Wijziging Uitvoeringsregeling Sociaal, Integratie en Veiligheid
Regeling van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 2 november 2006, nr. 2006-0000344716, CZW/WVOB, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Sociaal, Integratie en Veiligheid, in verband met het toevoegen van bedragen voor drie projecten in het kader van het Grotestedenbeleid, alsmede het verstrekken van een extra voorschot voor het inburgeringsprogramma
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Handelende in overeenstemming met de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;
Gelet op de artikelen 4, tweede lid, 7, tweede en vierde lid, 16 en 20, derde lid, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;
Besluit:
Artikel I
De Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
r. G27: de gemeenten, behorend tot de G31, met uitzondering van Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht.
B
In artikel 9a, onderdeel b, wordt ‘€ 870.064,–’ vervangen door ‘€ 870.420,–’ en vervalt: 2005 en.
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a en b vervalt: , met onderscheid tussen allochtone en autochtone doelgroepkinderen.
2. In onderdeel g, wordt ‘kan de het college van burgemeester en wethouders’ vervangen door: kan het college van burgemeester en wethouders.
D
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De bedragen, bedoeld in de artikelen 12d en 12e, eerste lid, worden toegerekend aan de middelen, genoemd in het eerste tot en met vijfde lid, evenredig naar de omvang van die middelen, en daarbinnen naar rato van de in die leden genoemde percentsgewijze verdeling over de indicatoren.
E
Na artikel 12c worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 12d
De uitkering aan de gemeenten Almelo, Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Dordrecht, Eindhoven, Heerlen, Leeuwarden, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam en Utrecht wordt verhoogd met € 2.000.000,– per gemeente ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor het jaar 2006 en 2007 ter beschikking worden gesteld, ten behoeve van de impuls ‘Sociale Herovering’. De verhoging is bestemd voor het uitvoeren van wijkgerichte activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen, genoemd in artikel 7, eerste lid, van het Besluit.
Artikel 12e
1. De uitkering kan ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor het jaar 2006 ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het initiatief ‘Aanval op de Uitval’ van de G27, verhoogd worden ten behoeve van experimentele projecten, gericht op het tegengaan van uitval van jeugd of van kansarmen, of op de uitval van wijken in relatie tot de zorg van bewoners voor hun eigen buurt.
2. Voor 15 november 2006 kunnen de colleges van burgemeester en wethouders bij de bestuurlijke kern van de G27 een aanvraag indienen voor een verhoging als bedoeld in het eerste lid. Aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend worden mede aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in dit lid.
3. De bestuurlijke kern van de G27 toetst de aanvragen aan de criteria, genoemd in het eerste en vierde lid en zendt deze, vergezeld van een advies, voor 20 november 2006 door naar de minister. Het advies is vormgegeven volgens het model in bijlage C bij deze regeling.
4. De aanvraag gaat vergezeld van een wijziging van het meerjaren-ontwikkelingsprogramma. Deze wijziging voldoet aan de volgende eisen:
a. het project:
1°. maakt de omslag van aanbodsgericht naar vraaggericht beleid zichtbaar en richt zich op concrete vragen en problemen van burgers;
2°. experimenteert met succesvol gebleken methoden met het oog op verdere verfijning daarvan;
3°. is gericht op verbetering van de samenwerking tussen overheden, maatschappelijke instellingen of andere private partijen en
b. de resultaten van het project zijn in principe bruikbaar voor de andere G27 gemeenten en de aanvrager is bereid deze bekend te maken.
5. Voor de verhoging, bedoeld in het eerste lid, is een bedrag van € 1.400.000,– beschikbaar. Per project wordt een bedrag van € 100.000,– toegekend.
6. De minister neemt uiterlijk 1 december 2006 een beslissing over verlening van de verhogingen bedoeld in het eerste lid.
7. De bestuurlijke kern van de G27 informeert de minister voor BVK uiterlijk 31 december 2007 over de behaalde resultaten van de projecten waarvoor een verhoging als bedoeld in het eerste lid is verleend. Daarbij wordt in ieder geval ingegaan op de volgende vragen:
a. welke knelpunten zijn in de projecten aangepakt;
b. welke oplossingsrichtingen zijn voorgesteld en in hoeverre hebben die oplossingsrichtingen bij de uitvoering gewerkt;
c. is een verdere verspreiding van de voorgestelde oplossingsrichtingen aan te bevelen en zo ja, hoe kan dat het beste gebeuren.
8. Onverminderd het eerste lid wordt de uitkering aan de gemeente Hengelo verhoogd met een bedrag van € 120.000,– ten behoeve van de projectmanagementkosten van het initiatief ‘Aanval op de Uitval’ van de G27.
Artikel 12f
1. De uitkeringen aan de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Tilburg, Arnhem, Enschede, Zaanstad, Dordrecht en Nijmegen kunnen ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting ter beschikking worden gesteld voor het vergroten van de sportdeelname onder allochtone jeugd op de volgende wijze worden verhoogd:
a. voor Amsterdam met ten hoogste € 3.571.598,–;
b. voor Rotterdam met ten hoogste € 2.942.561,–;
c. voor Den Haag met ten hoogste € 2.108.468,–;
d. voor Utrecht met ten hoogste € 799.779,–;
e. voor Eindhoven met ten hoogste € 428.098,–;
f. voor Tilburg met ten hoogste € 370.978,–;
g. voor Arnhem met ten hoogste € 336.383,–;
h. voor Enschede met ten hoogste € 302.729,–;
i. voor Zaanstad met ten hoogste € 295.324,–;
j. voor Dordrecht met ten hoogste € 276.186,–, en
k. voor Nijmegen met ten hoogste € 267.895,–.
2. Binnen vier weken na inwerkingtreding van deze regeling dienen de colleges van burgemeester en wethouders van de in het eerste lid genoemde gemeenten bij de minister een aanvraag in tot de verhoging, bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van een wijziging van het meerjaren-ontwikkelingsprogramma. Daarin wordt vastgelegd de in de GSB III periode te bereiken resultaten die bijdragen aan het vergroten van de sportdeelname onder allochtone jeugd. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit artikel worden aangemerkt als aanvragen als bedoeld in dit artikel.
3. In de wijziging van het meerjarenprogramma worden de te bereiken resultaten geformuleerd met inachtneming van een of meer door de gemeente te bepalen indicatoren op het gebied van het vergroten van de sportdeelname onder allochtone jeugd.
4. De minister neemt een beschikking over verlening van een in het eerste lid bedoelde verhoging binnen acht weken na de inwerkingtreding van dit artikel. De in het derde lid bedoelde indicator of indicatoren, met bijbehorende overeengekomen resultaten, worden voor elk van de elf in het eerste lid genoemde gemeenten afzonderlijk in de beschikking tot verlening van de verhoging van de uitkering vastgelegd. De verhoging wordt voor 100% aan de indicator of indicatoren toegedeeld met gelijke percentages.
5. De Minister kan de verhoging lager vaststellen dan de bedragen genoemd in het eerste lid, indien de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen resultaten naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven.
6. De minister geeft niet eerder toepassing aan het vijfde lid dan nadat hij het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente heeft geïnformeerd waarom hij voornemens is daartoe over te gaan en hij het college binnen een door hem te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een aanpassing van de wijziging van het ontwikkelingsprogramma in te zenden.
F
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘30 april 2007’ vervangen door: 31 mei 2007.
2. In het vijfde lid wordt ‘januari-maart 2007’ vervangen door: oktober 2006-maart 2007.
G
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt ‘€ 870.064,–’ vervangen door: € 870.420,–.
2. Aan artikel 14 worden drie leden toegevoegd, luidende:
9. De aan de gemeenten, genoemd in artikel 12d, te verlenen voorschotten worden verhoogd met € 808.333,– voor het jaar 2006 en met € 1.191.667,- voor het jaar 2007.
10. De aan de gemeenten, die op basis van artikel 12e, zesde lid, in aanmerking komen voor een bijdrage in het kader van het initiatief ‘Aanval op de Uitval’, te verlenen voorschotten worden verhoogd met € 100.000 per toegekend project voor het jaar 2006. Het aan Hengelo te verlenen voorschot wordt ten gevolge van artikel 12e, achtste lid, voor het jaar 2006 verhoogd met € 120.000.
11. De aan de elf gemeenten, genoemd in artikel 12f, eerste lid, te verlenen voorschotten worden in de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 steeds verhoogd met respectievelijk 17,69%, 17,69%, 43,08% en 21,54% van het bedrag dat de minister op grond van artikel 12f, vierde en vijfde lid, heeft verleend.
H
Na artikel 15b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 15c
Onverminderd artikel 15b wordt in november 2006 een additioneel voorschot verstrekt op het inburgeringsdeel, ter hoogte van het verschil tussen enerzijds de op de grondslag van artikel 7, eerste en tweede lid, vast te stellen middelen voor de inburgering van nieuwkomers en anderzijds het op grond van artikel 15, eerste en tweede lid, verstrekte voorschot voor de inburgering van nieuwkomers, mits dat verschil groter is dan nul.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, A. Nicolaï.
Bijlage C, behorende bij artikel 12e, derde lid.
Projectselectiecriteria
| Score
| Toelichting op Score
|
---|
Betreft uitval van jeugd, kansarmen of wijken | Ja/nee | |
| Score* | |
Project maakt de omslag van aanbodsgericht naar vraaggericht beleid zichtbaar en is gericht op concrete vragen en problemen van burgers | | |
Het project experimenteert met succesvol gebleken methoden met het oog op verdere verfijning daarvan | | |
Het project is gericht op verbetering van de samenwerking tussen overheden, maatschappelijke instellingen of andere private partijen | | |
De resultaten van het project zijn in principe bruikbaar voor de andere G27 gemeenten en de aanvrager is bereid deze bekend te maken | | |
*
++ = voldoet in hoge mate
+ = voldoet in voldoende mate
– = voldoet niet aan criterium
Toelichting
Algemeen
De voorliggende wijziging van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (hierna: Uitvoeringsregeling) voorziet in het toevoegen van bedragen voor de impuls ‘Sociale Herovering’, voor het initiatief ‘Aanval op de Uitval’ van de G27, en voor het programma ‘Meedoen allochtone jeugd door sport’. Verder wordt voorzien in een verlenging van de meetperiode voor de tweede tussentijdse meting van maatschappelijke effecten van de ontwikkelingsprogramma’s, een extra voorschot in 2006 ten behoeve van het inburgeringsprogramma en worden enkele correcties aangebracht.
1. Sociale herovering
Het kabinet stelt voor het jaar 2006 en 2007 in het totaal € 24 miljoen extra beschikbaar voor wijken in de G31 waar de sociale-cohesietekorten zo groot zijn, dat een strakke regie noodzakelijk is om (weer) te komen tot veilige wijken en kwaliteit van leven. Er bestaat in een aantal gemeenten een groot risico dat de doelen, gesteld in het meerjaren-ontwikkelingsprogramma, niet worden gehaald. Op basis van objectieve criteria is een selectie gemaakt van gemeenten die het meest met dit probleem te kampen hebben. Voor deze gemeenten is een extra impuls beschikbaar gesteld om de cohesie te versterken. In verband hiermee wordt de Brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid voor die gemeenten verhoogd. Daartoe dient deze wijziging van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid. De verantwoording over de besteding van het geld zal plaatsvinden in het kader van de verantwoording over de besteding van de Brede doeluitkering in het algemeen, in het jaar 2010 (artikel 24 en volgende van het Besluit).
Het project ‘Sociale Herovering’ betreft een directe, offensieve aanpak met grote en gezamenlijke inzet van alle betrokkenen (gemeente, bewoners, instellingen, bedrijven en het Rijk) om overlast en verloedering tegen te gaan en de veiligheid op straat te vergroten. Ook gaat het om ingrepen in de sociale kwaliteit, het zorgen voor perspectief door scholing en tegengaan van schooluitval en begeleiding naar werk. Bovendien is de basisgedachte dat de belangrijkste spelers in het veld de noodzaak ertoe dienen te ervaren en er genoeg energie is om de schouders eronder te zetten.
Wijze van selecteren van de gemeenten
De G4 hebben een cumulatie van problemen in het sociale domein en worden zonder meer uitgenodigd tot het uitnodigen van een plan. Voor selectie van de overige gemeenten uit de G31 (de G27) zijn drie lijsten gebruikt waarbij verschillende indicatoren een rol spelen. Zo is gekomen tot een evenwichtige selectie van gemeenten die het moeilijk hebben als het gaat om kwaliteit van leven en veiligheid. Er is gekozen voor drie complementaire lijsten:
a. GSB-criteria.
b. Gegevens van de Atlas voor Gemeenten 2006.
c. De SIV-indicatoren uit het GSB-jaarboek 2004.
Ad a. GSB-criteria
De hier gebruikte criteria (afkomstig uit het toetredingstraject GSB1 ) zijn:
1. Lage inkomens (percentage inwoners dat in de laagste inkomenscategorie zit).
2. Uitkeringen (percentage inwoners met een uitkering).
3. Minderheden (percentage inwoners met een niet-Nederlandse achtergrond).
4. Misdrijven (percentage slachtoffers van geweld, diefstal, vernieling).
5. Wijkscore (sociaal-economische indicator van SCP).
Er is afgezet tegen het gemiddelde van alle G27 op die criteria. Opgenomen zijn díe gemeenten, die op ten minste twee van de vijf indicatoren hebben gescoord (meervoudige problematiek).
Ad b. Atlas voor Gemeenten 2006
De Atlas voor Gemeenten 2006 heeft cijfers ter beschikking gesteld met betrekking tot het SIV-domein2 :
1. Werkloosheid (aandeel niet-werkende werkzoekenden, bron: CWI).
2. Onveiligheid (samengestelde index van geweldsmisdrijven en vernieling).
3. Segregatie van werkloosheid (mate van ongelijke verdeling van uitkeringsgerechtigden over de wijken in een stad).
Deze leiden tot een ‘probleem-cumulatiescore’, die voor de gemeenten tot een bepaalde volgorde leidt.
Ad c. SIV-indicatoren uit Jaarboek 2004
Gekeken is naar de achterblijvers en terugvallers in het Jaarboek op het SIV-domein. ‘Achterblijvers’ zijn gemeenten die in 2000 achterbleven bij het gemiddelde van de G27 èn zich tot 2004 ook onvoldoende ontwikkeld hebben; ‘terugvallers’ zijn gemeenten die in eerste instantie beter scoorden dan gemiddeld maar vervolgens tot 2004 onvoldoende ontwikkeling hebben laten zien. De indicatoren uit het jaarboek die betrekking hebben op het SIV-domein zijn3 :
1. subjectieve beleving woonomgeving,
2. waardering groenvoorziening,
3. verloedering,
4. waardering sociale kwaliteit,
5. aantallen slachtoffers vermogens- en geweldsdelicten,
6. vernieling en gevoelens van onveiligheid (zowel algemeen als in de buurt).
De selectie
Voor elk van de drie hierboven bedoelde lijsten zijn de tien gemeenten die het hoogst eindigden genomen. Geselecteerd zijn die gemeenten die op ten minste twee van die lijsten voorkomen. Dat heeft geleid tot onderstaand overzicht.
| GSB-criteria* | | Atlas | | Jaarboek | | |
---|
| | | | | (SIV)** | | |
---|
2 | Almelo | 9 | Almelo | | | » | ALMELO |
1 | Arnhem | 1 | Arnhem | 1 | Arnhem | » | ARNHEM |
| | | | 10 | Breda | | |
| | | | 8 | Deventer | | |
| | 4 | Dordrecht | 10 | Dordrecht | » | DORDRECHT |
| | 6 | Eindhoven | 5 | Eindhoven | » | EINDHOVEN |
| | | | 6 | Emmen | | |
3 | Enschede | | | | | | |
| | 7 | Groningen | | | | |
| | | | 7 | Haarlem | | |
4 | Heerlen | 2 | Heerlen | | | » | HEERLEN |
| | 10 | Helmond | | | | |
| | | | 2 | Hengelo | | |
5 | Leeuwarden | 5 | Leeuwarden | 4 | Leeuwarden | » | LEEUWARDEN |
| | | | 9 | Lelystad | | |
6 | Maastricht | | | | | | |
| | 8 | Nijmegen | 10 | Nijmegen | » | NIJMEGEN |
7 | Schiedam | 3 | Schiedam | | | » | SCHIEDAM |
| | | | 3 | Zwolle | | |
* Er scoren slechts zeven gemeenten op twee van de vijf indicatoren.
** Breda, Dordrecht en Nijmegen hebben dezelfde eindscore dus delen de 10e plaats.
Dat betekent derhalve dat naast de G4, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, de volgende gemeenten zijn geselecteerd: Almelo, Arnhem, Dordrecht, Eindhoven, Heerlen, Leeuwarden, Nijmegen en Schiedam.
2. Aanval op de Uitval
De G27 zijn in het voorjaar van 2006 een strategisch innovatietraject gestart dat uitval of dreiging daartoe beoogt tegen te gaan: Aanval op de Uitval. Uitgegaan wordt van bestaande methoden om uitvalproblemen aan te pakken, met de bedoeling die verder te verfijnen. Het beoogde resultaat is een manier van aanpak van uitvalproblemen die in procesmatige zin maatwerk mogelijk maakt, ontkokering aanpakt en de burger centraal stelt. Dit in tegenstelling tot een aanbodgerichte aanpak die uitgaat van doelgroepen. Qua inhoud biedt ‘Aanval op de Uitval’ oplossingen voor uitval van jeugdigen (zoals bijvoorbeeld voortijdig schoolverlaters en werkloze jongeren), uitval van kansarmen (zoals bijvoorbeeld verslaafden, daklozen, multi-probleem gezinnen en veelplegers) en uitval van wijken in relatie tot de zorg van bewoners voor hun buurt.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft zich bereid verklaard dit initiatief te steunen door ter zake van veertien projecten een bijdrage van € 100.000,– te verstrekken en daarnaast een bedrag van € 120.000,– ten behoeve van het projectmanagement. Omdat deze innovatieve aanpak ook bij zal dragen aan de uitvoering van het programma, geschiedt dat in de vorm van een verhoging van de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid. Voorwaarde aan de bijdrage voor de projecten is dat problemen van burgers centraal staan (vraaggericht), bewezen methoden een stapje verder geholpen worden (zowel in aanpak als resultaat), de nadruk ligt op verbetering in samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen en dat er een belangrijk leereffect van uit kan gaan voor de overige gemeenten.
De G27 zijn door hun omvang bij uitstek in staat om grootstedelijke vraagstukken effectief aan te pakken. Op de schaal van de G27 doen zich grootstedelijke vraagstukken in alle hevigheid voor, maar de omvang van deze gemeenten heeft nog een menselijke maat die direct contact met alle partners mogelijk maakt. Dit in tegenstelling tot de bovenmaatse opgave en schaalgrootte van de G4 waardoor deze aanpak daar wellicht minder effectief is. ‘Aanval op de Uitval’ is een traject dat op de volgende terreinen een bijdrage levert: maatschappelijke coalitievorming, individualisering van beleid, ingrijpen aan de voorkant van de keten en ontkokering.
Maatschappelijke coalitievorming
Nog meer dan nu willen de G27 gemeenten andere partijen inschakelen en benutten om vraagstukken op te pakken. Door het smeden van maatschappelijke coalities willen de G27 gemeenten partijen binden aan vraagstukken op regionaal, stedelijk en wijkniveau. Met name waar het gaat om het omgaan met partijen die zich op een ander schaalniveau hebben georganiseerd (zorgaanbieders, woningbouwcorporaties) of partijen waarmee geen automatische sturingsrelatie bestaat (bedrijven), kunnen de middelgrote gemeenten hun aanpak verbeteren.
Individualisering van beleid
Het gaat hier om beleid waar niet doelgroepen maar individuele burgers of bedrijven centraal staan, niet algemene doelstellingen en financieringskaders maar de individuele vraag. Daarbij staat het perspectief van de ‘eindgebruiker’ voorop. Het maatschappelijk rendement wordt bepaald door het individuele rendement.
Ingrijpen aan de voorkant van de keten
De G27 wil niet alleen in actie komen als er problemen opgelost moeten worden, maar wil juist die problemen voorkomen. Niet alleen omdat voorkomen beter is dan genezen, maar ook omdat dit veel goedkoper is. Daarvoor is het van belang niet alleen in ketens te blijven denken. Ketens zijn ontwikkeld om problemen op te lossen. Preventieve actie gaat daaraan vooraf.
Ontkokering
Er valt veel winst te boeken op het gebied van samenwerking;met andere woorden: ontkokering. De G27 wil dat proces onverminderd voortzetten.
In aanval op de uitval staat de eindgebruiker centraal en wordt op een onorthodoxe wijze gewerkt aan oplossingen om uitvalsverschijnselen tegen te gaan. In deze proeftuinen van vernieuwing trekken gemeenten en departementen samen op bij beleidsontwikkeling en -experimenten waarbij geïnteresseerde gemeenten kunnen intekenen (‘coalition of the willing’). Participanten wordt nadrukkelijk gevraagd hun innovatie overdraagbaar te maken. Kennisdeling en wederzijds leren is daarom een belangrijk element binnen dit initiatief.
De geselecteerde projecten doorlopen verschillende fasen. In de eerste fase gaan alle partners die met het probleem te maken hebben onder hoge druk en in korte tijd het probleem definiëren en een aanvalsplan formuleren (pressurecookerfase). In de tweede fase leggen alle betrokken partners zich vast op het aanvalsplan en kan de uitvoering starten. Tenslotte zullen in de tweede helft van 2007 de plannen worden geëvalueerd en de resultaten worden uitgewisseld en vastgelegd.
De gemeente Hengelo coördineert het projectmanagement. Het projectmanagement is verantwoordelijk voor de overall projectvoortgang, actieve kennisdeling, het informeren en rapporteren van belanghebbende partijen en effectmeting. Hiervoor krijgt de gemeente Hengelo een bijdrage van euro 120.000.
3. Meedoen allochtone jeugd door sport
Op 22 februari 2006 en 7 juni 2006 hebben vertegenwoordigers van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht respectievelijk van de gemeenten Eindhoven, Tilburg, Arnhem, Enschede, Zaanstad, Dordrecht en Nijmegen in het kader van het programma ‘Meedoen allochtone jeugd door sport’ als onderdeel van de nota ‘Tijd voor Sport’, bestuurlijke afspraken gemaakt met een aantal sportbonden, de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Deze gemeenten zijn in overleg met het ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geselecteerd op basis van het aantal niet-westerse allochtone inwoners (CBS, peildatum 1 januari 2005). Doel van het programma is toename van de sportdeelname onder de allochtone jeugd in het algemeen, en de sportbeoefening in georganiseerd verband in het bijzonder, met daarbij bijzondere aandacht voor de achterstandspositie van (met name Islamitische en Hindoestaanse) meisjes. Daarnaast worden sportverenigingen ingezet ten behoeve van preventief jeugdbeleid en jeugdzorg. Aan gemeenten wordt enerzijds gevraagd de initiatieven van sportbonden te ondersteunen door gezamenlijke selectie van sportverenigingen/ sportscholen en het gezamenlijk vaststellen van een aanpak per sportvereniging/sportschool. Anderzijds is het van belang dat de gemeente sportbonden en sportverenigingen betrekt bij de eigen activiteiten: de toeleiding van de allochtone jeugd naar de sportverenigingen en het creëren van brugfuncties daarbij op school en in de wijk, en de begeleiding van allochtone jeugd bij preventie- en zorgtrajecten. Het Rijk vraagt van de gemeenten dat concreet wordt aangegeven wat de doelstelling/ambitie van de gemeente is voor het bevorderen van de sportdeelname en de inzet bij preventie- en zorgtrajecten, welk meetbaar resultaat (output) op 31 december 2009 moet zijn bereikt en wat de uitgangssituatie anno 2006 is. Het is aan de gemeente zelf te bepalen op welke wijze de met het Rijk afgesproken resultaten worden behaald (ruimte voor maatwerk en differentiatie in de aanpak).
Voor de uitvoering van dit specifieke beleid is een bedrag van € 11.700.000,– beschikbaar voor de jaren 2006 tot en met 2009. Besloten is dit bedrag toe te voegen aan de BDU-siv. Dit is vastgelegd In artikel 12f van de Uitvoeringsregeling, in samenhang met het nieuwe elfde lid van artikel 14. Het beschikbare bedrag is over de betrokken gemeenten verdeeld naar rato van het aantal niet-westerse allochtone inwoners. Dat heeft geleid tot de bedragen, genoemd in het eerste lid van artikel 12f. Het gaat hier om middelen ten behoeve van het programmadeel van de uitkering.
Toevoeging van dit bedrag aan het programmadeel van de BDU-siv houdt evenwel in dat de verlening moet plaatsvinden op basis van een door het college van burgemeester en wethouders van elk van de elf betrokken gemeenten ingediende wijziging van het meerjaren-ontwikkelingsprogramma. Daarin moeten de in de GSB III periode te bereiken resultaten vastgelegd worden, met de daarbij behorende, door de gemeente bepaalde, stadsspecifieke indicatoren die bijdragen aan de doelstelling die beoogd wordt met de uitvoering van dit beleid (zie ook artikel 16 van het Besluit). De verhoging moet apart worden aangevraagd. Als gevolg van bovenvermeld overleg is dat in veel gevallen al gebeurd. Die aanvragen zullen worden beschouwd als aanvragen als bedoeld in artikel 12f van deze regeling.
In zijn beschikking tot verlening van de verhoging kan de minister ook besluiten tot verlening van een lager bedrag, als de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen resultaten daartoe aanleiding geven (zie het vijfde en zesde lid van artikel 12f). De bedragen worden met ingang van 2006 bij wijze van voorschot uitgekeerd. Omdat de bedragen deel uitmaken van het programmadeel van de brede doeluitkering zal de verantwoording en definitieve vaststelling deel uitmaken van de verantwoording over en vaststelling van het programmadeel in 2010.
4. De meting van maatschappelijke effecten
Artikel 7, vierde lid, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid voorziet er in dat de gemeenten periodiek de maatschappelijke effecten meten van hun ontwikkelingsprogramma aan de hand van een viertal indicatoren. Dat is uitgewerkt in artikel 13 van de Uitvoeringsregeling. In dat artikel worden de vier indicatoren verder gespecificeerd en worden de peildata en meetperiodes vastgelegd. De tweede meetperiode is voorzien voor januari tot en met maart 2007, waarbij de gegevens uiterlijk eind april toegezonden moeten worden. De bedoeling van een vaste meetperiode is om de onderlinge vergelijkbaarheid van de gegevens te vergroten. Een spreiding van de meting over een periode van bijvoorbeeld twee jaar zou die onderlinge vergelijkbaarheid ernstig benadelen.
In een overleg van het VSO-GSB platform (de organisatie van gemeentelijke onderzoeksbureaus) is gebleken dat de in de regeling opgenomen periode van januari tot en met maart 2007voor verschillende gemeenten slecht uitkomt, omdat zij, voor hun eigen gebruik, de meting in een andere periode gepland hadden. Om aan die bezwaren tegemoet te komen is de meetperiode nu met enkele maanden verlengd en de uiterste datum van inzending van de resultaten verplaatst naar eind mei 2007.
5. Extra voorschot voor het inburgeringsprogramma
In het eerste halfjaar van 2006 hebben de gemeenten prestatiegegevens verantwoord met betrekking tot de inburgering van nieuwkomers in het jaar 2005. Het inburgeringsdeel van de Brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid strekte zich oorspronkelijk uit tot het jaar 2005, maar is als gevolg van de vertraagde invoering van de Wet inburgering later uitgebreid met het jaar 2006. Omdat het inburgeringsdeel in één keer door de gemeenten wordt verantwoord, is ook de verantwoording van deze rijksbijdrage met één jaar opgeschoven, tot 1 april 2008. Vervolgens dient het rijk uiterlijk 1 juli 2008 deze rijksbijdrage vast te stellen, waarna binnen een termijn van 12 maanden dient te worden verrekend.
Uit de inmiddels aangeleverde prestatiegegevens blijkt dat een aantal gemeenten beduidend meer hebben gepresteerd dan vooraf werd geraamd. Hierdoor hebben deze gemeenten recht op een rijksbijdrage die beduidend hoger is dan het verleende voorschot. Om te voorkomen dat deze gemeenten tot 2008, of mogelijk zelfs 2009, moeten wachten op de afrekening van het surplus boven het verleende voorschot wil het rijk de betreffende gemeenten al in 2006 compenseren voor de te laag uitgevallen bekostiging in 2005. Omdat de vaststelling van het inburgeringsdeel pas in 2008 plaatsvindt, kan dit uitsluitend gebeuren in de vorm van een (additioneel) voorschot.
Dit voorschot wordt vervolgens in 2008 danwel 2009 betrokken bij de afrekening van het inburgeringsdeel van de BDU-siv.
Artikelsgewijs
Onderdeel A
Aan artikel 1 van de Uitvoeringsregeling worden twee definities toegevoegd, in verband met het nieuwe artikel 12e.
Onderdeel B
In artikel 9a, onderdeel b, was abusievelijk opgenomen dat het genoemde voorschot voor Sittard-Geleen ten behoeve van de inburgering van nieuwkomers en oudkomers bestemd zou zijn voor de jaren 2005 en 2006. Dat is onjuist. Sittard-Geleen is pas per 1 januari 2006 tot het Grotestedenbeleid toegetreden. In 2005 ontving die gemeente de gelden voor inburgering nog buiten de BDU-siv om.
Tevens is het bedrag voor Sittard-Geleen aangepast in verband met een correctie van het budget voor tolken en vertalers. Zie ook in onderdeel G de aanpassing van het voorschotbedrag voor Sittard-Geleen in artikel 14, vijfde lid.
Onderdeel C
Eerste lid
Met de nieuwe gewichtenregeling die per 1 augustus 2006 in werking is getreden (wijziging van het Besluit Bekostiging WPO, Stb. 2006, 283 en 337) is alleen het opleidingsniveau van de ouders bepalend, en ook zijn de gemeenten vrij om op lokaal niveau andere richtlijnen voor de doelgroep in de ‘voorschool’ te gebruiken. Daarom geldt dat er voor beide indicatoren geen uitsplitsing van de geformuleerde ambitie meer hoeft plaats te vinden naar onderscheid tussen allochtone en autochtone kinderen. Wel blijft het Rijk er groot belang aan hechten dat op lokaal niveau in het beleid en in de uitvoering de noodzakelijke aandacht uit blijft gaan naar de positie van allochtonen en dat over de resultaten daarvan op lokaal niveau rekenschap wordt afgelegd, bijvoorbeeld in het kader van de reguliere begrotingscyclus. In dat verband verschaffen de G31 aan het Rijk bij de GSB-verantwoording inzicht in de ontwikkeling gedurende de GSB-periode van de verhouding allochtone-autochtone doelgroepkinderen/leerlingen bij de GSB-verantwoording. Op welke wijze de G31 dit vormgeven is aan de steden zelf. Ook aan de wijze waarop de informatie wordt verzameld tijdens de GSB-periode worden door het Rijk geen eisen gesteld. Het verstrekken van bovenvermelde informatie aan het Rijk zal als verplichting in de beschikking tot verhoging van de rijksbijdrage worden vastgelegd op grond van artikel 12 van het Besluit BDU-siv.
Onderdeel D
Voor de bedragen die op grond van artikel 12d worden uitgekeerd, worden geen nieuwe indicatoren vastgesteld. Voor de toepassing van de Uitvoeringsregeling worden ze in evenredige mate toegekend aan de middelen, genoemd in het eerste tot en met vijfde lid van artikel 11 volgens de daar genoemde verdeling over de bestaande indicatoren. Het bedrag dat Hengelo ontvangt voor de projectmanagementkosten van het project ‘Aanval op de Uitval’ wordt niet toegerekend aan indicatoren, omdat dit geen kosten zijn die worden gemaakt in het kader van het eigen meerjaren-ontwikkelingsprogramma.
Onderdeel E
Artikel 12d
Dit artikel is al toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting. Het heeft alleen betrekking op het toekennen van de verhoging. Over de besteding wordt verantwoording afgelegd in het kader van de verantwoording over het programmadeel van de Brede doeluitkering.
Artikel 12e
Zie ook het algemeen deel van de toelichting.
Eerste lid
Uitval wil in dit verband zeggen dat burgers van onze samenleving zijn uitgesloten en niet (meer) participeren.
Bij uitval van jeugd gaat het om de groep jongeren tot en met 23 jaar, die zonder startkwalificatie de school verlaten. Ook gaat het daarbij om de mismatch op de arbeidsmarkt tussen vraag en aanbod.
Bij de uitval van kansarmen gaat het om de groep mensen die feitelijk al uitgevallen zijn. Het gaat hierbij om drank- en drugsverslaafden, daklozen, veelplegers van kleine criminaliteit en gezinnen met meervoudige problemen.
Bij het derde thema, uitval van wijken / participatie van burgers, gaat het om de leefbaarheid van de directe omgeving van mensen. Daar waar de leefbaarheid sterk onder druk staat en de bewoners zich minder sterk verbonden voelen met hun wijk/buurt is het van belang dit verlies van binding te voorkomen of te herstellen en bewoners te verleiden en in staat te stellen om zelf een belangrijke bijdrage aan de buurt te leveren.
Tweede tot en met zesde lid
Omdat het hier gaat om een project van de G27 moeten aanvragen voor toekenning van een verhoging als in dit artikel bedoeld, in eerste instantie ingezonden worden naar de bestuurlijke kern van de G27. Die bestuurlijke kern is een door en uit het plenair bestuurlijk overleg van de G27 geselecteerde groep bestuurders die belast zijn met de lopende zaken in het kader van het Grotestedenbeleid. Die beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria, genoemd in het eerste en vierde lid van artikel 12e en brengt daarover advies uit aan de minister. In de bijlage van deze nota van toelichting is een model bijgevoegd dat voor de toetsing van projecten gebruikt dient te worden. De minister kan slechts veertien projecten honoreren. Binnen één gemeente kunnen meerdere projecten gehonoreerd worden. Als er meer dan veertien projecten zijn die voldoen aan de bedoelde criteria zal het advies dus mede een onderlinge vergelijking moeten bevatten over de mate waarin wordt voldaan aan de criteria, genoemd in het vierde lid. Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat bij het nemen van een beslissing een eventuele afwijking van een krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies in de beschikking moet worden vermeld en gemotiveerd.
Zevende lid
Een belangrijke doelstelling van het project, en een belangrijke reden voor de minister om dat financieel te steunen, is het creëren van een leereffect voor de G27 gemeenten. De regeling voorziet daarom in een rapportage die daarop is gericht.
Artikel 12f
Tweede lid
De gemeente dient een wijziging van het meerjaren ontwikkelingsprogramma op te stellen, waarbij de algemene inhoudelijke voorwaarden die het Rijk heeft gesteld aan (de wijziging van) het ontwikkelingsprogramma in acht moeten worden genomen. Deze voorwaarden zijn eerder bestuurlijk afgesproken en vastgelegd in de nota ‘Samenwerken aan de Krachtige Stad’ (uitwerking van het stelsel Grotestedenbeleid 2005–2009) van april 2004 (zie par. 4.2 van de nota). Het Rijk toetst de wijziging van het meerjaren ontwikkelingsprogramma aan de hand van deze algemene GSB-voorwaarden. Op basis van de bestuurlijke afspraken in het kader van het programma ‘Meedoen allochtone jeugd door sport’ zijn die voorwaarden op onderdelen nader ingevuld.
Derde lid
Met Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Tilburg, Arnhem, Enschede, Zaanstad, Dordrecht en Nijmegen worden voor elke gemeente afzonderlijk indicatoren overeengekomen voor de te bereiken resultaten. Die worden in de wijziging van het meerjarenprogramma geformuleerd. De gemeente kan het resultaat formuleren op een of meer eigen toegevoegde zogenaamde ‘stadsspecifieke’ indicator of indicatoren.
Vierde lid
De indicatoren met bijbehorende overeengekomen resultaten worden voor elke gemeente afzonderlijk in de beschikking tot verlening van de verhoging van de uitkering vastgelegd. In het kader van de verrekensystematiek verdeelt het Rijk de rijksbijdrage met een gelijk percentage over het aantal vastgelegde indicatoren; deze toedeling kan door de gemeente aangepast worden bij de verantwoording op basis van de feitelijke besteding.
Onderdeel F
Dit onderdeel is al toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.
Onderdeel G
Artikel 14, negende lid
Het verleende bedrag voor Sociale Herovering zal in twee fasen als voorschot worden uitgekeerd: in het najaar van 2006 een startbudget en in het voorjaar van 2007 het resterende bedrag. Omdat voor het jaar 2006 een bedrag van € 7.000.000,– beschikbaar is komt het voorschotbedrag voor dat jaar uit op € 808.333,– per gemeente.
Onderdeel H
Dit onderdeel is al toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
A. Nicolaï