Wijziging Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken van 21 november 2006, nr. ARBO/M&A/2006/89526, tot wijziging van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 24, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Warenwet en artikel 8:1, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;

Besluiten:

Artikel I

Artikel 7.1 van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving komt te luiden:

Artikel 7.1

1. De inspectieambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen zijn mede belast met het toezicht op de naleving van de Warenwet en de daarop berustende bepalingen bij of in verband met:

a. verkenningsonderzoek, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen als bedoeld in de Mijnbouwwet;

b. arbeid op, vanaf of ten behoeve van werken waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken nodig is, die zich in de territoriale zee bevinden.

2. De inspectieambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen worden aangewezen als ambtenaren aan wie het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 8:1, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet, wordt opgedragen met betrekking tot:

a. arbeid op, vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie of op een mijnbouwlocatie alsmede met betrekking tot arbeid die direct verband houdt met mijnbouwkundige activiteiten die niet plaatsvinden op, vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie of op een mijnbouwlocatie;

b. arbeid op, vanaf of ten behoeve van werken waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken nodig is, die zich in de territoriale zee bevinden.

3. De inspectieambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen zijn mede belast met het toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de daarop berustende bepalingen met betrekking tot:

a. arbeid verricht bij of in verband met verkenningsonderzoek, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen als bedoeld in de Mijnbouwwet;

b. arbeid op, vanaf of ten behoeve van werken waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken nodig is, die zich in de territoriale zee bevinden.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 november 2006.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.De Minister van Economische Zaken, J.G. Wijn.

Toelichting

Met de onderhavige wijziging van artikel 7:1 krijgt het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) toezichthoudende bevoegdheden met betrekking tot de Warenwet, de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet 1998 bij arbeid op, vanaf of ten behoeve van werken waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken nodig is. Hierbij kan in het bijzonder worden gedacht aan de bouw, het beheer en het onderhoud van windmolenparken en pijpleidingen (voor gas of olie), vooralsnog beperkt tot de territoriale wateren.

De Arbeidsinspectie (AI) is hier uiteraard ook bevoegd. Op grond van doelmatigheids-overwegingen en taakverdeling met de AI ligt het echter in de rede om de actieradius van het SodM, dat bij mijnbouwactiviteiten in de territoriale wateren en op het continentaal plat nu ook al optreedt als hoofdtoezichthouder betreffende de Warenwet, Arbeidstijdenwet en Arbeidsomstandighedenwet 1998, uit te breiden tot arbeid op, vanaf of ten behoeve van werken in de territoriale wateren. Op dit punt zullen er nadere werkafspraken worden gemaakt tussen de AI en het SodM.

Wat betreft de reikwijdte van genoemde wetten en daarmee de omvang van het werkterrein van de AI en het SodM zij nog het volgende opgemerkt.

De Arbeidsomstandighedenwet 1998 heeft niet alleen territoriale werking, maar is mede van toepassing op arbeid verricht op het continentaal plat bij een verkenningsonderzoek, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen als bedoeld in de Mijnbouwwet. Verder geldt zij voor buiten Nederland verrichte arbeid verricht door personen, werkzaam aan boord van onder Nederlandse vlag varende zeeschepen (artikel 2, onderdelen a en c, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998).

Ook de Arbeidstijdenwet heeft niet alleen territoriale werking, maar is tevens van toepassing op arbeid verricht op of vanaf een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat, bedoeld in de Mijnbouwwet, en op duikwerkzaamheden ten behoeve van mijnbouwinstallaties op het continentaal plat, bedoeld in de Mijnbouwwet, verricht op of vanaf zeeschepen. Verder geldt ook deze wet voor buiten Nederland verrichte arbeid door personen, werkzaam aan boord van onder Nederlandse vlag varende zeeschepen (artikelen 2.8, onderdelen a, b en c, en 2.9 van de Arbeidstijdenwet).

Op basis van de huidige wetten kunnen de AI en het SodM op het continentaal plat dus alleen handhavend optreden als het gaat om mijnbouwactiviteiten. Arbeid op, vanaf of ten behoeve van werken waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken nodig is, valt er thans buiten voor zover deze arbeid buiten de territoriale wateren wordt verricht.

Bij koninklijke boodschap van 9 mei 2006 is het voorstel van wet tot Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, nr. 30552) ingediend. Dit voorstel breidt de werkingssfeer van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de werkingssfeer van de Arbeidstijdenwet uit tot de exclusieve economische zone (EEZ). Deze zone en het continentaal plat zijn ruimtelijk en inhoudelijk overlappende zones. Het continentaal plat omvat de zeebodem en de ondergrond, terwijl de EEZ daarnaast ook de bovenliggende waterkolom omvat. In de EEZ heeft de kuststaat tevens rechtsmacht ten aanzien van de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen; wetenschappelijk zeeonderzoek; en de bescherming van het mariene milieu.

De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2007.

Bovenstaande betekent dat het SodM vanaf 1 januari 2007 ook kan worden aangewezen als toezichthouder op de arbeidsomstandigheden- en arbeidstijdenregelgeving in de EEZ.

Wat betreft de Warenwet tenslotte zij opgemerkt dat ook deze niet alleen territoriale werking heeft, maar mede van toepassing is op technische voortbrengselen die op het continentaal plat, bedoeld in de Mijnbouwwet, worden gebruikt bij verkenningsonderzoek, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen als bedoeld in de Mijnbouwwet (artikel 1a, onderdeel a, van de Warenwet). Hier vindt voorlopig echter geen uitbreiding naar andere arbeid in de exclusieve economische zone plaats.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

De Minister van Economische Zaken,

J.G. Wijn

Naar boven