Regeling doorontwikkeling praktijkonderwijs

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 november 2006, nr. VO/OK/2006/31322, houdende regels voor de verstrekking van aanvullende bekostiging in verband met de doorontwikkeling van het praktijkonderwijs (Regeling doorontwikkeling praktijkonderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 85a, eerste lid, en 89, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en voor wat betreft het praktijkonderwijs dat is verbonden aan een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. school voor praktijkonderwijs: school of afdeling voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f, van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een afdeling voor praktijkonderwijs verbonden aan een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. arbeidsmarktinstanties: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en het Centrum voor Werk en Inkomen;

d. aanvullende bekostiging: aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 2;

e. leerling: leerling als bedoeld in de artikel 7 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. op de peildatum 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt verstrekt en waarvan de gegevens zijn gevalideerd door de instellingsaccountant, ingevolge artikel 14a, tweede lid, onder c, en artikel 15b, zesde lid, onder c, van het Bekostigingsbesluit W.V.O.

Artikel 2

Doel van de aanvullende bekostiging

Aan het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs wordt met ingang van het kalenderjaar 2006 jaarlijks een vast bedrag en een bedrag per leerling verstrekt voor het schooljaar dat in het desbetreffende jaar aanvangt om deel te nemen in netwerken waarin scholen samenwerken om de kwaliteit van het praktijkonderwijs te verbeteren en een goede overdracht van leerlingen naar de arbeidsmarkt te bevorderen in de samenwerking met arbeidsmarktinstanties, gemeenten, werkgevers en werknemersorganisaties. Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs ontvangt jaarlijks een vast bedrag van € 10.000 en een bedrag van € 100 per leerling.

Artikel 3

Bekostigingsverplichtingen

1. Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs werkt met andere scholen uit het netwerk tenminste twee van de volgende thema’s uit:

a. versterking van de relatie met de omgeving;

b. verbetering van de praktijkvakken;

c. het werken aan een kwaliteitssysteem om het onderwijs in de school op een hoger plan te brengen;

d. de ontwikkeling van een transitieplan waarin is omschreven hoe de leerling wordt begeleid bij de beroepskeuze en welke activiteiten noodzakelijk zijn om een goede overgang van school naar arbeidsmarkt te verwerkelijken;

e. De ontwikkeling van een activerende didactiek.

2. Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs verleent medewerking aan de inhoudelijke evaluatie van de netwerken.

Artikel 4

Beschikking en betaling

1. Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs ontvangt jaarlijks zonder voorafgaande aanvraagprocedure in november een beschikking omtrent de verstrekking van de aanvullende bekostiging.

2. De betaling van de aanvullende bekostiging vindt jaarlijks in november plaats.

Artikel 5

Verantwoording aanvullende bekostiging

1. De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De aanvullende bekostiging die aan andere doelen is besteed en eventueel niet-bestede middelen zullen na afloop van de periode waarop de aanvullende bekostiging ziet, worden teruggevorderd.

2. De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het jaar nadat deze is toegekend besteed en verantwoord in de jaarrekening die op dat jaar betrekking heeft.

3. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze aanvullende bekostiging.

Artikel 6

Intrekking andere regeling

De Regeling aanvullende regels correctie wordt ingetrokken.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2006.

Artikel 8

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling doorontwikkeling praktijkonderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

1. Algemeen

Scholen hebben een grotere verantwoordelijkheid gekregen om zelf te bepalen in welke richting het onderwijs zich zal gaan ontwikkelen. Dit is als beleidsvoornemen in Koers VO geformuleerd. Het praktijkonderwijs, als afzonderlijke schoolsoort geregeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt door middel van deze regeling in staat gesteld om onder eigen verantwoordelijkheid te werken aan een vijftal thema’s om de kwaliteit van het onderwijs en de overgang van school naar werk te verbeteren. Het praktijknet is als instrument om de onderlinge samenwerking vorm te geven hiervoor het aangewezen middel. Scholen kunnen in onderlinge samenwerking binnen dit verband aan twee of meer van de in artikel 4 genoemde thema’s werken, afhankelijk van de ontwikkelingsfase waarin zij verkeren en de specifieke behoefte die er bestaat om bepaalde thema’s nader uit te werken.

Permanente kwaliteitsverbetering van het onderwijs en de verbetering van de overgang van school naar werk wordt steeds meer een noodzaak, want door de ontwikkelingen in de (kennis)economie worden hogere eisen gesteld aan toekomstige werknemers. Dit heeft zijn weerslag op de overgang van school naar werk van leerlingen uit het praktijkonderwijs. Zij zijn immers sterk afhankelijk van een functie op de regionale arbeidsmarkt om volwaardig aan de samenleving te kunnen deelnemen. Deze regeling heeft tot doel om ook op de langere termijn scholen voor praktijkonderwijs in staat te stellen om de eigen verantwoordelijkheid te nemen en hier verdere stappen te zetten om voor de leerlingen een zo gunstig mogelijke positie te bewerkstelligen bij het betreden van de regionale arbeidsmarkt.

In het Algemeen Overleg van 19 april 2006 over het praktijkonderwijs heeft de Tweede Kamer nog eens nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de aansluiting met de arbeidsmarkt, waarbij ook de periode nadat de leerlingen de school hadden verlaten en al werkzaam waren op de arbeidsmarkt in de beschouwingen werden betrokken. De versterking van de ketenverantwoordelijkheid en het op verantwoorde wijze overdragen van deze leerlingen aan gemeenten en/of arbeidsmarktinstanties draagt bij aan het succes om hen op langere termijn te behouden voor de arbeidsmarkt. In het voorbereidende traject naar de arbeidsmarkt geeft de school de aanzet tot de loopbaanontwikkeling van haar leerlingen en bereidt hen voor op een functie op de regionale arbeidsmarkt, de verdere begeleiding op die arbeidsmarkt en doorschakeling naar een nadere functie behoort tot de verantwoordelijkheid van arbeidsmarktinstanties.

Werkgevers en arbeidsmarktinstanties zijn erbij gebaat als leerlingen voldoende zijn voorbereid en er voldoende informatie beschikbaar is over hoe om te gaan met een specifieke werknemer. Ter ondersteuning van dit proces kan het opnemen van maatregelen in het individueel ontwikkelingsplan, dat de school in overleg met ouders vaststelt, een goede overgang van school naar werk bevorderen. Deze maatregelen kunnen ook worden vastgelegd in een afzonderlijk transitieplan, als onderdeel van het ontwikkelingsplan dat in samenwerking met arbeidsmarkt- en gemeentelijke instanties is opgesteld.

2. Intrekking Regeling aanvullende regels correctie

Momenteel kent het onderdeel schrijfvaardigheid van het centraal examen Nederlands in het vmbo geen tweede correctie. Op grond van artikel 1 van de Regeling aanvullende regels correctie is deze afwijkende correctie toegestaan.

De Centrale examencommissie vaststelling opgaven (CEVO), de stichting Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO) en docenten hebben echter aangegeven dat het gewenst is om een tweede correctie te introduceren op het onderdeel schrijfvaardigheid van dat centraal examen. Hierdoor wordt de correctie van het centraal examen Nederlands in alle schoolsoorten gestroomlijnd.

Om tot de gewenste stroomlijning te komen is het nodig te bepalen dat dit artikel van de Regeling aanvullende regels correctie niet meer van toepassing is op het examen Nederlands in het vmbo.

De regeling is echter voor wat betreft de overige artikelen niet meer actueel en leidt tot verwarring in het onderwijsveld. Daarom is besloten om de Regeling aanvullende regels correctie bij deze regeling in te trekken.

Intrekking brengt mee dat het wettelijk systeem van een tweede correctie op het volledige examen in het vmbo van toepassing wordt.

3. Administratieve lasten

In de kalenderjaren 2003 tot en met 2005 zijn deze extra middelen eveneens aan de scholen beschikbaar gesteld. Ook in die kalenderjaren bestond de verplichting om de toegekende middelen herkenbaar als baten op te nemen in de jaarrekening en de lasten binnen de daartoe bestemde posten in de jaarrekening te verantwoorden. Deze regeling veroorzaakt derhalve geen nieuwe administratieve lasten voor de scholen. De scholen behoeven bovendien geen aanvraag in te dienen voor de aanvullende bekostiging. Deze wordt ambtshalve verstrekt.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Scholen voor praktijkonderwijs kunnen voor een langere termijn aan deze thema’s werken en tot een afronding komen. Het kan wenselijk zijn dat als gevolg van wensen die in het veld leven nieuwe thema’s ter hand worden genomen. Over nieuwe thema’s zal overleg worden gevoerd met het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs.

Artikel 3, onder a

Het thema dat hier wordt genoemd was ook in de Regeling doorontwikkeling praktijkonderwijs 2005–2006 van 14 oktober 2005 met kenmerk VO/OK/2005-42204 een thema waarop is ingezet om leerlingen uit het praktijkonderwijs optimale kansen te bieden om een functie op de arbeidsmarkt te krijgen en te behouden.

Samenwerking met verschillende partijen wordt steeds meer noodzakelijk geacht omdat op het terrein van de sociale wetgeving zich in de afgelopen periode ontwikkelingen hebben voorgedaan waarvan scholen en leerlingen kunnen profiteren om een optimale voorbereiding op de regionale arbeidsmarkt te bewerkstelligen.

Het opnemen van dit thema in deze regeling biedt de mogelijkheid aan scholen de komende periode hieraan verder te werken en het proces van samenwerking met en overdracht van leerlingen aan arbeidsmarktinstanties verder te verbeteren. De regeling biedt de mogelijkheid ook op de langere termijn ontwikkelingen op dit terrein bij te houden en bijstellingen te plegen in de verschillende mogelijkheden van overdracht indien de omstandigheden dat noodzakelijk maken.

Artikel 3, onder b

De versterking van de praktijkvakken is al eerder een onderwerp geweest waaraan scholen in netwerken vorm konden geven. Ook dit onderwerp vereist voortdurende aandacht vanwege nieuwe ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de veranderende eisen die aan toekomstige werknemers worden gesteld.

Artikel 3, onder c

Scholen voor praktijkonderwijs hebben in de afgelopen periode onder de verantwoordelijkheid van de Stuurgroep kwaliteit van de leerlingenzorg gewerkt aan de uitwerking van een zelfevaluatiekader. Scholen krijgen op basis van deze regeling middelen om zelf vorm te geven aan dit kader met het doel een systeem van kwaliteitszorg in te voeren dat moet bijdragen aan een permanente verbetering van het praktijkonderwijs. De continuïteit van dit proces op schoolniveau is op deze wijze gewaarborgd.

Artikel 3, onder d

Een school voor praktijkonderwijs heeft conform artikel 10g, zesde lid, de verplichting om in overleg met de ouders voor de leerling een individueel ontwikkelingsplan op te stellen waarin met inachtneming van artikel 10f, derde lid, is opgenomen hoe het onderwijs voor de desbetreffende leerling wordt verzorgd. De voorbereiding op het functioneren op de regionale arbeidsmarkt en de wijze waarop informatie over de leerling aan arbeidsmarktinstanties wordt overgedragen kan worden vastgelegd in een afzonderlijk transitieplan, als onderdeel van het individueel ontwikkelingsplan. Dit ligt in het verlengde van de voorstellen die de Commissie Het Werkend Perspectief in haar rapport ‘Een werkend perspectief van jongeren met een arbeidshandicap’ aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voorgesteld.

Artikel 3, onder e

De ontwikkelingen in het praktijkonderwijs staan niet los van ontwikkelingen in het onderwijs die bij andere schoolsoorten plaatsvinden. Met name in het vmbo worden nieuwe onderwijsvormen ontwikkeld waarbij actieve deelname aan het onderwijsleerproces en zelfstandig sturing geven aan de richting van dat proces meer kansen bieden voor het ontwikkelingsproces van de leerling. Daardoor wordt een grotere zelfstandigheid van de leerlingen bevorderd en worden zij gestimuleerd om zelf keuzes te maken die belangrijk zijn voor het toekomstig functioneren.

In het overleg tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs wordt geëvalueerd of de vijf thema’s na verloop van tijd voldoende zijn uitgewerkt. Verder kan blijken dat scholen behoefte hebben aan nieuwe thema’s die zij waardevol vinden om in de praktijk van alledag vorm te geven.

Artikel 5, tweede lid

Overeenkomstig de OCW-richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. De aanvullende bekostiging wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening onder het onderdeel: Geoormerkte subsidies.

Artikel 6

De Regeling aanvullende regels correctie met kenmerk VO/AVV/J-91006336 van 19 maart 1991 is gepubliceerd in Uitleg OCW-Regelingen Extra, nr. 9a van 27 maart 1991.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven