Tijdelijke regeling voortzetting verstrekkingen gerepatrieerden Libanon

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 november 2006, nr. W&B/URP/06/91024, tot het voortzetten van de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon (Tijdelijke regeling voortzetting verstrekkingen gerepatrieerden Libanon)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 34, eerste lid, onderdeel e, en 77 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel 1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. buitengewone kosten: noodzakelijke, onvermijdbare kosten die in Nederland worden gemaakt en die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de gerepatrieerde zelf te worden betaald;

b. Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

c. SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 2

Aanvraag

1. De Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, die op 24 oktober 2006 een verstrekking op grond van artikel 3 van de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon ontving, heeft gedurende zijn verblijf in Nederland recht op de volgende verstrekkingen, zolang de Nederlander geen recht heeft op algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand:

a. een wekelijkse financiële toelage voor de aanschaf van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven;

b. betaling van buitengewone kosten;

c. de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe te treffen ziektekostenregeling voorzover deze kosten niet uit hoofde van een andere ziektekostenregeling worden vergoed; of

d. een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid voorzover deze kosten niet uit hoofde van een andere verzekering worden vergoed.

2. De niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner van de Nederlander, zijn kind, stief- of pleegkind, die op 24 oktober 2006 een verstrekking op grond van artikel 3 van de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon ontving en waarvan de Nederlandse partner algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand ontvangt, heeft gedurende zijn verblijf in Nederland recht op de volgende verstrekkingen, zolang hij geen recht heeft op algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand:

a. de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe te treffen ziektekostenregeling voorzover deze kosten niet uit hoofde van een andere ziektekostenregeling worden vergoed; of

b. een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid voorzover deze kosten niet uit hoofde van een andere verzekering worden vergoed.

Artikel 3

Verstrekkingen

1. De in artikel 2 bedoelde verstrekkingen kunnen geheel of gedeeltelijk worden onthouden, indien de in dit artikel bedoelde Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, niet desgevraagd de gegevens verstrekt die nodig zijn voor het vaststellen van het recht op verstrekkingen. Daartoe behoren in ieder geval gegevens die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de naam, de geboortedatum, de nationaliteit, het land van herkomst, de gezinssamenstelling, de datum van aankomst in Nederland, de middelen waarover in Nederland kan worden beschikt en de aanwezige verzekeringen voor ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid.

2. De SVB kan een verstrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien blijkt dat de Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind hier te lande over voldoende middelen kan beschikken om geheel of gedeeltelijk in de kosten van die verstrekking te voorzien.

Artikel 4

Beëindiging verstrekkingen

De in artikel 2 bedoelde verstrekkingen eindigen in ieder geval:

a. met ingang van de dag waarop de Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, Nederland verlaat; of

b. indien een Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, met het oogmerk om aldus voor zichzelf of voor anderen, ten onrechte een aanspraak te doen ontstaan op de verstrekkingen, dan wel ten onrechte de hoogte van de verstrekkingen te doen stijgen.

Artikel 5

Hoogte en betaling toelage

1. De hoogte van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde financiële toelage bedraagt voor:

a. een volwassene € 40,–, doch voor een alleenstaande ouder met een kind jonger dan 18 jaar € 67,–.;

b. een kind tot en met 11 jaar € 8,–;

c. een kind ouder dan 11 jaar en jonger dan 18 jaar € 12,–.

2. De financiële toelage wordt op een door de SVB te bepalen tijdstip en wijze aan de Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind beschikbaar gesteld.

Artikel 6

Buitengewone kosten

1. Een Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, kan een vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, die hij heeft gemaakt.

2. Buitengewone kosten worden slechts betaald voor zover vooraf door de SVB aan de Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind toestemming is verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.

3. De toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling kan worden voorzien.

4. Kosten die samenhangen met een door de Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd misdrijf of begane overtreding zijn in ieder geval geen buitengewone kosten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7

Verzekeringen

1. Het treffen van een ziektekostenregeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel a, houdt in het door de Minister ten behoeve van de Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind sluiten van een verzekering tegen de in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet en artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten bedoelde risico’s, alsmede het door de Minister betalen van de daarvoor verschuldigde kosten.

2. Het verzekeren tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel b, houdt in het door de Minister ten behoeve van de Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, sluiten van een verzekering voor de wettelijke aansprakelijkheid van deze personen jegens een derde voor een som van maximaal € 1.000.000,– per gebeurtenis, alsmede het door de Minister betalen van de daarvoor verschuldigde kosten.

Artikel 8

Verzekeringen

Indien blijkt dat een Nederlander, zijn niet-Nederlandse partner of huwelijkspartner, zijn kind, stief- of pleegkind, in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, waardoor hij of anderen ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, de verstrekkingen, bedoeld in artikel 2, heeft verkregen, dan wel dit op andere wijze heeft bewerkstelligd, is de SVB bevoegd de waarde van de ten onrechte toegekende verstrekkingen terug te vorderen.

Artikel 9

Rijksbijdrage en verantwoording

1. De lasten van deze regeling voor de SVB worden gefinancierd uit een subsidie in de vorm van een rijksbijdrage aan de SVB.

2. De middelen, bedoeld in het eerste lid, worden op basis van een raming van de minister ter beschikking gesteld aan de SVB via de rekening-courant bij de Minister van Financiën, die de SVB op grond van artikel 120, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen aanhoudt.

3. Op de lasten van deze regeling voor de SVB komt in mindering de waarde van de ten onrechte toegekende verstrekkingen, die wordt teruggevorderd op grond van artikel 9.

4. Artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 120, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen zijn van overeenkomstige toepassing.

5. De SVB zendt uiterlijk vóór 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft op basis van de jaarrekening over dat jaar een overzicht van zijn uitgaven op grond van deze regeling ten laste van de rijksbijdrage.

6. De minister stelt vóór 31 oktober van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft de rijksbijdrage vast.

Artikel 10

Toezicht

Met het toezicht op de naleving van deze regeling is belast de Inspectie Werk en Inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 11

Algemene Regeling SZW-subsidies

De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing.

Artikel 12

Inwerkingtreding en beëindiging regeling

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 25 oktober 2006 en vervalt met ingang van 1 februari 2007.

2. De regeling, zoals die voor de datum waarop deze vervalt geldt, blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van deze regeling.

Artikel 13

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling voortzetting verstrekkingen gerepatrieerden Libanon.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 november 2006.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

In verband met de crisis in Libanon is in juli 2006 een groep Nederlandse paspoorthouders, die veelal reeds gedurende geruime tijd in Libanon woonden en geen woonstede meer in Nederland hadden naar Nederland gerepatrieerd. Voor deze groep is de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon getroffen (Staatscourant 24 juli 2006, 141). Deze regeling voorziet er in dat de gerepatrieerde Nederlanders en hun eerstegraads familieleden die over onvoldoende middelen, zijnde inkomen en vermogen, beschikken gedurende een tijdelijk verblijf in Nederland in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, een financiële toelage en een vergoeding voor buitengewone kosten, alsmede zonodig voor een ziektekostenverzekering en een WA-verzekering.

De Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon is, conform het bepaalde in artikel 13, eerste lid, per 25 oktober 2006 beëindigd. Gebleken is dat een deel van de groep gerepatrieerden die zich blijvend in Nederland wenst te vestigen (nog) geen beschikking heeft over eigen woonruimte en/of de daarvoor vereiste verblijfsvergunning. Daardoor kan geen beroep worden gedaan op voorzieningen als de Wet werk en bijstand en de Zorgverzekeringswet. Voor deze groep is de onderhavige Tijdelijke regeling voortzetting verstrekkingen gerepatrieerden Libanon bestemd. De regeling voorziet in financiële ondersteuning van huishoudens die in het geheel geen bijstand ontvangen en een verzekering tegen ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid voor die personen die geen recht hebben op verzekering op grond van de Zorgverzekeringswet.

Deze regeling is – evenals de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon – gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies en, omdat de regeling wordt uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB), mede op enige artikelen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. De regeling kent geen subsidieplafond. De Minister van Financiën heeft hiermee ingestemd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Waar in deze toelichting gesproken wordt over ‘gerepatrieerde(n)’ wordt daaronder verstaan de persoon of personen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid.

Artikel 2

Bij de verstrekkingen in dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen. De eerste groep betreft huishoudens die in het geheel geen recht hebben op bijstand. De tweede groep betreft huishoudens waarvan een van beide partners geen recht heeft op bijstand. Voor beide groepen geldt als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de verstrekkingen dat op 24 oktober 2006 een verstrekking op grond van op grond van artikel 3 van de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon werd ontvangen.

Huishoudens die in het geheel geen recht hebben op bijstand kunnen in aanmerking komen voor de in het eerste lid genoemde verstrekkingen. Huishoudens waarvan een van beide partners geen recht heeft op bijstand kunnen in aanmerking komen voor de in het tweede lid genoemde verstrekkingen. De verstrekkingen worden hierna toegelicht bij de artikelen waarin zij zijn uitgewerkt (artikelen 5, 6 en 7). De verstrekkingen zijn onbelast.

Artikel 3

Het eerste lid geeft de SVB de bevoegdheid om verstrekkingen te onthouden als de gerepatrieerde niet desgevraagd de gegevens verstrekt die nodig zijn om het recht daarop te kunnen vaststellen.

Het tweede lid betreft het complementaire karakter van de regeling; de belanghebbende komt voor verstrekkingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, in aanmerking voorzover de eigen middelen niet toereikend zijn om in de betreffende kosten te voorzien. Om de regeling uitvoeringstechnisch zo eenvoudig mogelijk te houden, is de toets op de eigen middelen van de gerepatrieerde beperkt gehouden. In aanmerking worden genomen de middelen waarover de gerepatrieerde hier te lande kan beschikken, bijvoorbeeld meegenomen contanten, saldi van bank- of girorekeningen die hier te lande kunnen worden opgenomen of verzekeringsuitkeringen. Middelen die niet in aanmerking worden genomen zijn bijvoorbeeld vermogen dat belichaamd is in onroerende zaken buiten Nederland en dat in de gegeven situatie niet te gelde kan worden gemaakt, tegoeden op geblokkeerde rekeningen of gelden waarover onder de gegeven omstandigheden niet hier te lande kan worden beschikt.

Artikel 4

Dit artikel bevat de gronden waarop de verstrekkingen een einde nemen. ‘In ieder geval’ brengt tot uitdrukking dat het hier geen limitatieve opsomming betreft. Zo is er naast de in dit artikel genoemde gronden ook de beëindigingsgrond van het vervallen van de regeling (zie artikel 12). Ook het overlijden van de gerepatrieerde leidt tot beëindiging van de verstrekkingen. De beëindiging bij het verlaten van Nederland sluit aan bij doel en strekking van deze regeling, die alleen van toepassing is bij verblijf in Nederland.

Artikel 5

Het eerste lid regelt de hoogte van de financiële toelage, die bestemd is voor voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven. De hoogte is afgestemd op het voortgezet tijdelijke karakter van het verblijf, alsmede op het feit dat de gerepatrieerde beschikking heeft over onderdak en verzekerd is voor ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid.

Het tweede lid geeft de SVB de bevoegdheid om zowel het moment als de wijze waarop de toelage beschikbaar wordt gesteld te bepalen.

Artikel 6

Het onderhavige artikel voorziet er in gerepatrieerden aanspraak te geven op vergoeding van buitengewone kosten. De bepaling strekt ertoe te voorkomen dat een gerepatrieerde door buitengewone kosten in een financiële achterstandsituatie komt te staan ten opzichte van andere gerepatrieerden die deze kosten niet hoeven te maken. De bepaling strekt nadrukkelijk niet tot een algemene verbetering van financiële situatie van de gerepatrieerde.

Een gerepatrieerde heeft aanspraak op vergoeding van buitengewone kosten ingeval:

a. het noodzakelijke kosten betreft;

b. deze kosten onvermijdbaar zijn;

c. deze kosten in Nederland dienen te worden gemaakt, en

d. in deze kosten niet op andere wijze kan worden voorzien (zie voorts artikel 3, tweede lid).

Ad 1. Het moet gaan om kosten waarvan in redelijkheid geoordeeld kan worden dat zij noodzakelijk zijn, bezien in het licht van het tijdelijke karakter van het verblijf in Nederland van de gerepatrieerde en het sobere, humane karakter van de voorzieningen in het meergenoemde draaiboek. De noodzaak betreft zowel de aard van de kosten als de hoogte van de kosten. De SVB zal deze kosten in alle redelijkheid als buitengewoon moeten kunnen aanmerken.

Ad 2. De noodzakelijke kosten dienen onvermijdbaar te zijn. Onvermijdbaar houdt in dat het maken van de kosten niet te voorkomen is en geen uitstel duldt.

Ad 3. Kosten die de gerepatrieerde buiten Nederland maakt, behoren niet tot de buitengewone kosten.

Ad 4. Bij ‘op andere wijze in de kosten voorzien’ kan gedacht worden aan betaling van de kosten uit de financiële toelage. Andere voorbeelden zijn vergoedingen vanuit de verzekeringen waarin de regeling voorziet en vergoedingen vanuit door gerepatrieerde zelf afgesloten verzekeringen. Voorts valt te denken aan verstrekkingen die ontvangen worden uit hoofde van een (voormalige) dienstbetrekking. Uit het bepaalde in artikel 3, tweede lid, volgt dat de middelen waarover de gerepatrieerde kan beschikken mede bepalend zijn bij de beoordeling van het recht op verstrekkingen voor buitengewone kosten.

Voorbeelden van kosten die als buitengewoon zijn aan te merken zijn reiskosten van de gerepatrieerde voor bezoek aan een medicus of voor het voldoen aan een juridische verplichting (niet van begeleiders, tenzij voor de begeleiding een medische noodzaak aanwezig is) en kosten voortvloeiend uit een op voorschrift van een arts te volgen dieet. Geen buitengewone kosten zijn onder meer de kosten van reizen in verband met een sociaal of recreatief doel, kosten in verband met vervanging dan wel herstel van goederen die door eigen toedoen of nalatigheid verloren zijn gegaan of beschadigd, kosten in verband met het aanhouden van de woonsituatie in het woonland, kosten in verband met reizen naar en van Nederland, kosten voor de aanschaf van huisraad en telefoonkosten.

Voor de hoogte van de buitengewone kosten wordt aangesloten bij hetgeen noodzakelijk en onvermijdbaar is. Zo zal bijvoorbeeld voor noodzakelijke reiskosten een vergoeding worden verstrekt tot het bedrag van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer, ook al heeft de gerepatrieerde per taxi of huurauto gereisd.

Naast de hiervoor genoemde voorwaarden geldt voor de vergoeding van buitengewone kosten de in het tweede en derde lid geregelde toestemming van de SVB voor het maken van de kosten. De toestemming dient vooraf te worden gevraagd. Dit draagt ertoe bij dat zowel de gerepatrieerde als de SVB tot een juiste, tijdige beslissing kunnen komen met betrekking tot de te maken kosten.

Het vierde lid bepaalt expliciet dat kosten die samenhangen met een door de gerepatrieerde gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd misdrijf of begane overtreding in ieder geval geen buitengewone kosten zijn.

Artikel 7

Gerepatrieerden zullen zonodig verzekerd worden tegen de in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet en artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekostenverzekering bedoelde risico’s. Dit betreft in ieder geval de behoefte aan geneeskundige en tandheelkundige zorg en farmaceutische zorg en verzorging zoals verblijf in een ziekenhuis. Voorts zullen gerepatrieerden zonodig verzekerd worden tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid jegens een derde voor een som van maximaal € 1.000.000,– per gebeurtenis. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid sluit ten behoeve hiervan collectieve verzekeringen af en zal de daaraan verbonden kosten dragen. De SVB zal, na vaststelling van het recht op een verzekering als bedoeld in deze regeling, de naam van de betrokken gerepatrieerde doorgeven aan de verzekeraar.

Artikel 8

Dit artikel geeft de SVB een terugvorderingsbevoegdheid indien een gerepatrieerde in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, waardoor hij of anderen ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, verstrekkingen heeft ontvangen. Het betreft hier alle in artikel 2 genoemde verstrekkingen, dus ook de kosten van de verzekeringen. De SVB zal bij de uitoefening van deze bevoegdheid rekening houden met alle feiten en omstandigheden van het desbetreffende geval, alsmede met de doelmatigheid van de terugvordering. Ten overvloede zij opgemerkt dat op de terugvordering niet de bepalingen van de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid van toepassing zijn.

Artikel 9

In dit artikel is bepaald dat de lasten van deze regeling (uitvoeringskosten van de SVB, verstrekkingen minus terugvorderingen) worden bekostigd met een Rijksbijdrage ten laste van de begroting. De SVB kan de lasten van deze regeling in de bestaande rekening-courant met de Minister van Financiën verrekenen (zoals is bepaald in artikel 120 van de Wet financiering sociale verzekeringen). De verantwoording vindt plaats via de jaarrekening van de SVB, waarin een overzicht wordt gegeven van de uitgaven door de SVB op grond van deze regeling. De termijnen waarbinnen dit overzicht moet worden verstrekt en voor de vaststelling door de Minister zijn in overeenstemming met de gebruikelijke verantwoording van de uitvoering door de SVB van dergelijke Tijdelijke regelingen. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 49 van de Wet SUWI is ook in de accountantscontrole voorzien.

Artikel 10

Toezicht op de uitvoering van deze regeling door de SVB vindt plaats door de Inspectie werk en inkomen.

Artikel 11

De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing nu de onderhavige regeling een geheel eigen kader kent.

Artikel 12

Tegen de achtergrond van het feit dat de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon per 25 oktober 2006 is beëindigd, werkt de regeling tot en met die datum terug. De regeling vervalt automatisch met ingang van 1 februari 2007.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven