Instelling commissie van onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak

Besluit van de Minister van Defensie in overeenstemming met de Minister van Justitie, nr. D2006038017, Den Haag, 23 november 2006, houdende de instelling van de commissie van onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak

De Minister van Defensie,

In overeenstemming met de Minister van Justitie,

Besluit:

Artikel 1

Ingesteld wordt de commissie van onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak (hierna te noemen: de commissie).

Artikel 2

De commissie bestaat uit de volgende leden:

a. Dr. J.T. van den Berg, voorzitter

b. Schout-bij-nacht b.d. Prof. Mr. G.L. Coolen, lid

c. Luitenant-generaal b.d. C.J.M. de Veer, lid

d. de heer E.H. Schuyer, lid.

Artikel 3

De Minister van Defensie verschaft de commissie alle benodigde facilitaire

ondersteuning.

Artikel 4

a. De commissie heeft als taak een onderzoek te verrichten en een rapport met conclusies en aanbevelingen uit te brengen op basis van de volgende onderzoeksvragen:

1. Wat zijn de feiten en omstandigheden inzake de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak in 2003?

2. Welke handelingen zijn verricht door defensiepersoneel naar aanleiding van de melding van deze mogelijke misstanden, de contacten met het Openbaar Ministerie daaronder begrepen?

b. De commissie is ten behoeve van deze taak bevoegd om aanvullend onderzoek te verrichten voor zover noodzakelijk om een volledig beeld te verkrijgen inzake de feiten met betrekking tot betrokkenheid van Nederlandse militairen bij de mogelijke misstanden.

Artikel 5

a. Personen die in dienst zijn van de Ministeries van Defensie en van Justitie verstrekken de commissie – met inbegrip van haar secretariaat – de inlichtingen die de commissie redelijkerwijs voor de uitvoering van haar taak nodig heeft.

b. De commissie is gerechtigd in het kader van haar onderzoek kennis te nemen van gegevens die berusten bij het Ministerie van Defensie, ongeacht de merking of rubricering. Een geheimhoudingsplicht terzake, rustend op personen in dienst van het Ministerie van Defensie vindt in dat geval ten overstaan van de commissie geen toepassing.

c. Op de commissie rust een geheimhoudingsplicht met betrekking tot gemerkte en gerubriceerde gegevens als bedoeld sub b.

d.

De verplichting medewerking te verlenen houdt tevens in dat de commissie toegang wordt verleend tot direct of indirect bij het voorval betrokken gebouwen, terreinen en materieel van Defensie.

Artikel 6

a. Indien de commissie constateert dat er sprake is van het vermoeden van een strafbaar feit zal de commissie dat melden aan het Openbaar Ministerie.

b. De commissie treedt in overleg met de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, in geval die commissie van toezicht een onderzoek instelt ingevolge artikel 64 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

Artikel 7

a. De leden van de commissie worden bezoldigd op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988, waarbij geldt dat het een zware commissie is als bedoeld in artikel 1 van de Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004.

b. De voorzitter ontvangt met toepassing van artikel 4 van de Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004 een bedrag van € 260,00 (tweehonderd en zestig euro) per vergadering.

c. De leden ontvangen een bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro) per vergadering.

d. De leden hebben daarnaast recht op een vergoeding wegens reiskosten en verblijfkosten overeenkomstig het Besluit dienstreizen Defensie.

Artikel 8

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Defensie.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 23 november 2006 en vervalt met ingang van een door de Minister van Defensie te bepalen tijdstip.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Commissie van onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp.

Naar boven