Besluit instelling Kustwacht

Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Defensie houdende Instelling van een Kustwacht voor Nederland

17 november 2006

Nr. SDG 2006/1961

Rijkswaterstaat

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor Vreemdelingenzaken en Integratie, van Financiën, van Justitie, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken;

In overeenstemming met het Kabinetsbesluit van 10 maart 2006 betreffende de Kustwacht in Nederland (Kamerstukken II, 2005/06, 30490 nr. 1, van 13 maart 2006);

Besluiten:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Ministers: de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Defensie;

b. de Ministers wie het mede aangaat: de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor Vreemdelingenzaken en Integratie, van Financiën, van Justitie, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken;

c. Betrokken diensten: organisaties van de Ministers en van de Ministers wie het mede aangaat;

d. Kustwachtcentrum: het Kustwachtcentrum te Den Helder van het Ministerie van Defensie dat dient als informatiecentrum voor de uitvoering van kustwachttaken en fungeert als operationeel commandocentrum, nationaal maritiem en aëronautisch reddingscoördinatiecentrum, centrale meldkamer en maritieme assistentiedienst;

e. Handhavingsplan: plan waarin de gewenste output van de Kustwacht op het gebied van handhaving is geformuleerd voor het komende jaar met een doorkijk naar de vier jaren daarna, op basis van de beleidsdoelen en beleidsprioriteiten, opgesteld door de Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie, en vastgesteld door de Ministerraad;

f. Dienstverleningsplan: plan waarin de gewenste output van de Kustwacht op het gebied van dienstverlening is geformuleerd voor het komende jaar met een doorkijk naar de vier jaren daarna, op basis van de beleidsdoelen en beleidsprioriteiten, opgesteld door de Directeur-generaal Rijkswaterstaat, onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat en vastgesteld in de Ministerraad;

g. Activiteitenplan en Begroting: het door de Directeur Kustwacht opgestelde en door de Ministerraad vastgestelde plan waarin is vastgelegd welke producten in het kader van de kustwachttaken in het komende jaar worden geleverd met een doorkijk naar de vier jaren daarna, welke middelen daarmee zijn gemoeid en welke prioriteitsvolgorde bij de uitvoering wordt gehanteerd, waarvan een overzichtsbegroting deel uitmaakt en dat is gebaseerd op het Handhavingsplan, het Dienstverleningsplan, en een maatschappelijke belangenafweging ten aanzien van de uit te voeren kustwachttaken gegeven de daarvoor beschikbare middelen;

h. Informatieplan Kustwacht: het door de Directeur Kustwacht opgestelde en door de Raad voor de Kustwacht vastgestelde plan waarin op basis van de kustwachttaken de informatieproducten en werkwijze van het informatiecentrum van de Kustwacht worden omschreven inclusief de daarvoor benodigde middelen en relaties op het gebied van gegevensuitwisseling met de betrokken diensten;

i. Sturingsmodel Kustwacht: document dat door de Raad voor de Kustwacht wordt vastgesteld en waarin nader wordt omschreven op welke wijze de in dit besluit omschreven aansturing van de Kustwacht plaatsvindt en waarin het financieel spelregelkader voor de kosten van de Kustwacht is opgenomen.

§ 2

Kustwacht

Artikel 2

1. Er is een Kustwacht Nederland (hierna de Kustwacht), in internationaal verband aangeduid als Netherlands Coastguard.

2. De Kustwacht is beheersmatig ondergebracht te Den Helder bij het Commando Zeestrijdkrachten van het Ministerie van Defensie.

3. De Kustwacht beschikt over een Kustwachtcentrum.

4. De Kustwacht beschikt over personeel, vaartuigen en vliegtuigen van diensten van de Ministers en de Ministers wie het mede aangaat.

Artikel 3

1. Er is een directeur Kustwacht.

2. De directeur Kustwacht:

a. wordt benoemd door de Minister van Defensie, gehoord de Raad voor de Kustwacht;

b. heeft de dagelijkse leiding over de Kustwacht;

c. stelt op basis van het Handhavingsplan en het Dienstverleningsplan het Activiteitenplan en Begroting en het Informatieplan Kustwacht op;

d. draagt zorg voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de door de Ministerraad opgedragen taken, zoals vastgesteld in het Activiteitenplan en Begroting en binnen de financiële randvoorwaarden daarvan;

e. legt aan de Raad voor de Kustwacht verantwoording af over de realisatie van het Activiteitenplan en Begroting en stelt hiertoe viermaandelijks een voortgangsrapportage en een jaarverslag op;

f. geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de Raad voor de Kustwacht ten aanzien van zaken die voor de uitvoering van de taken van de Kustwacht van belang zijn;

g. adviseert de Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee en de Directeur-generaal Rijkswaterstaat;

h. volgt met betrekking tot de hem opgedragen taken de aanwijzingen op van de Raad voor de Kustwacht.

Artikel 4

De kustwachttaken omvatten:

1. Dienstverlening:

a. nood-, spoed- en veiligheidsverkeer;

b. opsporing en redding;

c. rampen- en incidentenbestrijding;

d. maritieme hulpverlening;

e. verkeersdiensttaken;

f. vaarwegmarkering;

g. zeeverkeersonderzoek.

2. Handhaving in het kader van:

a. de algemene politietaak;

b. het douanetoezicht;

c. de grensbewaking;

d. de wetgeving met betrekking tot milieu, visserij, mijnbouw, en scheepvaart.

Artikel 5

De prioritering van de in artikel 4 genoemde taken wordt vastgesteld in het Activiteitenplan en Begroting.

Artikel 6

1. Het werkgebied van de Kustwacht omvat:

a. de territoriale zee en de Exclusieve Economische Zone;

b. de Waddenzee, het IJsselmeer inclusief de randmeren, en de Zuid-Hollandse en Zeeuwse stromen, voor wat betreft opsporing en redding;

c. het vluchtinlichtingengebied (Flight Information Region/FIR) Amsterdam, voor wat betreft de aëronautische opsporing en redding.

2. Indien nodig voor de nakoming van (inter)nationale afspraken, verdragen of Europese regelgeving, wordt het werkgebied van de Kustwacht dienovereenkomstig uitgebreid.

Artikel 7

Het Kustwachtcentrum dient als informatiecentrum ten behoeve van de effectieve en efficiënte uitvoering van kustwachttaken, conform het Informatieplan Kustwacht.

§ 3

Aansturing

Artikel 8

1. De Ministerraad stelt het Handhavingsplan, het Dienstverleningsplan, het Activiteitenplan en Begroting, en het jaarverslag van de Kustwacht vast.

2. De Minister van Verkeer en Waterstaat coördineert, in overeenstemming met de Minister van Defensie en de Ministers wie het mede aangaat, de voorbereiding van de in het eerste lid genoemde besluitvorming in de Ministerraad.

3. De in het tweede lid genoemde Ministers dragen ieder afzonderlijk ministeriële verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden die door de Kustwacht voor hen worden uitgevoerd.

4. De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de Kustwacht en de uitvoering van kustwachttaken als omschreven in het Activiteitenplan en Begroting.

Artikel 9

1. Er is een Raad voor de Kustwacht.

2. De Raad voor de Kustwacht heeft tot taak:

a. het bijstaan van de Minister van Verkeer en Waterstaat bij diens activiteiten genoemd in artikel 8, waarbij de Raad ondermeer adviseert ten aanzien van de integrale afweging van de maatschappelijke belangen ten aanzien van de kustwachttaken;

b. het benoemen van beleidsprioriteiten voor het Handhavingsplan dat in opdracht van de Raad voor de Kustwacht door de Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee wordt opgesteld;

c. het benoemen van beleidsprioriteiten voor het Dienstverleningsplan dat in opdracht van de Raad voor de Kustwacht door de Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat namens de Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat wordt opgesteld;

d. het vaststellen en onderhouden van het Sturingsmodel Kustwacht en van het Informatieplan Kustwacht;

e. indien nodig als besluitvormend orgaan op te treden ten aanzien van knelpunten die bij de uitvoering van de kustwachttaken ontstaan;

f. het voorbereiden van besluitvorming over de financiering van de Kustwacht.

3. In de Raad voor de Kustwacht hebben zitting:

a. de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (voorzitter);

b. de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

c. de Commandant Zeestrijdkrachten van het Ministerie van Defensie;

d. de Directeur Operationeel Beleid, Behoeftestellingen en Plannen van het Ministerie van Defensie;

e. de Directeur-Generaal Belastingdienst van het Ministerie van Financiën;

f. de Directeur-Generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met visserijzaken;

g. de Directeur-Generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; en

h. de Directeur-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden, Integratie en Vreemdelingenzaken van het Ministerie van Justitie.

4. Het secretariaat wordt gevoerd door Rijkswaterstaat.

5. De Raad voor de Kustwacht stelt een huishoudelijk reglement vast.

Artikel 10

De Minister van Justitie coördineert de voorbereiding van het Handhavingsplan en de aansturing van de uitvoering daarvan door de Kustwacht. Hij draagt zorg voor afstemming van de handhavingsaanpak met de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Ministers wie het mede aangaat.

Artikel 11

1. Er is een Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee (hierna PKHN).

2. De PKHN heeft tot taak de Minister van Justitie bij te staan bij diens werkzaamheden genoemd in artikel 10.

3. De PKHN stelt in opdracht van de Raad voor de Kustwacht een Handhavingsplan op, rekening houdend met de door de Raad voor de Kustwacht aangegeven beleidsprioriteiten.

4. In de PKHN hebben zitting:

a. de Officier van Justitie Noordzeezaken van het Openbaar Ministerie (voorzitter);

b. de Voorzitter van het Managementteam Belastingdienst/Douane West van het Ministerie van Financiën;

c. de Hoofdinspecteur Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

d. de Directeur Operaties Koninklijke Marechaussee van het Ministerie van Defensie;

e. het Hoofd Dienst Waterpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

f. het Hoofd Handhaving en Incidentenaanpak van de Dienst Noordzee Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

g. de Hoofdinspecteur Zeevaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat; en

h. de plaatsvervangend inspecteur-generaal der Mijnen van het Ministerie van Economische Zaken.

5. De Minister van Verkeer en Waterstaat benoemt in overeenstemming met de Ministers wie het mede aangaat de voorzitter van de PKHN.

6. De voorzitter vertegenwoordigt de PKHN in de Raad voor de Kustwacht.

7. De voorzitter heeft zitting in het Kustwachtdriemanschap en is in opdracht van de Raad voor de Kustwacht gedelegeerd opdrachtgever op het gebied van handhaving.

8. De Directeur Kustwacht neemt zitting in de PKHN als adviseur.

9. Het secretariaat van de PKHN wordt gevoerd door het Openbaar Ministerie.

10. De PKHN stelt een huishoudelijk reglement vast.

Artikel 12

1. De Minister van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor het opstellen van het Dienstverleningsplan.

2. De Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat stelt, namens de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat, in opdracht van de Raad voor de Kustwacht een dienstverleningsplan op, rekening houdend met de door de Raad voor de Kustwacht aangegeven beleidsprioriteiten.

3. De Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat is in opdracht van de Raad voor de Kustwacht en namens de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat gedelegeerd opdrachtgever voor de dienstverleningstaken in het Kustwachtdriemanschap.

Artikel 13

1. Er is een Kustwachtdriemanschap.

2. Het Kustwachtdriemanschap bestaat uit:

a. de Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat;

b. de voorzitter van de PKHN;

c. de Directeur Kustwacht.

3. Onverlet de verantwoordelijkheid van de Directeur Kustwacht voor de uitvoering van het Activiteitenplan en Begroting, bewaakt het Kustwachtdriemanschap in opdracht van de Raad voor de Kustwacht, aan de hand van het Handhavingsplan, het Dienstverleningsplan en de voortgangsrapportages van de Directeur Kustwacht, de voorbereiding, uitvoering en verantwoording van het Activiteitenplan en Begroting en lost daarin zonodig knelpunten op, of legt besluiten daartoe voor aan de Raad voor de Kustwacht.

4. De voorzitter van de PKHN en de Hoofdingenieur-Directeur informeren de diensten van de betrokken departementen over knelpunten in de uitvoering van het Activiteitenplan en Begroting en de besluitvorming daarover.

5. Besluiten binnen het Kustwachtdriemanschap worden, gehoord het advies van de Directeur Kustwacht, door de voorzitter PKHN en de Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat gezamenlijk genomen, en zij leggen daarover verantwoording af aan de Raad voor de Kustwacht.

6. De Directeur Kustwacht voert in het vijfde lid bedoelde besluiten uit voor zover deze kustwachttaken betreffen.

7. Het secretariaat wordt gevoerd door Rijkswaterstaat.

8. Het Kustwachtdriemanschap stelt een huishoudelijk reglement vast.

Artikel 14

Bij optreden op het gebied van opsporing en redding binnen gebieden die gemeentelijk zijn ingedeeld, functioneert de Directeur Kustwacht, met inachtneming van zijn verantwoordelijkheid voor de operationele coördinatie op zee, onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het betreffende bevoegde gezag.

§ 4

Middelen

Artikel 15

1. De Kustwacht hanteert een kas/verplichtingenstelsel.

2. De uitgaven van de Kustwacht drukken op de begroting van het Ministerie van Defensie, met uitzondering van de kosten van materieel en personeel dat tijdelijk of structureel ter beschikking wordt gesteld aan de Kustwacht door de betrokken diensten.

3. Een financieel spelregelkader wordt nader uitgewerkt in het Sturingsmodel Kustwacht.

Artikel 16

1. Voor de uitvoering van de Kustwachttaken heeft de Directeur Kustwacht de beschikking over personeel van het Ministerie van Defensie en op tijdelijke basis over personeel van de betrokken diensten.

2. Bij het Kustwachtcentrum zijn liaisons werkzaam afkomstig van de Algemene Inspectie Dienst, Rijkswaterstaat, de Douane, de Koninklijke Marechaussee, het Korps Landelijke Politiediensten en het Openbaar Ministerie.

3. De liasons nemen namens hun organisaties deel aan de voorbereiding en de – door de Directeur Kustwacht gecoördineerde – uitvoering van het Activiteitenplan en Begroting.

4. De betrokken diensten zijn verantwoordelijk voor de bekwaamheid van het personeel dat zij aan de Directeur Kustwacht ter beschikking stellen.

Artikel 17

1. De Directeur Kustwacht heeft, overeenkomstig het Activiteitenplan en Begroting, de beschikking over schepen en vliegtuigen met hun bemanningen afkomstig van de betrokken diensten.

2. De in het eerste lid bedoelde capaciteit aan schepen en vliegtuigen kan alleen dan voor niet-Kustwachttaken ingezet worden wanneer de Directeur Kustwacht heeft aangegeven dat de uitvoering van het Activiteitenplan en Begroting zulks toelaat.

3. De Directeur Kustwacht kan, ingeval van opsporing en redding, rampenbestrijding, dringend noodzakelijke opsporing van strafbare feiten en incidenten, op eerste aanzegging onmiddellijk de beschikking krijgen over één of meer van de in het eerste lid bedoelde schepen of vliegtuigen. De Directeur Kustwacht legt hierover achteraf verantwoording af aan het Kustwachtdriemanschap.

4. De Directeur Kustwacht kan met derden (niet zijnde de betrokken diensten) bindende afspraken maken over het aan hem ter beschikking stellen van schepen en vliegtuigen met hun bemanning.

5. De Directeur Kustwacht bepaalt de wijze waarop de hem ter beschikking staande schepen en vliegtuigen worden ingezet, onverlet de verantwoordelijkheid van de gezagvoerders voor de veiligheid van hun schip dan wel vliegtuig en hun bemanning.

6. De schepen en vliegtuigen bedoeld in het eerste lid zijn in Kustwachtkleuren geschilderd, respectievelijk zijn voorzien van het Kustwachtlogo. De schepen en vliegtuigen bedoeld in het vierde lid voeren de Kustwachtvlag, onderscheidenlijk zijn van het Kustwachtlogo voorzien.

Artikel 18

1. Tussen de Directeur Kustwacht en de hoofden van de betreffende diensten worden operationele overeenkomsten gesloten ter uitwerking van artikel 16 en artikel 17, eerste, tweede, derde en vijfde lid en waarin tenminste uitgangspunten, randvoorwaarden, procedures en wijzen van informatie-uitwisseling voor de inzet van personeel en eenheden worden geregeld.

2. De in artikel 17, vierde lid, bedoelde afspraken betreffen tenminste de in artikel 17, vijfde en zesde lid, genoemde onderwerpen, uitgangspunten, randvoorwaarden, procedures en wijzen van informatie-uitwisseling voor de inzet van eenheden.

§ 5

Overige Bepalingen

Artikel 19

Dit besluit wordt in 2009 door de Raad voor de Kustwacht geëvalueerd.

Artikel 20

De Beschikking instelling Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee (10 december 1996/Nr. S/J-96005633 Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Stcrt. 243) wordt ingetrokken.

Artikel 21

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Kustwacht.

Artikel 22

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst wordt gepubliceerd na 30 december 2006, treedt het in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2007.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp.

Toelichting

Algemeen

Het onderhavige Besluit vormt de formele uitwerking van het Kabinetsbesluit (Kamerstukken II, 2005/06, 30490 nr. 1, van 13 maart 2006) over de omvorming van het samenwerkingsverband Kustwacht tot een Kustwacht Nederland nieuwe stijl. Met het besluit wordt door de betrokken Ministers de uitvoering van een deel van het beleid en de wet- en regelgeving bij de Kustwacht belegd met als doel een effectieve en efficiënte uitvoering van een aantal overheidstaken op de Noordzee.

Achtergronden van deze omvorming zijn de rapporten van de Algemene Rekenkamer van 1998 en 2005, de Evaluatie Kustwacht 2003 (Directoraat-generaal Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat) en de Kamermotie Van Hijum en Van der Ham (Kamerstukken II, 2004/05 29 800 XII, nr. 19) waarin gevraagd wordt het beheer van de Kustwacht onder te brengen bij één departement en de capaciteit af te stemmen op een gedegen analyse van de risico’s op de Noordzee. Voorts sluit de omvorming van de Kustwacht aan bij de ambities van het kabinet Balkenende II voor de verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur en bij het Integraal Beheerplan Noordzee 2015.

De omvorming van de Kustwacht komt voort uit de wens de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Kustwacht helder te beleggen en belangenafwegingen omtrent de kustwachttaken transparant en integraal plaats te laten vinden. Daarmee worden belangrijke voorwaarden geschapen voor een effectief en efficiënt overheidsoptreden door de Kustwacht. Het was daarbij noodzakelijk het oude samenwerkingsverband te beëindigen. De Algemene Rekenkamer had kritiek op dit samenwerkingsverband omdat velen verantwoordelijk waren, het kostenaspect niet helder in beeld was en de belangenafwegingen vaak uitsluitend op departementaal niveau plaatsvonden.

De verantwoordelijkheid voor het beheer en de taakuitvoering van de Kustwacht is belegd in één hand, bij de Minister van Defensie. De Directeur Kustwacht wordt aangesteld door de Minister van Defensie gehoord de Raad voor de Kustwacht. De Directeur Kustwacht krijgt daarbij jaarlijks de verantwoordelijkheid een heldere, haalbare opdracht van de Ministerraad uit te voeren, waarvoor hij de benodigde bevoegdheden en middelen ter beschikking heeft en de kosten van de uitvoering in beeld zijn gebracht. In de oude situatie kon de Directeur Kustwacht zijn opdracht deels niet waarmaken door een tekort aan middelen en onvoldoende bevoegdheden.

stcrt-2006-229-p38-SC77818-1.gif

Ook de aansturing van de Kustwacht is verbeterd en is vormgegeven volgens het bijgevoegde organogram. De betrokken ministers, als opdrachtgevers, zijn verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving en het beleid dat door de Kustwacht voor hen wordt uitgevoerd; zij stellen de opdrachtformulering aan de Kustwacht en het jaarverslag van de Kustwacht vast. De Minister van Verkeer en Waterstaat is coördinerend Minister voor Noordzeeaangelegenheden en als zodanig coördineert zij de voorbereiding van de besluitvorming over de opdrachtformulering voor de Kustwacht en het jaarverslag inclusief de financiële verantwoording van de Kustwacht.

Een integrale afweging van maatschappelijke belangen ligt ten grondslag aan de opdrachtformulering voor de Directeur Kustwacht. Deze opdrachtformulering wordt voorbereid door de Raad voor de Kustwacht en vastgesteld door de Ministerraad. De programmering van de kustwachttaken vindt plaats in een transparant proces waarin expliciet besluiten worden genomen over prioriteiten en eventuele (handhavings)lacunes en hun risico’s, en waarbij de financiële aspecten daarvan eveneens worden meegewogen.

De programmering van de kustwachttaken is vormgegeven op basis van het VBTB1 -gedachtegoed. Er wordt een relatie gelegd tussen beleidsdoelen, prestaties, effecten, middelen en budget. Hiertoe worden op basis van de beleidsdoelen plannen geformuleerd voor respectievelijk handhavings- en dienstverleningstaken in de vorm van SMART2 -output3 . De Directeur Kustwacht vertaalt deze output, in overleg met de opdrachtgevers, naar een concept ‘Activiteitenplan en -Begroting’ (APB) en geeft mogelijke knelpunten aan. Het concept APB wordt, met resterende knelpunten, voorgelegd aan de Raad voor de Kustwacht waar een integrale belangenafweging omtrent de kustwachttaken plaatsvindt alvorens het concept APB wordt doorgeleid naar de Ministerraad. Het in de Ministerraad vastgestelde heldere en haalbare APB vormt het mandaat voor de uitvoering door de Directeur Kustwacht.

De aansturing van de Kustwacht wordt nader uitgewerkt in het ‘Sturingsmodel Kustwacht’ welke wordt vastgesteld en indien nodig aangepast door de Raad voor de Kustwacht. Onderdeel van dit ‘Sturingsmodel Kustwacht’ zal een financieel spelregelkader zijn.

Het Kustwachtdriemanschap heeft tot taak om, in opdracht van de Raad voor de Kustwacht, aan de hand van het Handhavingsplan, het Dienstverleningsplan en rapportages van de Directeur Kustwacht, de voorbereiding, uitvoering en verantwoording van het Activiteitenplan en Begroting te bewaken. In het Kustwachtdriemanschap nemen de gedelegeerde opdrachtgevers op het gebied van dienstverlenings- en handhavingstaken zitting met de Directeur Kustwacht als opdrachtnemer, verantwoordelijk voor de uitvoering van het APB.

De Raad voor de Kustwacht biedt de mogelijkheid tot overleg en besluitvorming wanneer zaken in de uitvoering niet bevredigend verlopen en het Kustwachtdriemanschap deze niet kan oplossen, waarbij opnieuw een integrale afweging van belangen mogelijk is en expliciete besluiten genomen worden over de oplossing van uitvoeringsproblemen. Voorheen bestond dit forum voor besluitvorming niet waardoor problemen in de uitvoering niet altijd adequaat konden worden opgelost.

Uitgangspunt bij de omvorming van de Kustwacht is het besef dat het overheidsoptreden als geheel effectiever kan worden. Dat geldt met name voor het actief monitoren van activiteiten en ontwikkelingen die van belang zijn voor de veiligheid van Nederland. Het gaat daarbij om het bundelen van actuele informatie op het Kustwachtcentrum en het hebben van eigen ogen en oren in de lucht en op zee. Informatiegestuurd optreden op zee krijgt daarmee een stevige impuls, ter ondersteuning van uiteenlopende doelen als een schone Noodzee, terrorismebestrijding en veiligheid. In het voorliggende besluit wordt op het gebied van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden de basis gelegd voor de informatiepositie van de Kustwacht. De informatiepositie van de Kustwacht wordt door de Directeur Kustwacht verder uitgewerkt in het ‘Informatieplan Kustwacht’.

Met het besluit wordt de zeggenschap van de Directeur Kustwacht over de middelen versterkt: De Kustwacht krijgt de beschikking over 2 overheidsvliegtuigen en 4 overheidsschepen die boven en op zee voor kustwachttaken worden ingezet. Bovendien krijgt de Kustwacht onvoorwaardelijke trekkingsrechten voor een aantal dagen voor betonningsschepen van Verkeer en Waterstaat en schepen en helikopters van het Ministerie van Defensie en van Het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). De departementen plaatsen voorts personeel tijdelijk onder de aansturing van de Directeur Kustwacht voor de uitvoering van kustwachttaken. De handhavingsfunctionarissen van de verschillende diensten gaan niet over naar de Kustwacht, maar zijn voor bepaalde tijd beschikbaar.

In het besluit wordt niet ingegaan op taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij rampen- en incidentenbestrijding, de bestrijding van een gijzeling, een terroristische actie, of van de schadelijke gevolgen daarvan aangezien dit elders geregeld is in bijvoorbeeld het ‘Rampenplan voor de Noordzee 2006’, de wet BON (Bestrijding Ongevallen Noordzee), het ‘Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming’ en het ‘Beleidsplan Crisisbeheersing (tijdvak 2004–2007)’.

Met de aanpak ontstaat een Kustwacht die, naar de mening van alle betrokkenen, een essentiële bijdrage levert aan een verantwoord gebruik en de veiligheid op de zee en daarmee ook van ons land. Daarmee krijgt de overheid als geheel een krachtig instrument in handen om effectief en efficiënt op te treden.

Hieronder wordt een verdere toelichting gegeven op de verschillende onderdelen van het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De verantwoordelijkheid voor de organisatie en het beheer van de Kustwacht en de uitvoering van de kustwachttaken is belegd bij de Minister van Defensie, en daarom beheersmatig ondergebracht bij het Commando Zeestrijdkrachten te Den Helder.

Artikelen 4 en 5

De kustwachttaken bestaan uit diverse dienstverleningstaken en handhaving van wet- en regelgeving op een breed scala van beleidsterreinen. Dit maakt een gecoördineerde en zoveel mogelijk geïntegreerde taakuitvoering noodzakelijk, gegeven de financiële, personele en materiële mogelijkheden. De in het APB vastgestelde prioritering tussen beide soorten taken en binnen de onderdelen daarvan wordt ingegeven door het gewicht toegekend aan het maatschappelijk belang dat een taak(onderdeel) beoogt te dienen.

De handhaving van wetgeving met betrekking tot mijnbouw door de Kustwacht is toegevoegd nu de Kustwacht een beperkt aantal onaangekondigde inspecties van mijnbouwinstallaties voor Staatstoezicht op de Mijnen gaat uitvoeren met inspecteurs die door Staatstoezicht op de Mijnen beschikbaar worden gesteld.

Artikel 6

Het werkgebied van de Kustwacht is zodanig bepaald dat een doeltreffende taakuitvoering en doelmatige inzet van de daarvoor benodigde middelen ook op wateren buiten (op en boven) de Noordzee mogelijk is. De taken van de Kustwacht zijn deels gebaseerd op internationale afspraken. Naast de internationale kaders vanuit de Europese Unie op het gebied van handhaving van de visserijwetgeving betreft het ook afspraken over allerlei kustwachttaken, zoals rampen- en incidentenbestrijding, in de aan Nederland grenzende zone.

Artikel 7

Het is van het grootste belang dat de Kustwacht een actuele en een zo volledig mogelijke informatiepositie heeft, waardoor het voor de Directeur Kustwacht mogelijk is sturend en coördinerend te opereren. Het Kustwachtcentrum van de Kustwacht is de plaats waar de benodigde informatie van de betrokken departementen samenkomt en gekoppeld wordt aan de eigen informatie van de Kustwacht. Hiervoor wordt een ‘Informatieplan Kustwacht’ opgesteld door de Directeur Kustwacht. Dit informatieplan wordt vastgesteld en indien nodig aangepast door de Raad voor de Kustwacht. Daarbij wordt rekening gehouden met de toepasselijke wet- en regelgeving voor het delen van inlichtingen tussen (rijks)overheidsinstanties.

Artikelen 8 en 9

Bij de aansturing van de Kustwacht vervult de Ministerraad een actieve rol. De Ministerraad stelt het APB tezamen met het Handhavingsplan en het Dienstverleningsplan vast na afweging van de betrokken belangen. Op basis van het APB draagt de Directeur Kustwacht zorg voor de uitvoering. De Ministerraad beoordeelt ook jaarlijks het jaarverslag inclusief de financiële verantwoording van de Kustwacht.

Binnen de Ministerraad is de Minister van Verkeer en Waterstaat coördinerend Minister voor Noordzeeaangelegenheden en als zodanig coördineert zij de voorbereiding van de besluitvorming over het Handhavingsplan, het Dienstverleningsplan, het APB en het jaarverslag inclusief de financiële verantwoording van de Kustwacht. De Minister van Verkeer en Waterstaat wordt daarin bijgestaan door de Raad voor de Kustwacht. De Raad voor de Kustwacht komt ten minste tweemaal per jaar bij elkaar, gekoppeld aan de begrotingscyclus. Eénmaal om departementaal beleid te vertalen in speerpunten en (de-)intensiveringen van gewenste beleidseffecten (outcome – zoals een veilige buitengrens, veilig scheepvaartverkeer, terugdringen van drugsaanvoer naar Nederland enz.) die vervolgens worden verwerkt in het Handhavingsplan en het Dienstverleningsplan, Voorts wordt het integrale beleid en de goedkeuring van het jaarverslag voorbereid. In een tweede vergadering wordt het APB behandeld voorafgaand aan de vaststelling door de Ministerraad.

De wijze van werken van de Raad voor de Kustwacht wordt vastgesteld in een huishoudelijk reglement.

Artikelen 10 en 11

De Minister van Justitie is eerste aanspreekpunt voor coördinatie en afstemming van handhavingszaken, wat betekent dat deze verantwoordelijk is voor het proces om te komen tot een afgestemde handhavingsaanpak. Hij wordt hierin bijgestaan door de Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee (PKHN) waarin de bij de handhaving betrokken departementen zitting nemen. De voorzitter van de PKHN wordt benoemd door de Minister van Verkeer en Waterstaat als coördinerend Minister van Noordzee-aangelegenheden. Dit heeft tot doel de betreffende Officier van Justitie onafhankelijker te maken van het Ministerie van Justitie aangezien hij zich bezighoudt met het gehele terrein van de handhaving en niet alleen het strafrechtelijk deel. De voorzitter van de PKHN is in opdracht van de Raad voor de Kustwacht gedelegeerd opdrachtgever voor de handhaving in het Kustwachtdriemanschap.

Artikel 12

De Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat stelt namens de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat, in opdracht van de Raad voor de Kustwacht een dienstverleningsplan op en is in opdracht van de Raad voor de Kustwacht en namens de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat gedelegeerd opdrachtgever voor de dienstverlening in het Kustwachtdriemanschap.

Artikel 13

Het Kustwachtdriemanschap heeft tot taak het reilen en zeilen van de Kustwacht in goede banen te leiden en de voorbereiding van de besluitvorming door de Raad voor de Kustwacht te bewaken. Het Kustwachtdriemanschap werkt in opdracht van de Raad voor de Kustwacht en bestaat uit de gedelegeerd opdrachtgever op het gebied van dienstverleningstaken (de Hoofdingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat Noordzee), de gedelegeerd opdrachtgever op het gebied van de handhavingstaken (de voorzitter van de PKHN) en de Directeur Kustwacht als opdrachtnemer, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het APB.

Een vergelijking met de situatie op het land is mogelijk. Op het land functioneert een zgn. driehoek met als leden de burgemeester van een gemeente (als korpsbeheerder of verantwoordelijke voor openbare orde en veiligheid), de officier van justitie en de korpschef. Het Kustwachtdriemanschap kan een dergelijke formele driehoek niet invullen, maar kan praktisch gezien voor de reguliere kustwachttaken als zodanig optreden.

Artikel 14

In gemeentelijk ingedeeld gebied is de Wet rampen en zware ongevallen van toepassing, waarbij de burgemeester bevoegd gezag is. Deze stuurt dan ook de Directeur Kustwacht aan bij opsporing en redding in het genoemde gebied.

Artikel 15

De Kustwacht wordt deels door het Ministerie van Defensie, deels door de andere betrokken departementen gefinancierd; een en ander wordt nader uitgewerkt in het ‘Sturingsmodel Kustwacht’, dat aangeeft waarlangs en waaruit de financiering plaatsvindt, rekening houdend met de omstandigheid dat de Kustwacht een kas-/verplichtingen begrotingsadministratie voert en Rijkswaterstaat een baten-lasten stelsel heeft.

Artikel 16

Personeel van het Ministerie van Defensie en de andere betrokken departementen, tijdelijk dan wel permanent ingezet voor de uitvoering van kustwachttaken, als opstapper en als liaison, vormen het personeel van de Kustwacht.

De liaison afkomstig van een departement neemt een bijzondere positie in, daar hij aan de ene kant werkzaam is voor een departement en aan de ander kant werkt voor de Directeur Kustwacht. De liaison speelt geen rol in de aansturing van de Kustwacht. Voor de departementen voert hij de taken uit op het vlak van voorbereiding van de opdracht aan de Kustwacht en het waarborgen van de kwaliteit van het geleverde personeel. Voor de Directeur Kustwacht voert hij taken uit in het kader van de voorbereiding en realisatie van het APB, waaronder het ontsluiten van informatie en het uitvoeren van projecten. Hiertoe heeft hij voldoende mandaat van zijn departement. De liaison functioneert voor deze taken onder de verantwoordelijkheid van de Directeur Kustwacht. Juist omdat de meeste taken worden uitgevoerd in opdracht van de Directeur Kustwacht plaatsen de diensten liaisons op het Kustwachtcentrum. De Raad voor de Kustwacht heeft een taakomschrijving van de liaisons vastgesteld en afspraken gemaakt over de aansturing van de liaisons.

Artikelen 17 en 18

De Kustwacht gebruikt voor haar taakuitoefening schepen, vliegtuigen (waaronder ook begrepen helikopters) en hun bemanning die ter beschikking zijn gesteld door de verschillenden diensten. In de loop van 2007 heeft de Kustwacht ondermeer de beschikking over 2 vliegtuigen en 4 vaartuigen. Deze vaartuigen zullen mogelijk worden ondergebracht in een rijksbrede civiele rederij.

In het kader van een effectief gebruik van overheidsmiddelen zullen de genoemde kustwachtmiddelen ook voor andere taken dan kustwachttaken kunnen worden ingezet, mits dit de uitvoering van het APB niet raakt naar het oordeel van de Directeur Kustwacht. Zo zullen de Kustwachtvliegtuigen wanneer deze niet in gebruik zijn voor de Kustwacht en het hun inzetbaarheid niet verminderd, bijvoorbeeld ook worden gebruikt voor de opleiding van Defensiepersoneel.

Ingeval van maritieme hulpverlening, opsporing en redding, rampenbestrijding, dringend noodzakelijke opsporing van strafbare feiten en incidenten, kan de Directeur Kustwacht met voorbijgaan van deze afspraken, één of meer vliegtuigen of vaartuigen direct ter beschikking krijgen.

Eén en ander geschiedt op basis van en binnen de kaders van door de Directeur Kustwacht met bedoelde diensten gesloten operationele overeenkomsten die moeten passen binnen hetgeen in dit instellingsbesluit is bepaald.

Artikel 19

De Kustwacht wordt in 2009 geëvalueerd. Een onderdeel van de evaluatie betreft dit besluit.

Artikel 20

Met de inwerkingtreding van dit besluit wordt de Beschikking instelling Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee (10 december 1996/Nr. S/J-96005633 Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Stcrt. 234) ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

De Minister van Defensie,

H.G.J. Kamp

Naar boven