Subsidieregeling vereniging Fietsersbond 2007

30 oktober 2006

Nr. HDJZ/AWW/2006-1560

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat en de artikelen 4.34, 4:37, 4:38, tweede lid, en 4:44, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. Fietsersbond: vereniging Fietsersbond;

c. boekjaar: periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2

1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan de Fietsersbond, ten behoeve van het instandhouden van deze vereniging.

2. Naast de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de minister op aanvraag subsidie aan de Fietsersbond ten behoeve van het uitvoeren van projecten gericht op:

a. de behartiging van belangen van fietsers in de besluitvorming van overheden, openbaar vervoersbedrijven en marktpartijen;

b. het creëren van meer en betere mogelijkheden het aandeel fietsers in het verkeer te handhaven dan wel te vergroten;

c. het verhogen van de verkeersveiligheid, in het bijzonder gericht op het terugdringen van het aantal verkeersgewonden en -doden,

hierna genoemd: de activiteiten.

3. Geen subsidie wordt verstrekt voor zover voor een activiteit reeds een subsidie is verstrekt door een ander bestuursorgaan.

Artikel 3

1. Het ten hoogste beschikbare subsidiebedrag voor de in artikel 2, eerste en tweede lid, genoemde subsidies bedraagt voor 2007: € 610.000 (prijspeil 2006).

2. Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt met ingang van 2007 jaarlijks op 1 juli verhoogd met het loonbijstellingspercentage over het voorafgaande jaar.

Artikel 4

1. De subsidieaanvraag wordt uiterlijk acht weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend bij de minister, per adres de directie Marktontwikkeling en Decentraal Vervoer (MDV) van het Directoraat-Generaal Personenvervoer.

2. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan, een begroting alsmede een opgave van de omvang van de egalisatiereserve. Tevens gaat de aanvraag vergezeld van overige bescheiden die de minister voor de behandeling van de aanvraag noodzakelijk acht.

3. Het activiteitenplan behelst een overzicht van activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en een vermelding per activiteit van de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

4. De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd. Tevens wordt aangegeven op welke wijze de egalisatiereserve zal worden benut.

5. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

6. De begroting bestaat, wat de kosten van instandhouding betreft, uit een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 5

1. Op verzoek van de Fietsersbond verleent de minister ten aanzien van de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voorschotten tot ten hoogste 95 procent van het te verlenen subsidiebedrag per boekjaar.

2. Op verzoek van de Fietsersbond verleent de minister ten aanzien van de subsidie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voorschotten tot ten hoogste 80 procent van het te verlenen subsidiebedrag per boekjaar.

3. Een verzoek tot verlening van een voorschot voorzien van een liquiditeitsprognose waarbij de liquiditeitsbehoefte per kwartaal wordt aangegeven, wordt ingediend gelijktijdig met het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4.

§ 2

De verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 6

1. De Fietsersbond voert een zodanige administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

2. De Fietsersbond doet onverwijld nadat een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan of faillietverklaring van hem bij de rechtbank is ingediend, daarvan mededeling aan de minister.

3. De Fietsersbond doet onverwijld nadat een besluit tot ontbinding is genomen, daarvan mededeling aan de minister.

4. De Fietsersbond doet onverwijld nadat de statuten zijn gewijzigd, daarvan mededeling aan de minister.

Artikel 7

De minister kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a. het geven van bekendheid aan de activiteiten van de Fietsersbond, alsmede de resultaten ervan;

b. het zonder vergoeding aan de minister of een door de minister aangewezen derde verstrekken van door de minister nodig geachte, op activiteiten van de Fietsersbond gerichte informatie.

Artikel 8

De Fietsersbond brengt uiterlijk 1 augustus van het lopende boekjaar aan de minister verslag uit omtrent de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, met inbegrip van een vergelijking van de uitvoering van het ingevolge artikel 4, derde lid, ingediende activiteitenplan en de begroting.

Artikel 9

De Fietsersbond verschaft de minister op diens verzoek te allen tijde inlichtingen omtrent de voortgang en de resultaten van de activiteiten.

§ 3

De subsidievaststelling

Artikel 10

1. De Fietsersbond dient zijn aanvraag tot subsidievaststelling in bij de minister, per adres de directie Marktontwikkeling en Decentraal Vervoer (MDV) van het Directoraat-Generaal Personenvervoer, binnen vier maanden na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling voor een instandhoudingssubsidie als bedoeld in artikel 2 eerste lid, gaat vergezeld van een financieel verslag, omvattende de balans en de exploitatierekening met de toelichting, en een activiteitenverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten.

3. De aanvraag tot subsidievaststelling voor een projectsubsidie als bedoeld in artikel 2 tweede lid, gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten.

4. De aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in lid 2, gaat tevens vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

5. De aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in lid 3, gaat per project waarvoor meer dan € 50.000 subsidie is verleend, vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

§ 4

Egalisatiereserve

Artikel 11

1. De Fietsersbond vormt ten behoeve van de kosten van instandhouding als bedoeld in artikel 2 eerste lid, een egalisatiereserve.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van instandhouding waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend mogelijk en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

5. De omvang van de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 25% van de ten behoeve van de instandhouding verleende subsidie per boekjaar.

§ 5

Slotbepalingen

Artikel 12

De minister stelt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze regeling een verslag vast over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Ten behoeve van de inhoud van het in het eerste lid genoemde verslag levert de Fietsersbond een bijdrage betreffende de wijze waarop de besteding van de subsidiegelden heeft plaatsgevonden.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 en vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling vereniging Fietsersbond 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

De Subsidieregeling vereniging Fietsersbond strekt ertoe een basis te geven voor het uitkeren van subsidiegelden aan de vereniging Fietsersbond (hierna: de vereniging) zowel voor de exploitatie daarvan als voor het kunnen uitvoeren van projecten gericht op de behartiging van belangen van fietsers in de besluitvorming van overheden, openbaar vervoersbedrijven en marktpartijen, het creëren van meer en betere mogelijkheden om het aandeel fietsers in het verkeer te handhaven dan wel te vergroten, en het verhogen van de verkeersveiligheid in het bijzonder gericht op het terugdringen van het aantal verkeersgewonden en -doden.

De vorengenoemde subsidieregeling vervalt met ingang van 1 januari 2007. Met ingang van die datum geeft de onderhavige subsidieregeling de basis voor het verlenen van subsidie aan de vereniging.

De Subsidieregeling vereniging Fietsersbond bevat net als de onderhavige subsidieregeling de verplichting voor de minister binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de regeling een verslag vast te stellen over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling in de praktijk. De doeltreffendheid en de effecten van de Subsidieregeling vereniging Fietsersbond zijn in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer door MuConsult uitgevoerd. MuConsult heeft naar aanleiding daarvan een eindrapport uitgebracht. Dit eindrapport is als het in artikel 15 van de Subsidieregeling vereniging Fietsersbond bedoelde verslag vastgesteld bij besluit van 6 oktober 2006, nr. DGP/MDV/06/187.

Uit het verslag blijkt dat de Fietsersbond naar voren komt als een professionele organisatie, die met kennis van zaken en grote betrokkenheid een wezenlijke invloed heeft op het realiseren van fietsmaatregelen in Nederland. Ik heb daarom besloten de subsidieverlening aan de Fietsersbond voort te zetten.

Uit het verslag blijkt verder dat er geen aanleiding is de bestaande subsidievoorschriften inhoudelijk te wijzigen. Deze zijn daarom in de onderhavige subsidieregeling gelijkluidend aan die in de Subsidieregeling vereniging Fietsersbond. Wel keren de artikelen die in de Subsidieregeling vereniging Fietsersbond identiek zijn aan die in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), daarom in de Subsidieregeling vereniging Fietsersbond 2007 niet meer terug. Het betreft de voorschriften met betrekking tot beschikking tot subsidieverlening op aanvraag, de weigering van de subsidieverlening en de beschikking tot subsdievaststelling op aanvraag (artikelen 4:13, 4:14 en 4:35 Awb). Waar nodig zijn de bepalingen wel geactualiseerd. Zo wordt het hoogst beschikbare subsidiebedrag met ingang van 2007 in artikel 3, eerste lid, bepaald op € 610.000,– (prijspeil 2006). Jaarlijks per 1 juli wordt het hoogst beschikbare subsidiebedrag verhoogd met het loonbijstellingspercentage over het voorafgaande jaar. Het loonbijstellingspercentage blijkt uit de jaarlijks door de Minister van Financiën vastgestelde Voorjaarsnota.

De resultaten van de in 2011 uit te voeren evaluatie zullen bouwstenen zijn voor een eventuele nieuwe regeling. Met het oog op de termijn voor de evaluatie en de tijd die nodig is voor de verwerking van de resultaten van die evaluatie, krijgt deze regeling een werkingsduur van 5 jaar.

Aan deze regeling zijn geen administratieve lasten verbonden voor bedrijven, burgers en subsidieverhoudingen. Daarom is deze regeling niet aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten voorgelegd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven