Wijziging Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza (intrekking afschermplicht)

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 november 2006, nr. TRCJZ/2006/3686, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza (intrekking afschermplicht)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op richtlijn 2005/94/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEU L 10);

Gelet op beschikking nr. 2005/734/EG van de Commissie van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L 274);

Gelet op artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel b, e, g en h, en de artikelen 2, 3, 3a en 12 komen te vervallen.

B

Het opschrift van paragraaf 3 komt te luiden:

§ 3. Overgangs- en slotbepalingen

C

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

1. De houder van hobbypluimvee behorende tot de orde van de eendvogels (Anseriformes) of fazanten die zich op grond van artikel 3, vierde lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza, zoals deze van kracht was in de periode van 24 september 2006 tot 23 november 2006, heeft aangemeld, draagt er zorg voor dat:

a. in de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2006 door een op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 bij de VWA geregistreerde dierenarts bloedmonsters van de desbetreffende dieren worden afgenomen, en

b. de bloedmonsters, bedoeld in onderdeel a, door tussenkomst van de dierenarts die de in onderdeel a bedoelde bloedmonsters heeft afgenomen, terstond na het afnemen worden verstuurd naar de GD voor onderzoek naar de aanwezigheid van het Aviaire Influenzavirus.

2. De bloedmonsters, bedoeld in het eerste lid,onderdeel a, worden afgenomen bij vijf procent van de in het eerste lid bedoelde dieren, waarbij van ten minste vijf en ten hoogste twintig dieren een bloedmonster wordt afgenomen. Indien sprake is van minder dan vijf van de in het eerste lid bedoelde dieren, wordt van ieder dier een bloedmonster afgenomen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 23 november 2006 en werkt terug tot en met 21 november 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de minister genomen besluit:
de Directeur-Generaal,, R.M. Bergkamp.

Toelichting

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza. De wijziging leidt ertoe dat de in deze regeling opgenomen verplichting tot afscherming van de uitloop van pluimvee en bepaalde andere gehouden vogels, wordt ingetrokken.

Ingevolge beschikking nr. 2005/734/EG van de Commissie van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L 274), dienen lidstaten passende en uitvoerbare maatregelen te treffen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene Aviaire Influenza (AI) van in het wild levende vogels naar pluimvee. Deze beschikking biedt lidstaten de mogelijkheid om op basis van een risicoanalyse te bepalen of de getroffen bioveiligheidsmaatregelen nog in stand moeten worden gehouden. De maatregelen kunnen worden aangepast aan het eventueel veranderde risico van insleep van het AI-virus.

De in de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza bedoelde afschermplicht is met ingang van 1 september 2006 ingesteld, met name gelet op de najaarstrek van wilde vogels.

Gedurende deze najaarstrek zijn wilde vogels die de Oost-Atlantische migratieroute van noord naar zuid volgen, in Nederland en Zweden aan een monitoringsprogramma onderworpen. Voorts is in Nederland onderzoek gedaan naar aangetroffen dode vogels. Dergelijk onderzoek heeft eveneens in andere lidstaten plaatsgevonden. In het kader van géén van deze onderzoeken bij wilde vogels zijn besmettingen met hoog pathogeen AI van het type H5N1 aangetroffen. Voorts zijn in de ons omringende landen geen uitbraken onder gehouden pluimvee gemeld. Bovendien loopt de najaarstrek binnen afzienbare tijd ten einde.

Gelet op het voorgaande is besloten om de afschermplicht voor het gehele land, en voor zowel bedrijfsmatige houders als voor houders die de dieren bij wijze van hobby houden, te beëindigen. Daarbij wordt opgemerkt dat wanneer zich wijzigingen zouden voordoen in de situatie met betrekking tot de aanwezigheid van H5N1 (bijvoorbeeld indien op de belangrijke vogeltrekroutes alsnog de aanwezigheid van H5N1 bij wilde vogels wordt geconstateerd), opnieuw op basis van een risicoanalyse zal worden nagegaan of het instellen van een afschermplicht noodzakelijk is.

Houders van hobbypluimvee behorende tot de orde van de eendvogels (Anseriformes) of fazanten hadden ingevolge artikel 3, vierde lid, (oud) van de regeling onder voorwaarden de mogelijkheid om hun pluimvee op een alternatieve wijze af te schermen. Daartoe diende een houder zich aan te melden bij het LNV-loket en diende de houder zorg te dragen voor de monitoring van de dieren door het in de periode van 1 november tot 31 december 2006 laten afnemen van bloedmonsters. Hoewel de afschermplicht vervalt, is het vanuit veterinair oogpunt noodzakelijk dat de monitoring doorgang vindt. De verplichting tot monitoring voor aangemelde houders vervalt derhalve niet. Dit komt tot uitdrukking in het nieuwe artikel 10 van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza.

Volledigheidshalve wordt ten slotte nog opgemerkt dat de voorschriften die zijn neergelegd in artikel 1 en in de artikelen 4 tot en met 9 van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza, onverminderd van kracht blijven. Het gaat hierbij onder meer om de verplichting voor bedrijfsmatige houders van gevogelte om de dieren afgeschermd te voederen en te drenken, het voor deze houders eveneens geldende verbod het gevogelte oppervlaktewater te geven dat toegankelijk is voor wilde vogels, en het verbod bepaalde vogels tijdelijk op één locatie te verzamelen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,,

R.M. Bergkamp

  • 1

    Stcrt. 2006, 162; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 september 2006 (Stcrt. 184).

Naar boven