Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2006/36B)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 8 november 2006, nummer 2006/36B, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B9/1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het rechtmatige verblijf van slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel gedurende de bedenktijd voorafgaande aan de aangifte en gedurende de periode van opsporing, vervolging en berechting in feitelijke aanleg na aangifte van mensenhandel geregeld. Daarnaast biedt dit hoofdstuk richtlijnen voor het bieden van opvang en bescherming van de slachtoffer-aangevers en getuige-aangevers van mensenhandel.

De in dit hoofdstuk beschreven procedure maakt onderdeel uit van een integrale aanpak om mensenhandel te bestrijden, een uitdrukkelijke prioriteit voor politie en justitie in Nederland. Mensenhandel is een grove schending van de rechten van de mens en een ernstig misdrijf. Het delict is strafbaar gesteld in artikel 273f WvSr. Dit artikel ziet op mensenhandel in het algemeen, daaraan gerelateerde vormen van uitbuiting en het trekken van profijt daaruit.

Ook is in dit verband relevant artikel 248b WvSr.

Hoewel het merendeel van de slachtoffers van mensenhandel vrouw is, is in dit hoofdstuk afgezien van het hanteren van de meer gangbare term ‘vrouwenhandel’. Dit om eventuele verwarring te voorkomen, omdat ook mannen en minderjarigen een beroep kunnen doen op de procedure die in dit hoofdstuk is beschreven.

Volledigheidshalve zij vermeld dat EU-/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen ook rechten kunnen ontlenen aan de in dit hoofdstuk neergelegde bepalingen en procedure.

Om tot vervolging te kunnen overgaan is een aangifte geen absolute voorwaarde. Desalniettemin is voor het opsporings- en vervolgingsonderzoek van groot belang dat zowel slachtoffers als getuigen die aangifte doen gedurende langere tijd ter beschikking blijven van het OM om de bewijsvorming te kunnen afronden. Dit rechtvaardigt de opschorting van de verwijdering dan wel het verlenen van een tijdelijke verblijfsvergunning.

Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.

Het begrip mensenhandel bevat de volgende elementen:

• iedere gedraging waarmee de binnenkomst van vreemdelingen in, de doorreis over, het verblijf in of het vertrek van het grondgebied van een land wordt bevorderd;

• iedere gedraging die gericht is op de seksuele uitbuiting tegen betaling; en

• een van de overige in artikel 273f WvSr als mensenhandel strafbaar gestelde ernstige vormen van uitbuiting.

Het behandelen met respect van het slachtoffer en van de getuige-aangever die aangifte doet, maakt daarvan onderdeel uit. Evenals het garanderen van de veiligheid van slachtoffers en het beschermen van de rechten van de slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel.

Artikel 3.48 Vb bevat de bijzondere voorwaarden inzake de verlening van een verblijfsvergunning aan een slachtoffer-aangever of een getuige-aangever van mensenhandel. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt de verblijfsvergunning niet verleend. Artikel 3.48 Vb geeft geen verplichting, maar een bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlenen. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet onder welke voorwaarden van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt en de verblijfsvergunning in het kader van mensenhandel kan worden verleend. Deze voorwaarden hebben het karakter van beleidsregels.

Naast de beleidsregels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen, zijn tevens de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw van toepassing, tenzij anders is aangegeven.

B

Paragraaf B9/2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2 Voorwaarden verblijfsvergunning slachtoffer-aangever

De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw, kan onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel worden verleend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de vreemdeling is slachtoffer-aangever van mensenhandel (zie artikel 3.48, eerste lid, onder a, Vb);

b. de vreemdeling heeft terzake aangifte gedaan;

c. er is sprake van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit waarvan de vreemdeling aangifte heeft gedaan.

Ad a:

De volgende categorieën vreemdelingen kunnen rechten ontlenen aan de in B9/2 tot en met B9/4.3 neergelegde bepalingen en procedures:

Vreemdelingen die worden aangetroffen bij een politiecontrole in een seksinrichting

Wanneer in een seksinrichting in het kader van een reguliere controle op basis van de APV, en de Wav of in het kader van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen worden aangetroffen, dient de politie reeds bij geringe aanwijzing van mensenhandel de betrokken vreemdeling te wijzen op de in dit hoofdstuk omschreven rechten.

Vreemdelingen, die in Nederland in de prostitutie werkzaam zijn geweest, die niet over een geldige verblijfstitel beschikken en die zelf contact opnemen met de politie

Het gaat hier om vreemdelingen die in Nederland in de prostitutie werkzaam zijn of zijn geweest en zich op eigen initiatief tot de politie wenden, omdat zij slachtoffer zijn van mensenhandel. De politie dient de vreemdeling te wijzen op de in dit hoofdstuk omschreven procedure.

Slachtoffers van overige in artikel 273f WvSr als mensenhandel strafbaar gestelde feiten, die geen geldige verblijfstitel in Nederland hebben

Onder uitbuiting wordt verstaan gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken of te blijven.

Vreemdelingen die nog niet in Nederland werkzaam zijn geweest, die niet over een geldige verblijfstitel beschikken, maar wel mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel

Het gaat hier om vreemdelingen die zich in Nederland bevinden en mogelijk buiten Nederland slachtoffer van mensenhandel zijn geworden, en die nog niet feitelijk in Nederland werkzaam zijn geweest. Aangezien slachtoffers van mensenhandel regelmatig van het ene naar het andere land worden gebracht, juist om de afhankelijkheid te vergroten en de opsporing te bemoeilijken komt deze doelgroep regelmatig voor. Het kan echter wel degelijk van belang zijn dat ook deze vreemdelingen ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek gehoord worden en dat zij in de gelegenheid worden gesteld om aangifte te doen. De dader kan in meerdere landen actief zijn en het is ook mogelijk dat het slachtoffer met het oogmerk hem/haar hier te lande wederom te verhandelen naar Nederland is gebracht.

Vreemdelingen die nog geen toegang tot Nederland hebben gehad, maar wel mogelijk slachtoffer van mensenhandel zijn

Het gaat hier bijvoorbeeld om vreemdelingen aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd, maar die aangeven slachtoffer te zijn van mensenhandel. Voor de strafbaarstelling in artikel 273f WvSr gelden geen territoriale beperkingen. Het kan dus wel degelijk van belang zijn dat ook deze vreemdelingen ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek gehoord worden en dat zij in de gelegenheid worden gesteld om aangifte te doen. Pas na aangifte volgt toelating. Op hen is de bedenktijd als beschreven in B9/3.2 niet van toepassing omdat de bedenktijd feitelijke toelating tot Nederland vereist. De overige paragrafen zijn wel van toepassing.

Ad b:

De aangifte wordt ambtshalve aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, zodra deze is doorgestuurd naar de IND (zie B9/3 en B9/4).

Ad c:

Zodra de strafzaak door het OM wordt geseponeerd of tegen de uitspraak van de rechtbank in het proces tegen de verdachte geen beroep is ingesteld dan wel het gerechtshof uitspraak heeft gedaan, komt de grond aan de verblijfsvergunning als bedoeld in B9 te ontvallen (zie B9/8.1).

In afwijking van de algemene voorwaarden genoemd in artikel 16 Vw wordt de aanvraag niet afgewezen:

• wegens het ontbreken van een geldige mvv (zie artikel 17, eerste lid, onder d, Vw);

• wegens gevaar voor de openbare orde, indien er sprake is van een inbreuk op de openbare orde die naar het oordeel van de Minister rechtstreeks verband houdt met het feit waarvan aangifte is gedaan;

• indien de vreemdeling na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland nieuwkomer zou zijn in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij (zie artikel 16, eerste lid, onder h, Vw juncto artikel 17, eerste lid, Vw).

Ontbreken geldig document voor grensoverschrijding

De aanvraag wordt niet afgewezen indien de slachtoffer-aangever niet over een paspoort beschikt. Onderwijl dient een paspoort te worden aangevraagd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het land waarvan de slachtoffer-aangever de nationaliteit bezit.

Het bepaalde in B1/4.2 is vervolgens van toepassing.

Leges

De slachtoffer-aangever van mensenhandel en de kinderen van de slachtoffer-aangever van mensenhandel zijn geen leges verschuldigd voor het indienen van een aanvraag op grond van artikel 3.48 Vb (zie de artikelen 3.34b, eerste lid, onder a en b, VV en 3.34e, aanhef en onder b en c, VV).

C

Paragraaf B9/3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.2 Bedenktijdfase

De bedenktijd wordt gegeven, omdat slachtoffers van mensenhandel vaak pas na wat langere tijd hun ervaringen kunnen uiten.

Aan vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel, wordt een periode gegund van maximaal drie maanden, waarbinnen zij een beslissing moeten nemen of zij aangifte willen doen van mensenhandel of dat zij hiervan afzien. De vreemdeling wordt geïnformeerd dat dit direct kan of na gebruikmaking van een bedenktijd van maximaal drie maanden, om de beslissing tot het doen van aangifte in alle rust te overwegen.

De bedenktijd staat alleen open voor de volgende categorieën vreemdelingen (zie B9/2):

• vreemdelingen die worden aangetroffen bij een politiecontrole in een seksinrichting;

• vreemdelingen, die in Nederland in de prostitutie werkzaam zijn geweest, die niet over een geldige verblijfstitel beschikken en die zelf contact opnemen met de politie;

• slachtoffers van overige in artikel 273f WvSr als mensenhandel strafbaar gestelde feiten, die niet over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken;

• vreemdelingen die nog niet in Nederland werkzaam zijn geweest, die niet over een geldige verblijfstitel beschikken, maar wel mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel.

De bedenktijdfase is eenmalig en wordt niet verlengd.

D

Paragraaf B9/9.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.5 Leges

Op grond van artikel 3.34e, onder c, VV is de slachtoffer-aangever of de getuige-aangever die in aanmerking komt voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder s, Vb, geen leges verschuldigd.

E

Paragraaf B16/7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7 Klemmende redenen van humanitaire aard

Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50 of 3.51 Vb (zie B16/2 tot en met B16/6), kan op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voortgezet verblijf worden toegestaan (artikel 3.52 Vb). In individuele gevallen, waarin niet aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf wordt voldaan, wordt altijd bezien of het voortgezet verblijf moet worden aanvaard op grond van klemmende redenen van humanitaire aard.

(Huwelijks)relatie

Indien de (huwelijks)relatie op grond waarvan het verblijf was toegestaan binnen drie jaar na verblijfsaanvaarding en anders dan door overlijden, is verbroken, wordt voortgezet verblijf toegestaan, indien sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die daartoe aanleiding geven. De beoordeling of in het concrete geval op grond van een dergelijke combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard in het voortgezet verblijf van de vreemdeling behoort te worden berust, is aan de Minister.

Klemmende redenen van humanitaire aard kunnen zijn gelegen in:

a. de situatie van alleenstaande vrouwen in het land van herkomst;

b. de maatschappelijke positie van vrouwen in het land van herkomst;

c. de vraag of in het land van herkomst een naar maatstaven van dat land aanvaardbaar te achten opvang aanwezig is;

d. de zorg die de vrouw/ouder heeft voor kinderen die in Nederland zijn geboren en/of een opleiding volgen; en

e. aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie.

De vreemdeling die zich hierop beroept, geeft aan welke klemmende redenen van humanitaire aard naar zijn mening tot aanvaarding van zijn voortgezet verblijf dienen te leiden en onderbouwt zijn beroep met ter zake relevante gegevens en bescheiden. Het is nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf aan te geven dat er sprake is van een dergelijke combinatie van factoren, en die met ter zake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Hij is daartoe de meest gerede partij. Indien het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt de vreemdeling hiertoe een termijn van twee weken gegund. Bij de beoordeling van het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard, wordt altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de vreemdeling worden afgewogen tegen die van de staat.

ad a, b en c.

Bij de beoordeling wordt in voorkomende gevallen rekening gehouden met de situatie van vreemdelingen en hun eventuele kinderen, die tegen hun wil en zonder identiteits- en verblijfsdocumenten in het land van herkomst zijn achtergelaten (zie ten aanzien hiervan tevens B1/5.1, B1/5.3.2, en B2/10.2.4).

Aan de hand van de door de vreemdeling overgelegde informatie omtrent factoren 1, 2 en 3 kan de IND zonodig een individueel ambtsbericht opvragen bij het Ministerie van BuZa.

ad d.

Van belang is de mate van worteling in de Nederlandse samenleving en de mogelijkheid om het familie- en gezinsleven elders voort te zetten.

ad e

Aan deze laatste factor wordt in de belangenafweging een zwaar gewicht toegekend. Dit betekent dat naast deze factor niet aan één van de andere factoren (nummers 1-4) dient te worden getoetst. Geweld, waaronder seksueel geweld dat heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie, wordt aangetoond aan de hand van een proces-verbaal van de aangifte en een verklaring van een (vertrouwens)arts.

In gevallen waarin het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld, dus zonder dat betrokkene aangifte van (seksueel) geweld heeft gedaan, kan geweld worden aangetoond door middel van een verklaring van het OM dan wel van de politie. Tevens is een verklaring van een (vertrouwens)arts vereist.

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 17 oktober 2003. Dit is de datum waarop de brief van de Minister, waarin deze regeling wordt aangekondigd, aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Indien er een beroep wordt gedaan op (sexueel) geweld, zonder dat dit op de voorgaande wijze kan worden aangetoond, kan dit betrokken worden bij de beoordeling of sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die aanleiding geven voortgezet verblijf toe te staan.

Verruimde gezinshereniging en ouderenbeleid

Indien binnen drie jaar na verblijfsaanvaarding, niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van verruimde gezinshereniging of het ouderenbeleid (zie B2/7), wordt voortgezet verblijf toegestaan, indien er sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die daartoe aanleiding geven. De beoordeling of in het concrete geval op grond van een dergelijke combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard in het voortgezet verblijf van de vreemdeling behoort te worden berust, is aan de Minister.

De vreemdeling die zich hierop beroept, geeft aan welke klemmende redenen van humanitaire aard naar zijn mening tot aanvaarding van zijn voortgezet verblijf dienen te leiden en onderbouwt zijn beroep met terzake relevante gegevens en bescheiden. Het is nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf aan te geven dat er sprake is van een dergelijke combinatie van factoren, en die met terzake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Hij is daartoe de meest gerede partij. Indien het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt de vreemdeling hiertoe een termijn van twee weken gegund. Bij de beoordeling van het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard, wordt altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de vreemdeling worden afgewogen tegen die van de staat.

Medische noodsituatie

Na drie jaar verblijf als houder van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’ kan de vreemdeling op grond van artikel 3.52 Vb een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘voorgezet verblijf’, indien de medische noodsituatie naar het oordeel van de Minister nog ten minste één jaar zal duren. De vreemdeling moet gedurende de gehele periode hebben voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.

Slachtoffer/getuige-aangever van mensenhandel

Een slachtoffer of getuige-aangever van mensenhandel aan wie voor de duur en in het belang van het strafproces tijdelijk verblijf in Nederland was toegestaan en die van oordeel is dat het verblijf dient te worden voortgezet om onaanvaardbare gevolgen bij terugzending te voorkomen, kan een beroep doen op artikel 3.52 Vb.

Van de volgende categorieën slachtoffers kan de aanvraag om voortgezet verblijf, mits zich verder geen algemene weigeringsgrond voordoet, in ieder geval worden ingewilligd:

a. slachtoffers die aangifte hebben gedaan ten behoeve van een strafzaak die uiteindelijk heeft geleid tot een veroordeling;

b. slachtoffers die aangifte hebben gedaan ten behoeve van een strafzaak die uiteindelijk niet heeft geleid tot een veroordeling, die op het moment van de rechterlijke uitspraak reeds gedurende drie jaar of langer op basis van een verblijfsvergunning op grond van B9 in Nederland verblijven.

Ad. a.

Indien de aangifte van mensenhandel van het slachtoffer tot een veroordeling van de verdachte heeft geleid, wordt aangenomen dat terugkeer voor het slachtoffer risico’s met zich brengt. Indien het slachtoffer een aanvraag doet om voortgezet verblijf kan deze om die reden worden ingewilligd. Hierbij is dan wel van belang dat de rechterlijke uitspraak in de strafzaak onherroepelijk is geworden doordat geen rechtsmiddel is aangewend tegen de uitspraak in eerste aanleg óf, indien wel een rechtsmiddel is aangewend, het Gerechtshof in hoger beroep uitspraak heeft gedaan.

Ad b

Om het recht op voortgezet verblijf niet geheel afhankelijk te maken van het verloop van de strafzaak zal, indien de strafzaak niet tot een veroordeling leidt, doch de uitspraak anders luidt, en er wel tenminste drie jaar is verstreken tussen de verlening van de verblijfsvergunning op grond van dit hoofdstuk en het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak, de verblijfsduur van het slachtoffer als belangrijkste humanitaire factor wegen. Hierbij is dan eveneens van belang dat de rechterlijke uitspraak in de strafzaak onherroepelijk is geworden doordat geen rechtsmiddel is aangewend tegen de uitspraak in eerste aanleg óf, indien wel een rechtsmiddel is aangewend, het Gerechtshof in hoger beroep uitspraak heeft gedaan.

Bij deze grond tot inwilliging is doorslaggevend dat het slachtoffer drie jaar of langer heeft bijgedragen aan de opsporing en de vervolging én er een rechterlijke uitspraak is gedaan. In het geval de zaak eerder geseponeerd is geweest en de daadwerkelijke vervolging eerst na een beklag ter hand is genomen, telt de termijn van de beklagprocedure mee voor de berekening van de driejaren termijn.

De vreemdeling die onder één van de hierboven genoemde twee categorieën valt, is de eerst aangewezene om dit aan te tonen middels het overleggen van een afschrift van de rechterlijke uitspraak in de strafzaak.

In het geval de strafzaak is geëindigd in een sepot en een eventueel beklag niet is gehonoreerd, wordt de aanvraag om voortgezet verblijf beoordeeld conform het hiernavolgend beleid.

Aanvragen om voortgezet verblijf na afloop van de B9-regeling van vreemdelingen die niet onder één van de twee hierboven genoemde categorieën vallen kunnen alleen voor inwilliging in aanmerking komen indien naar het oordeel van de Minister wegens bijzondere individuele omstandigheden van de vreemdeling niet gevergd kan worden dat hij Nederland verlaat.

Bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag spelen de volgende factoren een belangrijke rol:

• risico van represailles jegens betrokkene en haar of zijn familie en de mate van bescherming daartegen die de autoriteiten in het land van herkomst bereid en in staat zijn te bieden;

• risico van vervolging in het land van herkomst, bijvoorbeeld op grond van prostitutie;

• de mogelijkheden van sociale en maatschappelijke herintegratie in het land van herkomst, rekening houdend met specifieke culturele achtergrond en het prostitutieverleden van betrokkene, duurzame ontwrichting van familierelaties, de maatschappelijke opvattingen over prostitutie en het overheidsbeleid terzake.

Amv

Indien de Amv niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.51, kan op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voortgezet verblijf worden toegestaan. Hierin voorziet artikel 3.52 Vb.

Bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 Vb kunnen indien het om een Amv gaat worden aangenomen, indien:

a. de vreemdeling tot zijn meerderjarigheid in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als Amv’; en

b. hij drie jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning; en

c. hij gedurende zijn verblijf in Nederland steeds voldeed aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning op grond van het bijzonder beleid voor Amv.

Van de bevoegdheid om de vergunning in een dergelijk geval aldus te wijzigen zal geen gebruik worden gemaakt indien er een of meer van de algemene gronden voor weigering van toepassing zijn.

In afwijking van B1/4.2. en B1/4.3 wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van het feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding of niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Het betreft hier met name vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning asiel is ingetrokken, dan wel niet is verlengd, en aan wie vervolgens een verblijfsvergunning is verleend op grond van het bijzondere beleid inzake Amv’s. Indien deze vreemdelingen op het moment dat zij meerderjarig worden meer dan drie jaar op grond van een verblijfsvergunning in Nederland verblijven, maar nog geen drie jaar in het bezit zijn van laatstgenoemde verblijfsvergunning, kunnen zij niet op grond van artikel 3.51 Vb in aanmerking komen voor voortgezet verblijf. Van deze vreemdelingen kan, in de geest van het bijzondere beleid inzake Amv’s, echter niet gevergd worden dat zij na meer dan drie jaar verblijf in Nederland op grond van een verblijfsvergunning Nederland alsnog verlaten. Daarom kan in deze zaken artikel 3.52 Vb worden toegepast.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Den Haag, 8 november 2006.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze:
de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden, Integratie en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting bij Wijziging 2006/36b

Algemeen

Op 2 januari 2006 is het Project “Actualisering Vreemdelingencirculaire” van start gegaan. Dit Project heeft tot doel bepalingen die achterhaald zijn te verwijderen uit de Vreemdelingencirculaire 2000 en, waar nodig, achterhaalde bepalingen te actualiseren.

In de derde fase van het Project is deel B geheel herzien (zie wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2006/30).

Dit Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire bevat een wijziging op het op 16 oktober 2006 in de Staatscourant gepubliceerde herziene deel B van de Vreemdelingencirculaire (WBV 2006/30), zoals dit met ingang van 1 januari 2007 geldt.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze:

de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden, Integratie en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven