Regeling heroïnebehandeling

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 november 2006, nr. VGP/ADT 2728896, houdende een specifieke uitkering voor heroïnebehandeling (Regeling heroïnebehandeling)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. heroïnebehandeling: aan een cliënt op medisch voorschrift verstrekken van heroïne in combinatie met methadon en psycho-sociale begeleiding;

c. behandelplaats: capaciteit om gedurende een kalenderjaar één cliënt een heroïnebehandeling te verlenen;

d. behandeleenheid: inrichting voor heroïnebehandeling.

Artikel 2

1. De Minister verstrekt jaarlijks een specifieke uitkering voor de werkelijke kosten van het exploiteren van één behandeleenheid van ten hoogste:

a. € 991.851,– aan de gemeente Amsterdam ten behoeve van ten hoogste 70 behandelplaatsen;

b. € 836.952,– aan de gemeente Den Haag ten behoeve van ten hoogste 45 behandelplaatsen;

c. € 719.114,– aan de gemeente Groningen ten behoeve van ten hoogste 35 behandelplaatsen;

d. € 662.831,– aan de gemeente Heerlen ten behoeve van ten hoogste 35 behandelplaatsen;

e. € 991.851,– aan de gemeente Rotterdam ten behoeve van ten hoogste 70 behandelplaatsen;

f. € 836.952,– aan de gemeente Utrecht ten behoeve van ten hoogste 45 behandelplaatsen;

vermeerderd met de bijstellingen van de uitkering op grond van artikel 6 in de jaren voorafgaand aan het jaar waarvoor de uitkering wordt verstrekt.

2. Onder werkelijke kosten worden verstaan de exploitatiekosten, gebaseerd op bedrijfseconomische aanvaardbare principes, van een behandeleenheid met uitzondering van de huisvestingskosten.

Artikel 3

De uitkering wordt slechts verstrekt voor zover:

a. de behandelend arts voorafgaand aan de heroïnebehandeling heeft vastgesteld dat voor de cliënten die worden behandeld op een behandelplaats van de behandeleenheid geldt dat de cliënt:

1º. de Nederlandse nationaliteit bezit, op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld of vreemdeling is en rechtmatig verblijf geniet als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000;

2º. tenminste 3 jaar is ingeschreven in de basisadministratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, van de gemeente of van een gemeente in het maatschappelijk zorggebied als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid van de gemeente;

3º. de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt;

4º. vrijwel dagelijks heroïne gebruikt;

5º. reeds vijf jaar of langer verslaafd is aan heroïne;

6º. ten gevolge van de heroïneverslaving chronisch ernstige problemen heeft met de lichamelijke of geestelijke gezondheid of met het sociaal of maatschappelijk functioneren;

7º. geen baat heeft gehad bij eerdere behandeling van zijn verslaving met methadon;

8º. uiterlijk vijf jaar voor de aanvang van de heroïnebehandeling gedurende ten minste een maand dagelijks meer dan 50 mg methadon is toegediend indien het een patiënt betreft die de heroïne inhaleert of meer dan 60 mg methadon is toegediend indien het een patiënt betreft die de heroïne injecteert;

b. de heroïnebehandeling plaats vindt conform de richtlijnen en protocollen van de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden, opgenomen in de manual heroïne op medisch voorschrift met cocaïne-contingentie management.

c. de kwaliteit van de heroïnebehandeling systematisch wordt bewaakt, beheerst en verbeterd;

d maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat er uitsluitend heroïne wordt aangewend voor heroïnebehandeling.

Artikel 4

1. De Minister geeft uiterlijk dertien weken vóór de aanvang van het desbetreffende kalenderjaar een beschikking tot verlening van de uitkering.

2. In de beschikking tot verlening van de uitkering wordt het bedrag van de uitkering vermeld dan wel de wijze waarop dit wordt bepaald en welk bedrag ten hoogste zal worden verleend.

3. De Minister kan bij de beschikking tot verlening van de uitkering verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de uitkering.

4. De artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

5. Een uitkering ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5

1. De Minister kan op een verleende uitkering voorschotten verlenen.

2. In de beschikking tot verlening van voorschotten wordt het bedrag van de voorschotten vermeld dan wel de wijze waarop dit wordt bepaald en welk bedrag ten hoogste zal worden verleend.

3. In de beschikking tot verlening van voorschotten wordt tevens de wijze van betaling van de voorschotten vermeld.

Artikel 6

1. De Minister kan het bedrag van de uitkering bijstellen, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.

2. Indien de uitkering met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, wordt 20% van het bedrag van de uitkering in aanmerking genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van het prijspeil en wordt 80% van het bedrag van de uitkering in aanmerking genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.

3. Indien de uitkering met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 7

Het college van burgemeester en wethouders doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de uitkering. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 8

Het college van burgemeester en wethouders werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 9

Het college van burgemeester en wethouders werkt mee aan onderzoek van de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden naar de toepassing van de richtlijnen en protocollen, bedoeld in artikel 3, onder b.

Artikel 10

De bijlage bij de jaarrekening over het jaar waarvoor de uitkering wordt verstrekt bevat de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 11

De Minister geeft binnen zes maanden na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 10, een beschikking tot vaststelling van de uitkering. De artikelen 4:46, 4:49, 4:52, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling heroïnebehandeling.

Deze regeling zal met de toelichting in Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Algemeen

Sinds eind 1996 worden wetenschappelijke onderzoeken verricht naar het op medische indicatie voorschrijven en verstrekken van heroïne in combinatie met methadon ten behoeve van de verbetering van de gezondheidstoestand en het sociaal functioneren van chronisch heroïneverslaafden bij wie de bestaande behandelingen onvoldoende resultaat hebben opgeleverd. De onderzoeken zijn gericht op de effecten van deze heroïnebehandeling op de cliënten, met inbegrip van de gevolgen voor andere verslavingen, en op de condities waaronder duurzame, kwalitatief verantwoorde invoering van de heroïnebehandeling mogelijk zou zijn. Op basis van de resultaten tot nu toe, heeft de Tweede Kamer ingestemd met het besluit om de heroïnebehandeling na afloop van de onderzoeken – met inachtneming van de voorwaarden en criteria zoals die beschreven staan in de Kamerstukken met publicatienummer 24 077, volgnummers 102 en 123 – onderdeel te laten uitmaken van de reguliere verslavingszorg.

Eind 2005 is de politieke besluitvorming afgerond over de ontwikkeling van capaciteit van heroïnebehandeling en de financiering daarvan. Voor meer informatie over deze besluitvorming zij verwezen naar Kamerstukken met publicatienummer 24 077, met name de volgnummers 102, 123, 127, 157 en 160, alsmede de Kamerstukken 30 300 XVI, nummer 97 en 30 300 VI, nummer 96. Hier is van belang vast te stellen dat onderscheid is gemaakt tussen de bestaande capaciteit en de nieuw te realiseren capaciteit. Besloten is de bestaande capaciteit structureel te financieren. Het gaat daarbij om de 300 behandelplaatsen die worden geëxploiteerd in een zestal behandeleenheden in de steden die van begin af aan betrokken zijn bij het onderzoek naar heroïnebehandeling: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Heerlen en Groningen. De omvang van de jaarlijkse rijksbijdrage is historisch bepaald en kan naar aanleiding van de ontwikkelingen in prijspeil en arbeidsvoorwaarden worden bijgesteld. De onderhavige regeling biedt de grondslag voor het verstrekken van de structurele rijksbijdrage. De incidentele rijksbijdrage voor de nieuw te realiseren capaciteit wordt separaat verstrekt.

Voorwaarden en verplichtingen

Mede aan de hand van bovenbedoelde onderzoeken zijn het doel en de doelgroep van de heroïnebehandeling in de afgelopen jaren afgebakend. Verder is uitgekristalliseerd hoe de kwaliteit van de heroïnebehandeling gewaarborgd kan worden en met welke beveiliging de beschikbaarheid van heroïne omgeven dient te zijn. Deze eisen zijn vastgelegd in artikel 3. Aan de toepassing van deze eisen dient strikt de hand gehouden te worden. De belangrijkste achtergrond van de eisen die gesteld worden aan een deelnemer aan de heroïnebehandeling is dat de effectiviteit van de heroïnebehandeling in de onderzoeken alleen is aangetoond voor deze specifieke groep verslaafden. De meeste van de in artikel 3 gestelde eisen waarborgen dat alleen personen aan de behandeling deelnemen voor wie de behandeling effectief is gebleken. De eisen die gesteld worden ten aanzien van kwaliteitsbewaking en veiligheid dienen ter bescherming van de deelnemer en van het behandelend personeel alsmede om te waarborgen dat de verstrekte heroïne enkel en alleen op een veilige manier in de behandeleenheid gebruikt wordt.

Ter versteviging van de bewaking van het gestelde in artikel 3, is aan de uitkering de verplichting verbonden dat meegewerkt dient te worden aan onderzoek naar de naleving van de kwaliteitscriteria (artikel 9).

De gemeenten die in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de onderhavige regeling zijn bekend met de eisen die zijn opgenomen in artikel 3. Zij zijn zelfs betrokken geweest bij de totstandkoming daarvan. Een nadere toelichting is, met uitzondering van de volgende vier opmerkingen, derhalve overbodig.

De eerste opmerking betreft een wijziging van de doelgroep van de heroïnebehandeling. Deze is, op verzoek van de deelnemende gemeenten, niet langer beperkt tot de inwoners van de gemeenten zelf. De behandeling kan ook verleend worden aan inwoners uit de regio. Voor het bepalen van de regio is aangesloten bij het maatschappelijk zorggebied van de gemeente voor de brede doeluitkering ten behoeve van verslavingsbeleid.

De tweede opmerking betreft eveneens een wijziging van de doelgroep. Overeenkomstig Kamerstuk 24 077, volgnummer 123 is de minimale leeftijd voor deelname aan de heroïnebehandeling bepaald op 35 jaar.

De derde opmerking betreft de verwijzing naar de richtlijnen en protocollen die de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH) in het kader van het onderzoek naar de heroïnebehandeling heeft opgesteld. Deze richtlijnen en protocollen zijn niet gepubliceerd, maar wel beschikbaar gesteld aan de onderhavige gemeenten.

De vierde opmerking betreft de maatregelen die een gemeente heeft te treffen ter voorkoming

en beperking van overlast, hinder, schade of verstoring van de openbare orde die zou kunnen worden veroorzaakt door heroïnebehandeling in of in de omgeving van de behandeleenheid.

Dit is niet als een afzonderlijke eis opgenomen omdat het deels onderdeel uitmaakt van bovengenoemde richtlijnen en protocollen en voor het overige voortvloeit uit de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de inbedding van een behandeleenheid in de lokale situatie.

De te verrichten activiteiten bestaan niet alleen uit het in stand houden van de behandeleenheid, maar ook uit het optimaal benutten van die capaciteit door het verlenen van heroïnebehandelingen aan de cliënten die daarvoor in aanmerking komen. Bovendien zal daarbij voldaan moeten zijn aan de voorwaarden en verplichtingen die op de verleende uitkering van toepassing zijn. In dat verband wordt hier nog gewezen op de bevoegdheid een gemeente ingevolge artikel 4, derde lid, aanvullende verplichtingen op te leggen alsmede op de verplichting van een gemeente in gevolge artikel 8 mee te werken aan onderzoek ten behoeve van beleidsontwikkeling.

Bekostigingswijze

Gelet op het karakter van deze specifieke uitkering, te weten een bestendiging van de rijksbijdrage voor de bestaande capaciteit voor heroïnebehandeling, is gekozen voor een eenvoudige bekostigingswijze waarbij zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de gegroeide praktijk en bij voorhanden verantwoordingsinstrumenten.

De uitkering wordt zonder voorafgaande aanvraag bij beschikking verleend (artikel 4). Meestal zal aan een gemeente het bedrag worden verleend dat ingevolge artikel 2 ten hoogste aan die gemeente verstrekt kan worden. Er kunnen zich evenwel omstandigheden voordoen die aanleiding geven tot het verlenen van een lager bedrag. Aan de hand van de uitkering die in voorgaande jaren is verstrekt, zou bijvoorbeeld geconcludeerd kunnen worden dat het aantal behandelplaatsen in een gemeente blijvend is afgenomen of dat de uitkering structureel niet volledig wordt besteed. In dergelijke gevallen zal in de beschikking worden aangegeven op welke wijze de uitkering is berekend.

De verleende uitkering kan bij beschikking worden bevoorschot (artikel 5). In de beschikking worden de omvang en het betalingsritme van de bevoorschotting bepaald. Ten behoeve van de eenvoud zal de beschikking tot verlenen van de uitkering tegelijk worden genomen met de beschikking tot verlening van de voorschotten.

Nadrukkelijk vestig ik de aandacht op de verplichting van de gemeente om mij informatie te verschaffen die van belang kan zijn voor het verstrekken van de uitkering (artikel 7).

Deze verplichting weegt in het onderhavige financieringssysteem zwaarder dan gewoonlijk, aangezien de uitkering zonder voorafgaande aanvraag wordt verstrekt. De tussentijdse informatievoorziening is een belangrijk instrument voor het actualiseren van de uitkering.

In navolging van de kabinetsreactie op het rapport ‘Anders gestuurd, beter bestuurd. De specifieke uitkeringen doorgelicht.’ van de stuurgroep Brinkman (Kamerstukken II 2004–2005, 29 800 B, nr. 16) is gekozen voor de single audit/single information methode van verantwoording van de uitkering. Voor de vaststelling van de uitkering wordt daarom uitgegaan van het jaarverslag en bijbehorende jaarrekening van de gemeente (artikel 10). Deze jaarstukken moeten ieder jaar volgend op het jaar waarover verantwoording wordt afgelegd, uiterlijk 15 juli aan het Rijk worden aangeleverd. In het model in de bijlage bij de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen wordt bepaald welke verantwoordingsinformatie in de jaarstukken dient te worden opgenomen. Onderdeel van deze verantwoordingsinformatie zal in ieder geval zijn; de werkelijke kosten van de heroïnebehandeling en het aantal gerealiseerde behandelplaatsen.

In beginsel wordt de uitkering vastgesteld op het verleende bedrag (artikel 11). Indien evenwel uit of naar aanleiding van de verantwoordingsinformatie blijkt dat de activiteiten niet of niet geheel zijn verricht of dat niet of niet geheel is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen, kan de uitkering op nihil of een lager bedrag worden vastgesteld. De uitkering zal verlaagd kunnen worden in evenredigheid met bijvoorbeeld de niet gerealiseerde behandelplaatsen, de onderbezetting en/of de mate waarin niet voldaan is aan de voorwaarden en verplichtingen.

De uitkering kan ook op nihil of een lager bedrag worden vastgesteld, indien uit de jaarrekening blijkt dat de uitkering niet of niet volledig is besteed aan het doel waarvoor het bestemd is.

De uitkering vormt immers een bijdrage in de werkelijke kosten van de heroïnebehandeling.

In dat geval zal de uitkering worden verlaagd met het bedrag dat niet is besteed.

Tot slot

Aan de regeling is om de volgende redenen terugwerkende kracht verleend. Tot en met 2005 werden de gemeenten die in aanmerking komen voor de specifieke uitkering langs andere weg door het Rijk bekostigd voor de heroïnebehandeling. Ten behoeve van het jaar 2006 zou op grond van het Besluit volksgezondheidssubsidies op aanvraag een specifieke uitkering verstrekt kunnen worden. Hierboven is reeds aangegeven dat bij het bestendigende karakter van de onderhavige rijksbijdrage een zo eenvoudig mogelijke bekostigingsprocedure past. Bovendien wordt het Besluit volksgezondheidssubsidies met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken vanwege de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de daarmee gepaard gaande omvorming van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies tot de Kaderwet VWS-subsidies.

Als gevolg daarvan dient er toch een Ministeriële regeling getroffen te worden voor het verstrekken van deze specifieke uitkering. Teneinde de gemeenten niet onnodig met veranderingen in de bekostigingssystematieken te belasten, is aan de regeling terugwerkende kracht verleend.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven