dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

3. Indien toestemming tot het uitvoeren van een onderzoek is verleend, stelt de Minister binnen zes maanden na ontvangst daarvan een onderzoek in. Het resultaat van het onderzoek, met in ieder geval de volgende onderwerpen, wordt de Minister medegedeeld:

a. een opgave van de geluidsgevoelige ruimten;

b. een inventarisatie van bouwtechnische gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van de aan te brengen geluidwerende voorzieningen;

c. een opgave van de geluidwerende voorzieningen die moeten worden aangebracht om te voldoen aan artikel 19;

d. een raming van de ten laste van het Rijk komende kosten die zijn verbonden aan het aanbrengen van de onder c bedoelde geluidwerende voorzieningen;

e. indien van toepassing, een raming van de ten laste van de eigenaren komende kosten voor:

1°. het uitvoeren van extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen met de in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, bedoelde geluidweringsvoorschriften;

2°. het uitvoeren van extra voorzieningen met betrekking tot de in artikel 5, derde lid, bedoelde aanschrijvingen;

3°. het uitvoeren van extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen met de in artikel 6, eerste lid, bedoelde technische voorschriften van het Bouwbesluit 2003;

4°. het in artikel 6, derde lid, bedoelde opheffen van gebreken en van achterstallig onderhoud;

5°. het in artikel 6, vijfde lid, bedoelde verschil tussen het geraamde bedrag voor het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen en de kostenbegrenzingswaarde.

4. De Minister kan op verzoek van de eigenaar de resultaten van het onderzoek doen controleren.

Q

In artikel 14 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste, tweede en derde lid komen te luiden:

1. De Minister stelt de eigenaren van de woningen die op basis van het onderzoek in overeenstemming moeten worden gebracht met:

a. de in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, bedoelde geluidweringsvoorschriften;

b. de in artikel 5, derde lid, bedoelde aanschrijvingen;

c. de in artikel 6, eerste lid, bedoelde technische voorschriften van het Bouwbesluit 2003;

d. de in artikel 6, derde lid, bedoelde opheffing van gebreken en van achterstallig onderhoud,

hiervan binnen zes weken na ontvangst van de resultaten, bedoeld in artikel 13, derde lid, schriftelijk op de hoogte. Aan hen wordt verzocht binnen twee maanden na ontvangst van deze mededeling, schriftelijk te verklaren dat zij zich verplichten, om binnen een door de Minister gestelde redelijke termijn de onder a tot en met d bedoelde werkzaamheden uit te voeren voorafgaand aan het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen, tenzij toepassing wordt gevraagd van artikel 5, tweede lid, of van artikel 6, vierde lid.

2. De eigenaren van de woningen die op basis van het onderzoek voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in aanmerking komen, ontvangen binnen zes weken na het afronden van het onderzoek een aanbod met betrekking tot de aan te brengen geluidwerende voorzieningen, alsmede, indien toepassing wordt gevraagd van artikel 5, tweede lid, of van artikel 6, vierde lid, een voorstel voor een overeenkomst met betrekking tot de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde werkzaamheden.

3. Het aanbod kan op verzoek van de eigenaar betrekking hebben op een kleiner aantal geluidsgevoelige ruimten dan bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel a. Indien de eigenaar het verschil in kosten als bedoeld in artikel 7 voor zijn rekening neemt, wordt bij het aanbod tevens een voorstel voor een overeenkomst bijgevoegd.

2. In het vierde lid wordt ‘artikel 6, zesde lid’ vervangen door ‘artikel 6, vijfde lid’ en wordt ‘artikel 17’ vervangen door: artikel 19.

3. In het vijfde lid wordt de zinsnede ‘gestelde termijn, voorafgaand aan het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen, zijn uitgevoerd;’ vervangen door: gestelde redelijke termijn zijn uitgevoerd.

4. In het zesde lid vervalt de zinsnede ‘in artikel 11, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’.

5. In de aanhef van het zevende lid wordt ‘drie weken’ vervangen door: twee maanden.

6. In het zevende lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 11, vierde lid’ vervangen door: artikel 13, derde lid.

7. In het zevende lid, onderdeel e, wordt ‘artikel 6a’ vervangen door: artikel 7.

8. Het achtste en negende lid komen te luiden:

8. Na ondertekening van het aanbod en, indien van toepassing, van de overeenkomst, wordt de desbetreffende eigenaren schriftelijk meegedeeld wanneer de geluidwerende voorzieningen naar verwachting zullen worden aangebracht.

9. In geval de ondertekening van het aanbod en, indien van toepassing, van de overeenkomst, niet binnen de in het zevende lid genoemde termijn heeft plaatsgevonden, wordt de desbetreffende eigenaren schriftelijk meegedeeld dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

9. Het tiende lid vervalt.

R

De artikelen 13 (oud) tot en met 15 (oud) worden vernummerd tot artikelen 15 tot en met 17.

S

Aan het opschrift van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, wordt toegevoegd: en deelprojecten.

T

Artikel 15 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 15

1. De Minister stelt in een isolatieprogramma vast welke woningen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in beschouwing zullen worden genomen. Na vaststelling van het isolatieprogramma, kan de Minister deelprojecten vaststellen waarin wordt aangeven voor welke woningen uit het isolatieprogramma in een daarbij aangegeven periode achtereenvolgens uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 16 en17. De Minister kan besluiten aan woningen in een deelproject geen uitvoering te geven aan de artikelen 16 en 17 indien op grond van een besluit tot het wijzigen of vervallen van de LAeq geluidszone in dB(A) wordt vastgesteld dat de woningen binnen twee jaar na vaststelling van het deelproject niet meer binnen de in artikel 25a van de Luchtvaartwet of, voor de luchthaven Schiphol, binnen de in bijlage 4 bij deze regeling bedoelde LAeq geluidszone in dB(A) aanwezig zullen zijn. De in artikel 4 bedoelde woningen worden niet in het isolatieprogramma opgenomen.

2. Tot het moment waarop een LAeq geluidszone in dB(A) wordt gewijzigd, wordt een woning wordt door de Minister slechts éénmaal in beschouwing genomen.

3. De Minister stelt eigenaren van de in het eerste lid bedoelde woningen die voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in beschouwing worden genomen, hiervan schriftelijk op de hoogte. De Minister stelt eigenaren van de woningen die ingevolge het eerste lid niet in het isolatieprogramma worden opgenomen, hiervan schriftelijk op de hoogte.

4. In verband met het opstellen van het isolatieprogramma of deelprojecten, kan de Minister burgemeester en wethouders verzoeken met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde woningen in ieder geval de volgende gegevens te verstrekken:

a. namen en adressen van eigenaren;

b. kadastrale gegevens;

c. gegevens uit de registratie met betrekking tot de onroerende-zaakbelasting die de bestemming van de woning betreffen;

d. tekeningen van woningen;

e. de verstrekte bouwvergunningen;

f. een overzicht van de voor artikel 4 noodzakelijke gegevens.

U

Het opschrift van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, komt te luiden: § 2. Onderzoek.

V

Artikel 16 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 16

1. Aan de in artikel 15, derde lid, eerste volzin, bedoelde eigenaren wordt, zodra de woning die is opgenomen in het isolatieprogramma of een deelproject, in uitvoering wordt genomen, verzocht binnen twee maanden na verzending van de mededeling, schriftelijk toestemming te verlenen tot het uitvoeren van een onderzoek.

2. Indien de toestemming niet volledig, niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn of niet voor de gehele woning is verleend, wordt de desbetreffende eigenaren schriftelijk meegedeeld dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

3. Indien de toestemming is verleend, stelt de Minister binnen zes maanden na ontvangst daarvan een onderzoek in. Het resultaat van het onderzoek, met in ieder geval de volgende onderwerpen, wordt de Minister medegedeeld:

a. een opgave van de slaapkamers;

b. een inventarisatie van bouwtechnische gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van de aan te brengen geluidwerende voorzieningen;

c. een opgave van de geluidwerende voorzieningen die moeten worden aangebracht om te voldoen aan artikel 20;

d. een raming van de ten laste van het Rijk komende kosten die zijn verbonden aan het aanbrengen van de onder c bedoelde geluidwerende voorzieningen;

e. indien van toepassing, een raming van de ten laste van de eigenaren komende kosten voor:

1°. het uitvoeren van extra voorzieningen met betrekking tot de in artikel 8, onderdeel a, bedoelde aanschrijvingen;

2°. het uitvoeren van extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen met de in artikel 9, eerste lid, bedoelde technische voorschriften van het Bouwbesluit 2003;

3°. het in artikel 9, derde lid, bedoelde opheffen van gebreken en van achterstallig onderhoud;

4°. het in artikel 9, vijfde lid, bedoelde verschil tussen het geraamde bedrag voor het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen en de kostenbegrenzingswaarde.

4. De Minister kan op verzoek van de eigenaar de resultaten van het onderzoek doen controleren.

W

In artikel 17 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste, tweede en derde lid komen te luiden:

1. De Minister stelt de eigenaren van de woningen die op basis van het onderzoek in overeenstemming moeten worden gebracht met:

a. de in artikel 8, onderdeel a, bedoelde aanschrijvingen;

b. de in artikel 9, eerste lid, bedoelde technische voorschriften van het Bouwbesluit 2003;

c. de in artikel 9, derde lid, bedoelde opheffing van gebreken en van achterstallig onderhoud,

hiervan binnen zes weken na ontvangst van de resultaten, bedoeld in artikel 16, derde lid, schriftelijk op de hoogte. Aan hen wordt verzocht binnen twee maanden na ontvangst van deze schriftelijke mededeling, schriftelijk te verklaren dat zij zich verplichten, om binnen een door de Minister gestelde redelijke termijn de onder a tot en met c bedoelde werkzaamheden uit te voeren voorafgaand aan het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen, tenzij toepassing wordt gevraagd van artikel 9, vierde lid.

2. De eigenaren van de woningen die op basis van het onderzoek voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in aanmerking komen, ontvangen binnen zes weken na het afronden van het onderzoek een aanbod met betrekking tot de aan te brengen geluidwerende voorzieningen, alsmede, indien toepassing wordt gevraagd van artikel 9, vierde lid, een voorstel voor een overeenkomst met betrekking tot de in het eerste lid, de onderdelen a tot en met c, bedoelde werkzaamheden.

3. Het aanbod kan op verzoek van de eigenaar betrekking hebben op een kleiner aantal geluidsgevoelige ruimten dan bedoeld in artikel 16, derde lid, onderdeel a. Indien de eigenaar het verschil in kosten als bedoeld in artikel 10 voor zijn rekening neemt, wordt bij het aanbod tevens een voorstel voor een overeenkomst bijgevoegd.

2. In het vierde lid wordt de zinsnede ‘gestelde termijn, voorafgaand aan het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen, zijn uitgevoerd;’ vervangen door: gestelde redelijke termijn zijn uitgevoerd.

3. In het vijfde lid vervalt de zinsnede ‘in artikel 14, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’.

4. In de aanhef van het zesde lid wordt ‘drie weken’ vervangen door: twee maanden.

5. In het zesde lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 14, vierde lid’ vervangen door: artikel 16, derde lid.

6. In het zesde lid, onderdeel e, wordt ‘artikel 8a’ vervangen door: artikel 10.

7. Het zevende en achtste lid komen te luiden:

7. Na ondertekening van het aanbod en, indien van toepassing, van de overeenkomst, wordt de desbetreffende eigenaren schriftelijk meegedeeld wanneer de geluidwerende voorzieningen naar verwachting zullen worden aangebracht.

8. In geval de ondertekening van het aanbod en, indien van toepassing, van de overeenkomst, niet binnen de in het zesde lid genoemde termijn heeft plaatsgevonden, wordt de desbetreffende eigenaren schriftelijk meegedeeld dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

8. Het negende lid vervalt.

X

De artikelen 16 (oud) tot en met 23 (oud) worden vernummerd tot artikelen 18 tot en met 25.

Y

Artikel 18 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 18

1. Artikel 12, artikel 13 met uitzondering van het derde lid, onderdeel e, onder 5°, en artikel 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2, eerste lid, bedoelde andere geluidsgevoelige gebouwen.

2. Artikel 15, artikel 16 met uitzondering van het derde lid, onderdeel e, onder 4°, en artikel 17 zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2, tweede lid, bedoelde ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.

Z

In artikel 19 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. Indien de geluidsbelasting tussen de in het eerste lid, de onderdelen a of b, bedoelde Ke-waarden ligt, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van de rechtevenredige interpolatie tussen de in het eerste lid, onder a of b, bedoelde dB(A)-waarden van de geluidwering. Indien de waarde van de geluidwering eindigt op een halve eenheid, wordt zij naar beneden op een gehele eenheid afgerond.

3. De krachtens het eerste lid aan te brengen geluidwerende voorzieningen worden bepaald volgens artikel 5 van bijlage 2 bij deze regeling. In afwijking van de eerste volzin, kunnen ten aanzien van een aaneengesloten rij woningen, om redenen van architectonische waarde of eenvormig aanzicht, identieke geluidwerende voorzieningen worden aangebracht. Bij toepassing van de tweede volzin worden aan de bedoelde woningen de geluidwerende voorzieningen aangebracht die voor de woning met de hoogste geluidsbelasting zijn vastgesteld.

2. In het vierde lid wordt ‘2 dB(A)’ vervangen door: 3 dB(A).

3. In het vijfde lid wordt ‘artikel 12, derde lid’ vervangen door: artikel 14, derde lid.

4. In de aanhef van het zesde lid vervalt de zinsnede ‘in artikel 11, vierde lid, bedoelde akoestisch en bouwtechnisch’.

5. In het zesde lid, onderdelen a en b, wordt ‘artikel 6, zesde lid’ telkens vervangen door: artikel 6, vijfde lid.

6. Het zevende lid vervalt.

AA

In artikel 20 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. De waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, bepaald volgens bijlage 2 bij deze regeling, die wordt bereikt met de krachtens het eerste lid aan te brengen geluidwerende voorzieningen, bedraagt maximaal 40 dB(A).

3. In afwijking van het tweede lid, kunnen ten aanzien van een aaneengesloten rij woningen, om redenen van architectonische waarde of eenvormig aanzicht, identieke geluidwerende voorzieningen worden aangebracht. Bij toepassing van de eerste volzin worden aan de bedoelde slaapkamers de geluidwerende voorzieningen aangebracht die voor de woning met de hoogste geluidsbelasting zijn vastgesteld.

2. In het vierde lid wordt ‘artikel 15, derde lid’ vervangen door: artikel 17, derde lid.

BB

In artikel 22 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het derde lid wordt ‘artikel 17’ vervangen door ‘artikel 19’, en wordt ‘bijlage 2, bij deze regeling, opgenomen meetmethode’ vervangen door: bijlage 2 bij deze regeling bedoelde meetmethode.

2. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De Minister voert de meting uiterlijk één jaar na het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen uit.

3. In het vierde lid wordt ‘artikel 18’ vervangen door ‘artikel 20’, wordt ‘gezondheidszorggebouwen’ vervangen door ‘ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen’ en wordt de zinsnede ‘volgens de in bijlage 2, artikel 6, bij deze regeling, opgenomen methode’ vervangen door: volgens de in artikel 6 van bijlage 2 bij deze regeling bedoelde meetmethode.

4. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De Minister voert de meting uiterlijk één jaar na het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen uit.

5. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het resultaat van de meting een waarde oplevert die meer dan 2 dB(A) lager is, draagt de Minister ervoor zorg dat alsnog wordt voldaan aan artikel 19, eerste lid.

6. In het zesde lid wordt ‘2 dB(A) lager’ vervangen door: 2 dB(A) hoger.

7. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het resultaat van de meting een waarde oplevert die meer dan 2 dB(A) hoger is, draagt de Minister ervoor zorg dat alsnog wordt voldaan aan artikel 19, eerste lid.

CC

In artikel 24 (nieuw) wordt ‘artikel 12, tweede lid, en artikel 15, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 14, tweede lid, en artikel 17, tweede lid’, en wordt ‘het rijk’ vervangen door: het Rijk.

DD

In artikel 25 (nieuw) wordt vóór ‘krachtens’ ingevoegd: geheel of gedeeltelijk.

EE

De artikelen 24 (oud) en 25 (oud) vervallen.

FF

In bijlage 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de omschrijving van ‘l’ wordt ‘artikel 11, vierde lid, onder d’ vervangen door ‘artikel 13, derde lid, onderdeel d’, en wordt ‘artikel 14, vierde lid, onder d’ vervangen door: 16, derde lid, onderdeel d.

2. In de omschrijving van ‘G(A)’ wordt ‘artikel 17’ vervangen door ‘artikel 19’, en wordt ‘artikel 6, eerste lid, van bijlage 2’ vervangen door: NEN-EN-12354-3 en NPR-5272.

3. Aan het slot van de tweede alinea wordt een volzin toegevoegd, luidende: De in het rapport genoemde prijzen per kubieke meter worden jaarlijks geactualiseerd.

GG

De bijlagen 2 tot en met 4 worden vervangen door de bij deze regeling behorende bijlagen.

Artikel II

De Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op een aanbod dat of, indien van toepassing, een overeenkomst die is aanvaard vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling, alsmede op een isolatieprogramma waarvoor de opdracht tot het doen uitvoeren van het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek is verleend, tenzij sprake is van een woning die of ander geluidsgevoelig gebouw dat als gevolg van de tweejaarstoets of wijziging van de geluidszone in Ke, de LAeq geluidszone in dB(A) of de geluidscontour niet meer in beschouwing wordt genomen voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen.

Artikel III

In afwijking van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997, worden woningen die:

a. liggen binnen een van de geluidscontouren van de luchthaven Schiphol, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997, zoals die gelden als gevolg van het besluit van 23 augustus 2004, tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met het herstellen van een invoerfout en wijziging van uitvliegroutes in westelijke richting vanaf de Polderbaan (Stb. 425),

b. al eerder in beschouwing zijn genomen maar waarvan van rijkswege geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, en

c. geen constructieve gebreken vertonen,

op verzoek van de eigenaar alsnog in beschouwing genomen voor het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlagen 3 en 4 worden tevens ter inzage gelegd in de bibliotheek van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.De Staatssecretaris van Defensie, C. van der Knaap.

Bijlage 2

Technisch voorschrift als bedoeld in de artikelen 2, 19, 20 en 22

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1. De bepaling van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, bedoeld in de artikelen 2, 19, 20 en 22 van de regeling, vindt plaats door middel van berekeningen dan wel door middel van metingen.

2. De berekeningen en metingen vinden plaats voor de octaafbanden met de middenfrequenties 125 Hz, 250 Hz, 500 Hz, 1000 Hz en 2000 Hz.

3. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van de situatie zoals die voor een bepaling door metingen van de geluidwering volgens dit voorschrift van toepassing zijn.

Artikel 2

1. Voor de toepassing van artikel 19 van de regeling, wordt bij de in artikel 1, eerste lid, bedoelde berekeningen en metingen, uitgegaan van de herleidingswaarden Ci volgens het standaard referentiespectrum voor luchtvaartgeluid, zoals opgenomen in tabel 6 van de NEN- 5077.

2. Voor de toepassing van artikel 20 van de regeling, wordt bij de in artikel 1, eerste lid, bedoelde berekeningen en metingen, onderscheid gemaakt tussen de geluidwering voor startend en landend vliegverkeer. Hierbij wordt uitgegaan van de herleidingswaarden Ci volgens het spectrum voor startend en landend vliegverkeer, zoals opgenomen in onderstaande tabel:

Tabel 6a. Herleidingswaarden (Ci) voor verschillende soorten buitengeluid

Ci in dB voor octaafband met middenfrequentie in Hz

125

I=1

250

i=2

500

i=3

1000

i=4

2000

i=5

luchtverkeer op Schiphol, starten

– 15,3

– 7,6

– 6.8

– 4,4

– 6,5

luchtverkeer op Schiphol, landen

– 18,8

– 11,9

– 7,1

– 5,9

– 3,2

luchtverkeer op Maastricht, starten

– 12,6

– 6,0

– 5,7

– 4,8

– 10,8

luchtverkeer op Maastricht, landen

– 17,2

– 10,5

– 6,9

– 6,1

– 3,6

3. Indien, naar het oordeel van de Minister het spectrum van het luchtvaartgeluid buiten de woning of het ander geluidsgevoelig gebouw sterk afwijkt van het in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde spectrum, worden de dienovereenkomstige herleidingswaarden Ci in de plaats gesteld van de in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde waarden.

4. Bij de in artikel 1, eerste lid, bedoelde berekeningen en metingen, worden afscherming en reflectie verdisconteerd door toepassing van de correctiefactor CL, zoals opgenomen met betrekking tot de geluidsbelasting in Ke in artikel 3, eerste en tweede lid, en met betrekking tot de LAeq geluidsbelasting in dB(A) in artikel 3, derde lid.

Artikel 3

1. Voor de toepassing van artikel 19 van de regeling, worden, indien bij meerdere geluidbelaste onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie deze onderdelen niet gelijktijdig door een vliegtuig direct aangestraald kunnen worden, voor de correctiefactor CL de volgende waarden gehanteerd:

– CL=0 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron – onderdeel en de normaal op het onderdeel kleiner dan of gelijk is aan 70°;

– CL=3 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron – onderdeel en de normaal op het onderdeel groter is dan 70° maar kleiner dan of gelijk is aan 90°, en

– CL=8 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron – onderdeel en de normaal op het onderdeel groter is dan 90°.

De geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie is de laagste van de te berekenen geluidwering bij mogelijke combinaties van direct en niet direct aangestraalde onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie.

2. Voor de toepassing van artikel 19 van de regeling, wordt voor het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie dat het verst van het gemiddelde grondpad is verwijderd, CL = 8 dB gehanteerd, indien de hoek tussen het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie en het gemiddelde grondpad kleiner is dan 30°.

3. Voor de toepassing van artikel 20 van de regeling, wordt een correctiefactor CL toegepast ten gevolge van de hoekafhankelijkheid van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, φαßm. φαßm is afhankelijk van de momentane vliegtuigpositie die wordt beschreven door de hoeken α en ß. De horizontale hoek α is gedefinieerd als de hoek tussen de normaal op het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. De verticale hoek ß is gedefinieerd als de hoek tussen de verbindingslijn tussen het middelpunt van het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de vliegtuigpositie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. φαßm wordt op grond van metingen of berekeningen per luchtvaartterrein vastgesteld.

CL wordt per onderdeel j van de uitwendige scheidingsconstructie per procedure m bepaald uit:

CL=LAeq(1)-LAeq(2)(1)

waarbij :

LAeq(1) = de LAeq geluidsbelasting in dB(A), als bedoeld in artikel 6, tweede lid, voor procedure m;

LAeq(2) = de LAeq geluidsbelasting in dB(A), berekend conform de ingevolge artikel 25g van de Luchtvaartwet vastgestelde Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, met mede-integratie van de hoekafhankelijke geluidwering φαßm, voor procedure m en onderdeel j.

Hoofdstuk 2. Meting van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie

Artikel 4

De geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie wordt bepaald overeenkomstig NEN 5077.

Hoofdstuk 3. Berekening van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie

Artikel 5

1. De geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie wordt berekend uit de partiële geluidwering Gi in octaafbanden volgens hoofdstuk 5 van NEN 5077 voor het relevante referentiespectrum.

2. De partiële geluidwering wordt bepaald uit het genormeerd geluiddrukniveauverschil van de uitwendige schedingsconstructie D2m,nT,i en de herleidingsterm voor gevelreflectie Cr voor het constructie-onderdeel met de hoogste geluidbelasting volgens:

Gi = D2m,nT,i – Cr

waarin Cr volgt uit tabel 3 van NEN 5077.

3. Het genormeerd geluiddrukniveauverschil van de gevel, D2m,nT,i, wordt bepaald uit het genormeerd geluiddrukniveauverschil per constructie-onderdeel, D2m,nT,i,j, en de herleidingsterm voor de variatie in geluidbelasting CL,j voor het betreffende constructie-onderdeel volgens de formule:

D2m,nT,i = –10 lg SOM(j=1 tot N) 10–(D2m,nT,i,j+CL,j)/10

waarin CL,j volgt uit artikel 3 van deze regeling.

4. Het genormeerd geluiddrukniveauverschil D2m,nT,i,j. wordt per constructie-onderdeel berekend volgens NEN-EN 12354-3, waarbij de invulling van de rekenmethode die in de annexen B, C en D wordt gegeven als een integraal onderdeel van de methode wordt beschouwd.

5. Ten aanzien van de te hanteren invoergegevens voor de berekeningen zijn de aanwijzingen in NEN-EN 12354-3 annexen B, C en D van toepassing. Indien hiervan afwijkenden waarden als invoergegeven worden toegepast, worden die afwijkingen nader gemotiveerd.

Hoofdstuk 4. Berekening van het geluidsniveau in een slaapkamer ten gevolge van nachtelijk vliegverkeer

Artikel 6

1. De LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een slaapkamer, bedoeld in artikel 20 van de regeling, wordt als volgt berekend:

LAeq,binnen

= 10 log {10LAeq,binnen,starten/10 + 10 LAeq,binnen,landen/10}

(5)

LAeq,binnen,starten

= LAeq,binnen, starten – GA,starten

(6)

LAeq,binnen,landen

= LAeq,buiten, landen – GA,landen

(7)

waarin:

LAeq,binnen,starten

=

de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een slaapkamer ten gevolge van startend vliegverkeer;

LAeq,buiten,starten

=

de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woning of het ziekenhuis, verpleeghuis of ander gezondheidszorggebouw ten gevolge van startend vliegverkeer als bedoeld in het tweede lid;

GA,starten

=

de geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij startend vliegverkeer, bepaald volgens artikel 4 dan wel artikel 5;

LAeq,binnen,landen

=

de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een slaapkamer ten gevolge van landend vliegverkeer;

LAeq,buiten,landen

=

de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woning of het ziekenhuis, verpleeghuis of ander gezondheidszorggebouw ten gevolge van landend vliegverkeer als bedoeld in het tweede lid;

GA,landen

=

de geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij landend vliegverkeer, bepaald volgens artikel 4 dan wel artikel 5.

2. De LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woning of het ziekenhuis, verpleeghuis of ander gezondheidszorggebouw voor startend en landend vliegverkeer wordt berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, waarbij de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer, Lgevel,m, gelijk wordt gesteld aan 0 dB(A).

Bijlage 3

stcrt-2006-235-p18-SC78004-1.gif

Bijlage 4

stcrt-2006-235-p18-SC78004-2.gif

Toelichting

Algemeen

De Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 (RGV1997) bevat bepalingen ter bescherming van milieu en burger tegen geluidsoverlast van vliegverkeer, geconcretiseerd door het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan woningen en andere geluidgevoelige gebouwen. Bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen die een dusdanige geluidbelasting van het luchthavenluchtverkeer ondervinden die hoger is dan een bepaalde waarde, worden in beschouwing genomen voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen volgens de bepalingen van de RGV1997. Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat de kosten die met het aanbrengen van de geluidsisolatie zijn gemoeid wat betreft de burgerluchtvaartterreinen en de luchthaven Schiphol, door middel van de heffingensystematiek van de artikelen 77 en verder van de Luchtvaartwet op de luchtvaartmaatschappijen worden verhaald. De kosten van de geluidsisolatie rond de militaire luchtvaartterreinen worden ten laste gebracht van de begroting van het Ministerie van Defensie.

Aanleiding voor de wijzigingen is de wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met het herstellen van een invoerfout en wijziging van uitvliegroutes (besluit van 23 augustus 2004, Stb. 425). Voor de RGV1997 heeft de bedoelde wijziging gevolgen gehad voor in het bijzonder de bijlagen 3 en 4, waarin voor de luchthaven Schiphol de isolatiegebieden zijn opgenomen. Als gevolg van het herstel van de invoerfout zijn de contouren van het gebied waarbinnen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen in aanmerking komen voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen, aangepast. In verband hiermee zijn door middel van de onderhavige regeling de bijlagen 3 en 4 dienovereenkomstig aangepast.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal aanpassingen door te voeren dat voortkomt uit ervaringen in de praktijk van de overheid en betrokkenen met het omgaan met deze regeling. Het verschijnen op 15 september 2004 van het rapport van de Algemene Rekenkamer ‘Geluidsisolatie Schiphol fase 2’ (Kamerstukken II, 2003/04, 29 750, nrs. 1–2) heeft ten aanzien van de discussie over de geluidsisolatie eveneens een belangrijke rol gespeeld.

De aanpassingen zijn voorbereid door een interdepartementale werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers van de Ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Defensie. Over de voorgestelde wijzigingen is tussentijds overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de luchtvaartsector.

De aangebrachte wijzigingen kunnen in drie categorieën worden samengevat:

1. Verbeteringen en actualisatie.

2. Praktijkervaringen.

3. Vereenvoudigingen die het beschermingsniveau van de regeling niet aantasten.

Vooruitlopend op hetgeen daarover in de artikelsgewijze toelichting wordt opgemerkt, worden hier per categorie de belangrijkste verschillen met de RGV1997, zoals die gold voor de inwerkingtreding van onderhavige wijziging, genoemd:

Bij categorie 1 (verbeteringen en actualisatie) gaat het in het bijzonder om:

– verbetering van de leesbaarheid, met name door redactionele aanpassingen en toevoeging van enkele begripsbepalingen;

– actualiseren van verwijzingen naar het Bouwbesluit 2003;

– integrale verwerking van de eerdere wijzigingen van de RGV1997;

– het consequent benaderen van de eigenaar, de bewoner is niet langer nor⁠madressaat.

Bij categorie 2 (praktijkervaringen) gaat het hoofdzakelijk om:

– stroomlijning van procedures: de eigenaar krijgt meer tijd om te reageren op vragen van de overheid en op het aanbod; bovendien kent de procedure van aanbod en overeenstemming enkele als overbodig ervaren stappen minder;

– aanvulling met termijnen voor de overheid; de Minister wordt gehouden binnen bepaalde termijnen een beslissing te nemen. Dit vergroot de rechtszekerheid van de eigenaar;

– invoering van een tweede moment waarop de zogenoemde tweejaarstoets wordt uitgevoerd; op deze wijze wordt voorkomen dat woningen onnodig worden geïsoleerd of dat verwachtingen naar eigenaren en bewoners worden gewekt die later niet waar gemaakt worden;

– de mogelijkheid om bij een aaneengesloten stuk vergelijkbare bebouwing alle woningen in een rij op gelijke wijze te isoleren.

Bij categorie 3 (vereenvoudigingen die het beschermingsniveau niet aantasten) gaat het om:

– invoering van de mogelijkheid om deelprojecten ter uitvoering van het isolatieprogramma aan te wijzen, zodat eventuele tussentijdse contourwijzigingen soepeler kunnen worden opgevangen en concreter in de tijd kan worden aangegeven in welke periode de isolatie van een object of woning zal plaats vinden;

– invoering van de mogelijkheid dat gebruik wordt gemaakt van nieuwe reken- en meetmethoden voor de berekening van de geluidbelasting en de aan te brengen isolatie;

– verbetering van de mogelijkheden om technologische innovaties en nieuwe isolatietechnieken en -materialen toe te passen.

De bovengenoemde aanpassingen maken een overzichterlijker en doelmatiger werkwijze en uitvoering mogelijk en schept meer duidelijkheid voor de eigenaren. Bovendien leggen deze wijzigingen de praktijk vast zoals die sinds de afronding van GIS-2 reeds door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt gehanteerd.

Financiële gevolgen

De wijzigingen die zijn aangebracht, kunnen op onderdelen zowel leiden tot een kostenverhoging van het totale isolatieprogramma als tot een kostenverlaging omdat eigenaren meer tijd krijgen en in sommige gevallen zelfs een herkansing, zal de deelname bij volgende fasen van het aanbrengen van geluidsisolatie rond de luchthaven Schiphol naar verwachting hoger worden dan bij eerdere fasen. Dit kan leiden tot kostenverhoging.

Op verschillende punten leiden de wijzigingen evenwel tot efficiencyverbeteringen en kostenbesparing. De belangrijkste kostenbesparing is de mogelijkheid om flexibeler en innovatiever om te gaan met nieuwe isolatiematerialen en -technieken bij de isolatie van woningen en geluidsgevoelige objecten. Het in bijlage 2 opnemen van een verwijzing naar de geldende reken- en meetvoorschriften (de zgn. NEN-normen en NPR-richtlijnen) levert eveneens een besparing op, afhankelijk van type woning en isolatie (dag of nacht). Ten slotte zullen de andere actualisaties en betere definities en omschrijvingen een kleine besparing opleveren.

Administratieve lasten

Voor het bedrijfsleven

Door de onderhavige regeling treedt er voor het bedrijfsleven, in dit geval de akoestisch-technische bureaus en de aannemers, geen wezenlijke veranderingen op. Door het verminderen van een aantal procedurele stappen en wijzigingen in de meetmethoden ontstaat er wellicht enig vermindering van de administratieve lasten.

Voor de burger (i.c. de eigenaar)

De eigenaar die in aanmerking komt voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen, krijgt te maken met minder procedurele stappen en officiële documenten dan voorheen. In de RGV1997, zoals die gold voor de inwerkingtreding van onderhavige wijziging, werd door de Minister op verschillende momenten in de procedure een brief of mededeling aan de eigenaar gezonden, waarop deze binnen een bepaalde – meestal korte – termijn schriftelijk diende te reageren. In de onderhavige regeling is dit op een aantal plaatsen vervangen door een voorziening van rechtswege. Van de kant van de eigenaar hoeft in dergelijke gevallen geen bericht meer naar de desbetreffende Minister te worden gestuurd. Dit betekent derhalve een vermindering van de administratieve lasten voor de burger.

Vanwege de niet-kwantificeerbare gevolgen voor de administratieve lasten is besloten de onderhavige regeling niet voor een toets op de administratieve lasten voor te leggen aan Actal. De gevolgen zijn niet kwantificeerbaar vanwege de omstandigheid dat op het moment van opstelling van deze regeling gegevens ontbreken omtrent de juiste aantallen woningen die voor isolatie in aanmerking komen, alsmede van het aantal eigenaren die een verzoek zullen doen dat hun woning wegens een toegenomen geluidbelasting alsnog in beschouwing dient te worden genomen.

Artikelsgewijs

Algemeen

Onderstaande artikelsgewijze toelichting heeft alleen betrekking op de onderdelen van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 die met de onderhavige regeling zijn gewijzigd. Dit betekent dat de oorspronkelijke toelichting van toepassing blijft op alle onderdelen van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997, voor zover deze in materiële zin niet zijn gewijzigd met de onderhavige regeling.

Artikel I

Onderdeel A: wijziging artikel 1

Eerste lid, onderdelen c en d (‘andere geluidsgevoelige gebouwen’ en ‘geluidsgevoelige ruimten van andere geluidsgevoelige gebouwen’)

De omschrijving van ‘ander geluidsgevoelig gebouw’ kenmerkte zich in hoofdzaak door een opsomming van de verschillende soorten onderwijsgebouwen. Een dergelijke bepaling heeft tot gevolg dat zij telkens dient te worden aangepast indien in de onderwijswetgeving de benaming van de scholen wordt veranderd. Afgezien van de constatering dat zulks in het verleden niet steeds consequent heeft plaatsgevonden, wordt – om dit effect zo veel mogelijk te voorkomen – in onderdeel c thans gesproken van ‘onderwijsgebouwen’. Met deze term wordt aangesloten bij de terminologie die is opgenomen in de Wet geluidhinder als gevolg van de wet van 5 juli 2006 houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase) (Stb.350).

Ook voor de omschrijving van gebouwen in de gezondheidszorg wordt de terminologie van de genoemde wetswijziging gevolgd. Hierdoor is thans sprake van ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.

Eerste lid, onderdeel f (‘kostenbegrenzingswaarde’)

Hoewel in de omschrijving van onderdeel f (‘kostenbegrenzingswaarde’) geen wijziging is aangebracht, wordt opgemerkt dat het in bijlage 1 van de regeling genoemde rapport – dat als uitgangspunt dient voor de berekening van de kostenbegrenzingswaarde – ten aanzien van de berekeningsmethode indexering kent van de gehanteerde m3 -prijs. Zonder indexering zou het zich kunnen voordoen dat het door de eigenaar zelf te betalen gedeelte van de isolatiekosten onevenredig hoog wordt. In 2004 waren de bedragen voor woningen met een inhoud van minder dan 300m3 € 193,51, voor woningen met een grotere inhoud € 257,68.

Eerste lid, onderdeel g (‘slaapkamer’)

Deze omschrijving is in verband met de hiervoor genoemde wijzigingen in het kader van de Wet geluidhinder aangepast.

Eerste lid, onderdeel i (‘LAeq geluidszone in dB(A)’)

Om duidelijk te stellen dat Schiphol onder de reikwijdte van de onderhavige regeling valt, is dit begrip aangevuld met een verwijzing naar de voor die luchthaven bijgevoegde bijlagen.

Eerste lid, onderdeel j (‘geluidscontour Schiphol’)

Door de wijziging met ingang van 20 februari 2003 van de RGV1997, in verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Schipholwetgeving (zie Stcrt. 2003, nr. 34), is het tweede lid aan artikel 1 toegevoegd. De RGV1997 is destijds niet consequent aangepast aan het gegeven dat voor Schiphol geen sprake meer is van geluidszones in Ke maar van geluidscontouren. Dit kan tot onduidelijkheid omtrent de toepassing van de regeling op de luchthaven Schiphol aanleiding geven. Om duidelijk te stellen dat Schiphol zeker onder de reikwijdte van de onderhavige regeling valt, is het begrip ‘geluidscontour Schiphol’ ingevoegd. Dit zijn de contouren op de kaarten van de bijlagen 3 en 4. In de desbetreffende bepalingen van de regeling wordt nu dan ook, waar voor de andere luchtvaartterreinen wordt gesproken over geluidszones in Ke, voor Schiphol expliciet gesproken van geluidscontouren Schiphol.

Eerste lid, onderdeel n (‘onderzoek’)

Aangezien op vele plaatsen in de regeling wordt verwezen naar het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek, is het in het kader van de leesbaarheid wenselijk te komen met een begripsomschrijving waarnaar kan worden verwezen.

Eerste lid, onderdelen o en p (‘NEN-5077’ en ‘NEN-EN-12354-3’)

Bijlage 2 bij de RGV1997, zoals die gold voor de inwerkingtreding van onderhavige wijziging, bevatte gedetailleerde voorschriften over het meten en berekenen van geluidwering. Daarin werd verwezen naar een aantal normen en praktijkrichtlijnen van het Nederlands Normalisatie-Instituut (NEN-normen en -richtlijnen). Hierbij was sprake van een zogenaamde statische verwijzing, hetgeen tot gevolg had dat later aangebrachte wijzigingen niet doorwerkten in bijlage 2.

Geconstateerd is dat bijlage 2 in de tot nu toe geldende vorm geen praktijkbetekenis meer heeft. Daarom is ervoor gekozen bijlage 2 opnieuw vast te stellen en er een verwijzing in op te nemen naar de huidige NEN-normen. Het nieuwe onderdeel p van artikel 1, eerste lid, bevat deze verwijzingen.

Hoewel van de betrokken NEN-normen de specifieke nummers en het publicatiejaar zijn genoemd, is de verwijzing toch dynamisch. De toevoeging ‘met de daarop uitgegeven aanvullingen en correctiebladen, zoals deze zijn vastgelegd in de Regeling Bouwbesluit 2003’ zorgt ervoor dat latere aanpassingen automatisch onderdeel uitmaken van de toe te passen normen en praktijkrichtlijnen.

Onderdeel B: wijziging artikel 2

In het eerste lid wordt expliciet verwezen naar de geluidscontouren die ten aanzien van de luchthaven Schiphol gelden.

Het tweede lid is terminologisch aangepast aan de functionele omschrijving van gezondheidszorggebouwen.

Het nieuwe derde en vierde lid geven invulling aan de zogeheten zaagtand. Indien sprake is van een ononderbroken rij woningen of gebouweenheid en de isolatiegrens loopt daar dwars doorheen, zou in beginsel een beperkt aantal woningen uit die rij voor isolatie in aanmerking komen. Het is niet redelijk om de buren van te isoleren woningen de isolatie te onthouden. Vandaar dat thans is voorgeschreven dat in zo’n situatie aan alle woningen die tenminste 39 Ke ondervinden, c.q. slaapkamers die ten minste 25 dB (A) ondervinden, in de rij gelijke geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

Onderdeel C: wijziging artikel 3

Bij de onderdelen b en g wordt opgemerkt dat de verwachting dient te zijn gebaseerd op verifieerbare gegevens. Dit kan bijvoorbeeld een bestemmingsplan zijn. In onderdeel g wordt bovendien de geluidscontour Schiphol opgenomen. Zonder deze toevoeging zou de bepaling niet van toepassing zijn op de luchthaven Schiphol.

De tweejaarstoets wordt toegepast bij de vaststelling van het isolatieprogramma en bij de vaststelling van een deelproject dat onderdeel uit maakt van het hiervoor bedoelde isolatieprogramma. De tweejaarstoets wordt niet toegepast nadat het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek is aangevangen. Deze wijzigingen zijn aangebracht om enerzijds te voorkomen dat een woning of een geluidsgevoelig object uit het isolatieprogramma die pas na enige jaren op een deelproject worden geplaatst geïsoleerd worden ook al staat op dat moment vast dat door wijziging van de contour de woning of het object niet meer in aanmerking komt voor isolatie. En anderzijds om eigenaren (en bewoners) enige zekerheid te bieden dat na plaatsing in een deelproject en de start van het akoestische en bouwtechnische onderzoek het in gang gezette proces wordt afgerond en dat geen verwachtingen worden gewekt die in een zeer laat stadium als gevolg van wijziging in de contour teniet gedaan worden.

De onderdelen h en i zijn toegevoegd om te voorkomen dat bij een geringe verhoging van de geluidbelasting, woningen bij-geïsoleerd moeten worden, waarbij de inspanningen en de overlast die veroorzaakt worden door de bij-isolatie niet in redelijke verhouding staan ten opzichte van de te realiseren reductie van het geluidsniveau in de woning.

Onderdeel D: wijziging artikel 4

Bij de onderdelen b en g wordt opgemerkt dat de verwachting dient te zijn gebaseerd op verifieerbare gegevens. Dit kan bijvoorbeeld een bestemmingsplan zijn. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onderdelen b en g.

Indien het gaat om woonschepen of woonwagens – als bedoeld in onderdeel f – wordt er wellicht ten overvloede op gewezen dat deze niet voor isolatie in aanmerking komen, maar worden gesloopt of verplaatst.

Voor een toelichting over de toegevoegde onderdelen h en i kan worden verwezen naar de gelijkgenummerde nieuwe onderdelen die aan artikel 3 zijn toegevoegd.

Onderdeel E: wijziging artikel 5

Eerste lid

Wat betreft de door de Minister te stellen hersteltermijn wordt opgemerkt dat geen termijn is opgenomen. De Minister moet in dit soort situaties de ruimte hebben voor maatwerk, dat afhankelijk is van de staat van de woning. Wel dient de termijn redelijk te zijn. Zo kan het bijvoorbeeld niet redelijk worden genoemd indien niet tot isolatie wordt overgegaan als het de eigenaar als gevolg van bijvoorbeeld overmacht niet lukt om binnen de gestelde termijn de herstelwerkzaamheden uit te voeren.

Nu in het eerste lid en ook in het derde lid, onderdeel a, de woorden ‘op kosten van de eigenaar’ zijn ingevoegd, is het oorspronkelijke vierde lid geschrapt.

Onderdeel F: wijziging artikel 6

Nu in het eerste en derde lid de woorden ‘op kosten van de eigenaar’ zijn ingevoegd, is het oorspronkelijke vierde lid geschrapt. De overige leden zijn vernummerd.

Bij het derde lid past ten slotte nog de opmerking dat van constructieve gebreken of achterstallig onderhoud sprake is, indien bij het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek constructiefouten, scheuren en/of verzakkingen zichtbaar of door onderzoek aantoonbaar worden, die het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen niet zonder meer mogelijk maken.

Indien dit constructief gebrek te wijten is aan achterstallig onderhoud en/of aan het feit dat de constructie, indien deze naar de huidige gangbare maatstaven en regels uitgevoerd zou zijn, het aan te brengen berekende isolatiepakket wel zou kunnen dragen, dan dient eerst herstel van het constructief gebrek plaats te vinden door en op kosten van de eigenaar.

Indien de constructie wel voldoet aan de huidige gangbare maatstaven en regels, maar de constructie kan de extra (bouwkundige) belasting als gevolg van het aan brengen van het berekende isolatiepakket niet dragen, dan vindt aanpassing van de constructie plaats door en op kosten van het Rijk.

Het gaat hierbij niet om gebreken die in een ruimte in de woning aanwezig zijn die niet voor isolatie in aanmerking komen

Onderdeel H: wijziging artikel 7

In dit artikel zijn de verwijzingen naar andere bepalingen aangepast.

Onderdeel I: wijziging artikel 8

Nu in onderdeel a de woorden ‘tot het op zijn kosten treffen’ zijn ingevoegd, is het oorspronkelijke tweede lid (‘De kosten van het treffen van de in het eerste lid, onder a, bedoelde voorzieningen, komen voor rekening van de eigenaar’) geschrapt.

Onderdeel J: wijziging artikel 9

Nu in het eerste lid de woorden ‘op kosten van de eigenaar’ zijn ingevoegd, is het oorspronkelijke vierde lid geschrapt. De overige leden zijn vernummerd.

Onderdelen K en L: wijziging artikelen 10 en 11

Afgezien van de verwijzing naar andere bepalingen, zijn deze artikelen in vergelijking met de voormalige artikelen 8a en 9 niet gewijzigd.

Onderdeel M: wijziging opschrift

In verband met de invoering van zogenaamde deelprojecten (zie hieronder bij artikel 11) is het opschrift hiermee in overeenstemming gebracht.

Onderdelen N en R: wijziging artikelen 12 en 15

Eerste lid

Het oorspronkelijke artikel 10 bevatte voor de Minister de verplichting om jaarlijks een isolatieprogramma vast te stellen. In de praktijk is het daar niet van gekomen. Het isolatieprogramma is op een bepaald moment vastgesteld om te bezien hoeveel woningen in totaal in aanmerking kwamen om voor isolatie in beschouwing genomen te worden. Ter uitvoering van het isolatieprogramma is bij Schiphol gewerkt met jaarlijkse projecten die nauwkeurig afbakenden welke woningen in een bepaald jaar aan de beurt waren voor het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek en isolatie.

In verband met de beschreven praktijksituatie is thans de jaarlijkse programmaverplichting losgelaten. Een nieuw isolatieprogramma wordt vastgesteld, indien sprake is van wijziging van de geluidszones of wat betreft Schiphol de geluidscontouren.

Met het oog op de uitvoering van het isolatieprogramma kan dit worden onderverdeeld in deelprojecten. Vooralsnog kan ervan worden uitgegaan dat hiervan, gezien de omvang van het uit te voeren geluidsisolatieprogramma, alleen voor de luchthaven Schiphol gebruik zal worden gemaakt. Zoals reeds in de toelichting bij artikel 3 is opgemerkt, wordt de tweejaarstoets toegepast op het moment dat het isolatieprogramma wordt vastgesteld en op het moment dat ter uitvoering van het isolatieprogramma een deelproject wordt vastgesteld.

De eenmaligheid van het isolatie-aanbod is nog wel het uitgangspunt, zie het tweede lid.

Onderdeel O: wijziging opschrift

Nu in de begripsbepalingen het begrip ‘onderzoek’ is omschreven, kan in dit opschrift ‘akoestisch en bouwtechnisch’ worden gemist.

Onderdeel P: wijziging artikel 13

Eerste lid

Het oorspronkelijke artikel 11 van de RGV1997, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van onderhavige wijziging, kende een gedetailleerde opbouw van de procedure. Iedere fase van het proces werd afgesloten met een schriftelijke verklaring of mededeling van ofwel de Minister ofwel de eigenaar. Indien een bepaalde termijn (bijvoorbeeld drie weken in het oude eerste lid voor de eigenaar om te reageren) werd overschreden, werd nog een tweede termijn gegund van veertien dagen om alsnog te laten weten of een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek aan de woning mocht worden uitgevoerd. Het eerste lid gaat nu uit van een reactietermijn van twee maanden. De termijn gaat in op het moment dat voor een woning die is opgenomen in het isolatieprogramma of een deelproject, met de uitvoering wordt gestart.

De termijn van twee maanden is langer dan de RGV1997, zoals die gold voor de inwerkingtreding van deze wijziging, die toekende (drie weken plus veertien dagen), hetgeen reden is geweest om het tweede lid waarin de herstelmogelijkheid was opgenomen, te schrappen. Reageert de eigenaar niet binnen twee maanden, dan wordt geen isolatie aangebracht. Twee maanden kan een redelijke termijn worden genoemd waarbinnen de eigenaar duidelijk maakt of hij het proces laat beginnen of weigert.

Voor de volledigheid wordt overigens opgemerkt dat waar in deze regeling sprake is van een schriftelijke verklaring van de eigenaar, deze niet alleen op papier kan worden gegeven. De eigenaar kan ook in de vorm van een e-mail reageren. Een dergelijk elektronisch bericht heeft derhalve dezelfde status als een op papier gesteld bericht. Dit geldt evenwel niet voor de schriftelijke ondertekening van het aanbod of de overeenkomst. Het aanbod en de overeenkomst zijn in alle gevallen schriftelijke – papieren – documenten waarop de eigenaar zijn handtekening dient te plaatsen. Een elektronische handtekening wordt voor zulke documenten i.c. niet afdoende geacht. De ondertekening waarvan sprake is in artikel 14, zevende lid, en artikel 17, zesde lid, kan derhalve niet per e-mail geschieden.

Derde lid

Indien de eigenaar heeft laten weten een onderzoek aan zijn woning toe te staan, dient de Minister ervoor te zorgen dat het onderzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De RGV1997, zoals die gold voor de inwerkingtreding van onderhavige wijziging, kende geen termijn waarbinnen de Minister het onderzoek liet uitvoeren, maar nu dient het onderzoek binnen zes maanden aan te vangen.

Vierde lid

De eigenaar van een woning kan een second opinion aanvragen, indien hij het niet eens is met de resultaten van het onderzoek.

Onderdelen Q tot en met Y: wijziging artikelen 14 en 16 tot en met 18

In het voormalige artikel 12, tweede lid stond dat de eigenaren van woningen waarvan door middel van het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek was vastgesteld dat die in aanmerking kwamen voor isolatie, een bericht ontvingen over het moment waarop met de isolatiewerkzaamheden zou worden begonnen. In het tweede lid van artikel 14 van de onderhavige regeling is deze mededeling op een logischer plek in het proces geplaatst, namelijk nadat de eigenaar het aanbod of de overeenkomst waarin de uit te voeren werkzaamheden nader worden gespecificeerd, heeft geaccepteerd (zie het nieuwe achtste lid). Op dat moment kan ook nauwkeuriger de aanvang van de werkzaamheden worden bepaald.

In het kader van beperking van de uitvoeringslasten en stroomlijning van de procedures, zijn de oorspronkelijke leden 9 en 10 van artikel 12 (oud) geschrapt. Na alle correspondentie over-en-weer kan de slotmededeling dat al dan niet wordt geïsoleerd overbodig worden genoemd. Door het al dan niet accepteren van het aanbod of het ondertekenen van de overeenkomst is het voor alle partijen immers duidelijk wat de vervolgsituatie zal zijn: isolatie of niet.

Onderdeel Z: wijziging artikel 19

Bij het eerste lid is niet langer verwezen naar de bijlage, maar is een aangepaste rekenmethode opgenomen die een meer praktische uitvoering mogelijk maakt en beter aansluit bij de praktijk.

Bij het derde lid is aangesloten bij de wens van eigenaren en gemeenten om de aan te brengen isolatie van een rij (nagenoeg) identieke woningen zodanig op elkaar af te stemmen dat de architectonische eenheid van de rij woningen niet wordt verstoord door van elkaar afwijkende geluidwerende voorzieningen. Het aanzicht van de rij woningen blijft daardoor intact. Ten behoeve van de gewenste eenvormigheid en praktische uitvoerbaarheid wordt het isolatiepakket pakket van de woning met de hoogste belasting als maatgevend beschouwd.

Bij het vierde lid is om reden van consistentie aangesloten bij de marge van 3 dB (A) die wordt gehanteerd in het nieuwe onderdeel h van artikel 3.

Onderdeel AA: wijziging artikel 20

Tweede lid

Het oorspronkelijke tweede lid van artikel 18 (oud) is geschrapt. Dit kwam feitelijk neer op een herhaling van hetgeen reeds in het eerste lid is opgenomen. Het oude derde lid is thans het tweede lid.

Derde lid

Een nieuw derde lid is ingevoegd, overeenkomstig artikel 19 lid 3.

Onderdelen BB: wijziging artikel 22

Derde en vierde lid

Ten aanzien van de controle van de opgeleverde woningen wordt volgens het derde lid uitgegaan van controle van 1 op de 20 woningen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke controle alleen dan zinvol is, indien het hierbij gaat om een representatieve en onderling vergelijkbare groep van 20 woningen. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan een cluster woningen uit een deelproject waaraan (nagenoeg) gelijktijdig de isolatiewerkzaamheden zijn afgerond en opgeleverd.

Een tweede aspect dat bij de controlemetingen van belang is, is dat met het uitvoeren daarvan niet te lang wordt gewacht. In de praktijk is het voorgekomen dat gebreken aan de isolatie werden geconstateerd waarvan bleek dat die waren terug te voeren op het tijdsverloop sinds de oplevering. Om ervoor te zorgen dat eventuele gebreken worden geconstateerd voor afloop van de reguliere garantietermijn die de aannemers hanteren, is nu in het derde lid bepaald dat de Minister de controle uitoefent uiterlijk één jaar na oplevering van de werkzaamheden.

Vijfde en zesde lid

Aan het vijfde en zesde lid is telkens een volzin toegevoegd, met als doel te bewerkstelligen dat de isolatie van woningen die na meting niet voldoen aan de gestelde geluidseisen, wordt aangepast. Daarbij wordt een beperkte marge gehanteerd (van 2 dB(A)) om te voorkomen dat bij zeer geringe afwijkingen aanvullende werkzaamheden verricht moeten worden die niet in een redelijk verhouding staan met het beoogde resultaat en de mogelijke overlast van de aanvullende werkzaamheden.

Onderdeel DD: wijziging artikel 25

Door de toevoeging ‘geheel of gedeeltelijk’ wordt het mogelijk dat een eigenaar een deel van de werkzaamheden die nodig zijn in verband met het aanbrengen van de isolatie, zelf uitvoert. Daartoe blijkt in de praktijk bij sommige eigenaren behoefte te bestaan.

Onderdeel EE: vervallen artikelen 24 (oud) en 25 (oud)

De in de RGV1997, zoals die gold voor de inwerkintreding van onderhavige wijziging, opgenomen overgangsbepalingen zijn uitgewerkt en kunnen derhalve vervallen. In het overgangsrecht bij deze onderhavige wijzigingsregeling is een voorziening opgenomen die vergelijkbaar is met het voormalige artikel. Zie verder bij artikel II.

Onderdeel FF: wijziging bijlage 1

In deze bijlagen is een aantal verwijzingen aangepast en geactualiseerd.

Onderdelen GG: vervanging bijlagen 2 tot en met 4

Bijlage 2

De aanwijzingen in NEN-EN 12354-3 waarnaar in artikel 5 lid 5 van hoofdstuk 3 wordt verwezen zijn nader uitgewerkt in de NPR 5272. Bij de berekeningen als bedoeld in voornoemd artikel dient hiervan gebruik te worden gemaakt.

Bijlagen 3 en 4

De kaarten waarop voor de luchthaven Schiphol het isolatiegebied voor de dag respectievelijk voor de nacht is aangegeven, worden in verband met de wijziging in verband met het in het algemeen gedeelte genoemde besluit van 23 augustus 2004 (Stb. 425), opnieuw gepubliceerd.

Artikel II

Zoals destijds ook bij de invoering van de RGV1997 is gebeurd, is voorzien in een overgangsbepaling voor een reeds uitgebracht aanbod of overeenkomst. In dergelijke situaties blijft, uit het oogpunt van rechtszekerheid en -gelijkheid, de op dat moment geldende RGV1997 van toepassing. Hetzelfde geldt voor een isolatieprogramma waarvoor de opdracht tot het doen uitvoeren van het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek reeds is verleend.

Artikel III

In het isolatiegebied rond de luchthaven Schiphol zoals dat is gewijzigd als gevolg van het genoemde besluit van 23 augustus 2004 (Stb. 425; herstel invoerfout), liggen woningen die voorheen al eens in beschouwing zijn genomen, maar om uiteenlopende redenen niet geïsoleerd zijn. Indien deze woningen als gevolg van het genoemde besluit een hogere geluidbelasting ondervinden en geen constructieve gebreken vertonen die isolatie in de weg staan, kunnen de eigenaren verzoeken de desbetreffende woning alsnog voor een onderzoek naar isolatie in aanmerking te willen laten komen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Naar boven