Subsidieregeling schippersinternaten

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 oktober 2006, nr. DJB/JZ-2717997, houdende vaststelling van regels ten behoeve van subsidiëring van het huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen of pleegkinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten (de Subsidieregeling schippersinternaten)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. binnenschipper: de schipper die met zijn gezin aan boord van een bedrijfsmatig voor de binnenvaart gebruikt schip woont, alsmede een aldaar met zijn gezin wonende en werkzame werknemer van een zodanige schipper of van een binnenvaartrederij;

c. kermisexploitant: de ondernemer die het kermisbedrijf uitoefent of een werknemer van een zodanige ondernemer, indien deze ten behoeve van zijn werkzaamheden gedurende ten minste vier maanden per jaar met zijn gezin een trekkend bestaan leidt;

d. CENSIS: de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en kermisjeugd;

e. kind: een kind of pleegkind van een binnenschipper, kermisexploitant of circusartiest;

f. internaat: een gebouw of een samenstel van gebouwen waarin kinderen huisvesting, verzorging en opvoeding wordt geboden;

g. exploitant: een persoon of rechtspersoon die een internaat exploiteert;

h. pleeggezin: een gezin van een ander dan de natuurlijke ouders of de wettelijk vertegenwoordiger van een kind, waarin kinderen huisvesting, verzorging en opvoeding wordt geboden.

2. De Minister kan voor de toepassing van deze regeling een persoon die in vergelijkbare omstandigheden verkeert, gelijk stellen met een binnenschipper of een kermisexploitant.

Artikel 2

1. De Minister verstrekt aan CENSIS een instellingssubsidie voor het in internaten of pleeggezinnen huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen.

2. De Minister verstrekt de voorschotten op de verleende instellingssubsidie aan CENSIS volgens het betalingsschema, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 3

Op de verstrekking van de subsidie, bedoeld in artikel 2 zijn de bepalingen van deze regeling van toepassing en zijn daarnaast artikel 3, artikel 4, artikel 46 en artikel 47, alsmede hoofdstuk III van de Subsidieregeling VWS-subsidies van toepassing met uitzondering van artikel 30, derde lid, artikel 31, artikel 34, eerste lid, artikel 42, tweede lid, en artikel 43, eerste en tweede lid.

Artikel 4

1. De subsidie, bedoeld in artikel 2, bestaat uit € 386 per kind in een internaat of pleeggezin, verhoogd met de som van de bedragen, die ontstaat door vermenigvuldiging van het aantal kinderen:

a. in een internaat, indien de exploitant:

1°. huurder is, met € 18.017;

2°. eigenaar is en in verband met een op of na 1 januari 2001 op het internaat gevestigde hypotheek rente- en aflossingskosten verschuldigd is, met € 16.810 vermeerderd met een toeslag van € 4.544 voor de rente- en aflossingskosten;

3°. eigenaar is, doch niet of niet langer rente- en aflossingskosten verschuldigd is in verband met een daarop gevestigde hypotheek, met € 16.810;

4°. eigenaar is, doch niet van de onroerende zaak waarop het internaat is gebouwd, met € 16.905;

b. in een pleeggezin met € 2.819.

2. Voor de toepassing van het eerste lid komen slechts in aanmerking kinderen die op 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt verleend, in een internaat of pleeggezin werden gehuisvest, verzorgd en opgevoed.

3. Indien een kind wordt gehuisvest, verzorgd en opgevoed in een internaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2e en dit internaat onderdeel uitmaakt van een in een meerjarig capaciteitsplan opgenomen nieuwbouwplan, wordt de toeslag met betrekking tot de rente- en aflossingskosten slechts verleend, indien dit capaciteitsplan door de Minister is goedgekeurd.

4. Indien een internaat bestaat uit een samenstel van gebouwen en deze gebouwen onder meer dan één categorie vallen, zoals omschreven in het eerste lid, onderdeel a, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van het gebouw waarin het kind overnacht.

Artikel 5

1. De aanvraag van een subsidie als, alsmede de daarbij behorende begroting, wordt ingericht overeenkomstig de als bijlage 1 bij deze regeling gevoegde formulieren.

2. De aanvraag voor de subsidie gaat vergezeld van een meerjarig capaciteitsplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

a. de beschikbare capaciteit in internaten;

b. de naar verwachting benodigde capaciteit voor de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen in internaten voor de komende 3 jaar;

c. het verschil per internaat tussen beschikbare en benodigde capaciteit en

d. het voorgenomen capaciteitsbeleid, waaruit blijkt op welke wijze de beschikbare capaciteit wordt aangepast aan de benodigde capaciteit.

3. Het voorgenomen capaciteitsbeleid geeft aan welke reductie dient plaats te vinden, waar en wanneer deze zal plaatsvinden, welke internaten of panden worden gehandhaafd, welke zullen worden gesloten, waar bestaande panden ten behoeve van andere internaten worden ingezet en waar sprake zal zijn van nieuwe huur-, koop- of erfpachtsituaties dan wel nieuwbouw.

4. Het meerjarig capaciteitsplan behoeft de goedkeuring van de Minister. De Minister verleent geen goedkeuring, indien het capaciteitsplan voorziet in nieuwe internaten of onderdelen van internaten zonder dat tevens wordt voorzien in de afstoting van huisvestingscapaciteit die niet wordt gebruikt voor het huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen zodat doelmatig wordt aangesloten bij een dalende behoefte aan huisvestingscapaciteit.

5. De aanvraag voor de subsidie gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat de gegevens omtrent het aantal gehuisveste kinderen door CENSIS op 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, juist zijn. De accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig het in bijlage 2 opgenomen model.

Artikel 6

CENSIS rapporteert driejaarlijks op basis van een rapportage van een onafhankelijke derde aan de Minister over de kwaliteit en de kwaliteitsontwikkeling van de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen in internaten en pleeggezinnen, of telkens wanneer dat nodig is voor een beoordeling van de kwaliteit of de kwaliteitsontwikkeling. Indien een exploitant voorziet in de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen, ziet CENSIS toe op de naleving van haar kwaliteitsbeleid.

Artikel 7

1. CENSIS komt schriftelijk met de ouders of de wettelijke vertegenwoordiger van een kind overeen dat ten behoeve van de huisvesting, verzorging en opvoeding van het kind in een internaat of in een pleeggezin een ouderbijdrage per schooljaar is verschuldigd overeenkomstig bijlage 3. De ouderbijdrage wordt vastgesteld naar evenredigheid van het aantal maanden dat het kind gebruik maakt van de door CENSIS aangeboden huisvesting, verzorging en opvoeding in een internaat of een pleeggezin.

2. CENSIS draagt per kwartaal aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een bedrag af, dat per subsidiejaar wordt vastgesteld op de som van de in het eerste lid bedoelde ouderbijdragen.

Artikel 8

1. De jaarrekening, als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstig de in bijlage 4 bij deze regeling opgenomen modelaccountantsverklaring.

2. De jaarrekening gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger, opgesteld door een accountant overeenkomstig het in bijlage 5 bij deze regeling opgenomen controleprotocol.

Artikel 9

De ontvanger van een instellingssubsidie vormt een egalisatiereserve. Bij de subsidieverlening kan de omvang van de egalisatiereserve in aanmerking worden genomen. In afwijking van artikel 4:72, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht wordt het aan de egalisatiereserve toe te voegen dan wel te onttrekken bedrag berekend door het totaal van de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten, waaronder de vastgestelde instellingssubsidie en de gerealiseerde overige baten, te verminderen met de lasten van de gesubsidieerde activiteiten. Deze uitkomst wordt vervolgens toegerekend naar rato van de vastgestelde instellingssubsidie en de in de ingediende begroting vermelde, met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende overige baten.

Artikel 10

Indien CENSIS het huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen doet uitvoeren door een exploitant, komt CENSIS met hen overeen, dat zij op verzoek van de accountant van CENSIS of op verzoek van de departementale auditdienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport alle bescheiden en inlichtingen aan CENSIS verstrekken, die nodig zijn voor een juiste vervulling van hun taak. De departementale auditdienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt haar verzoek tot CENSIS.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling schippersinternaten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.

Bijlage 1, behorend bij artikel 5, eerste lid

Formulier voor de aanvraag van subsidie voor het in internaten of pleeggezinnen huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten

1. Correspondentiegegevens

stcrt-2006-214-p23-SC77458-1.gif

2a. Aantal ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten

stcrt-2006-214-p23-SC77458-2.gif

Toelichting:

Regel 1: aantal kinderen dat is gehuisvest per teldatum van 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Kolommen A t/m D: het aantal kinderen per internaat dient te worden gesplitst naar de verschillende panden, waarin zij worden gehuisvest. Indien een kind wordt gehuisvest in een internaat dat bestaat uit verschillende panden, waarvan enkele bijvoorbeeld worden gehuurd en anderen in eigendom worden gehouden, dan dient als uitgangspunt te worden genomen, het pand waar een kind overnacht.

Regel 2: in te vullen door het Ministerie van VWS (prijspeil 1 januari 2007 bij inwerkingtreden van de subsidieregeling schippersinternaten).

Regel 3: Subsidie ten behoeve van CENSIS.

2b. Pleeggezinnen

Aantal kinderen en hun leeftijd, dat op 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, voor huisvesting, verzorging en opvoeding in pleeggezinnen bij CENSIS is ingeschreven.

stcrt-2006-214-p23-SC77458-3.gif

3. Opbouw normbedragen per kind ex artikel 4, eerste lid (Subsidieregeling schippersinternaten)

3a. Artikel 4, eerste lid

Normbedrag voor de uitvoeringskosten CENSIS: € 386,–

Toelichting:

Het normbedrag voor de uitvoeringskosten kan jaarlijks in aanmerking komen voor bijstelling in kader van de Overheidsbijdrage Arbeidskostenontwikkeling (OVA).

In bovenstaande bedragen zijn nog niet de zogenaamde Arbeidsmarktimpulsgelden verdisconteerd. Dat gebeurt op basis van het aantal per 15 september 2006 ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten en pleeggezinnen.

3b. Artikel 4, eerste lid, onder a

Normbedragen per kindplaats per 1 januari 2007

stcrt-2006-214-p23-SC77458-4.gif

Toelichting:

De component personeelskosten kan jaarlijks in aanmerking komen voor bijstelling in kader van de Overheidsbijdrage Arbeidskostenontwikkeling (OVA).

In bovenstaande bedragen zijn nog niet de zogenaamde Van Rijnmiddelen verdisconteerd. Dat gebeurt op basis van het aantal per 15 september 2006 ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten.

3c. Artikel 4, eerste lid, onder b

Pleeggezin: € 2.819,–

Toelichting:

Het normbedrag wordt ieder jaar vooraf verhoogd met het procentuele verschil tussen de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren, zoals deze gepubliceerd zijn in het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau van de Statistiek.

Het normbedrag komt niet in aanmerking voor bijstelling in kader van de Overheidsbijdrage Arbeidskostenontwikkeling (OVA).

4a. Gegevens met betrekking tot de capaciteit sector Schippersinternaten

stcrt-2006-214-p23-SC77458-5.gif

Toelichting:

Kolom A: aantal kinderen dat is gehuisvest, verzorgd en opgevoed in het betreffende pand op de teldatum van 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd (zie tevens tabel 2. Aantal ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten).

Kolom B: Benodigde capaciteit in m2 op grond van het aantal kinderen dat is gehuisvest, verzorgd en opgevoed in het betreffende pand op de teldatum van 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd (zie tevens tabel 2. Aantal ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten)

Kolom C: aantal m2 op basis van het rapport van het Bureau Organisatie Bouwwezen B.V. ‘Bouwkundig/functioneel onderzoek gebouwen Schippersinternaten’, Utrecht 8 november 1999, voor zover hierin opgenomen.

Kolom D: het gaat hier in beginsel om het verschil tussen kolom B en kolom C. Als er redenen zijn om hier correcties op aan te brengen dient te worden aangegeven voor hoeveel m2 de exploitatiekosten werkelijk worden betaald. Vastgesteld moet kunnen worden voor welk deel van de overcapaciteit in het pand, de eigenaar de exploitatiekosten betaalt. Indien een deel van het pand feitelijk of juridisch is gesplitst (b.v. in appartementen) en de gebruiker van het van het internaat afgezonderde deel geheel zorgdraagt voor de exploitatie en de daaruit voortkomende accommodatiekosten betaalt, moet dit deel in mindering worden gebracht op kolom D.

* Bruto vloeroppervlakte

4b. Beleidsmatige toelichting bij tabel 4a

Toelichting:

Hier dient CENSIS het capaciteitsbeleid weer te geven, waaruit blijkt op welke wijze de beschikbare capaciteit wordt aangepast aan de benodigde capaciteit.

5. Betalingsschema

Januari: 15%

Februari: 7%

Maart: 7%

April: 7%

Mei: 15%

Juni: 7%

Juli: 7%

Augustus: 7%

September: 3%

Oktober: 11%

November: 14%

6. Bestuursverklaring

Objectnummer: 0170198

Het bestuur verklaart kennis te hebben genomen van het Subsidieregeling VWS-subsidies en de Subsidieregeling Schippersinternaten en dienovereenkomstig de begroting 20.... te hebben opgesteld.

stcrt-2006-214-p23-SC77458-6.gif

Bijlage 2, behorende bij artikel 5, vijfde lid

Controleprotocol aanvraag instellingssubsidie CENSIS

In dit controleprotocol is een model voor een goedkeurende accountantsverklaring opgenomen. Een goedkeurende accountantsverklaring houdt in dat de accountant met een redelijke mate van zekerheid (95%) heeft vastgesteld dat (voor) de door CENSIS opgegeven kinderaantallen:

– zijn gehuisvest door CENSIS op 15 september voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd (artikel 5 lid 5);

– voldoen aan de definitie van artikel 1 lid 1e of lid 2;

– juist zijn gecategoriseerd volgens de criteria van artikel 4;

– de in artikel 7 lid 1 genoemde contracten zijn afgesloten.

Model accountantsverklaring aantal kinderen in schippersinternaten

Accountantsverklaring

Afgegeven t.b.v. het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Opdracht

Wij hebben de bijgevoegde opgave van het aantal door de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en kermisjeugd te Barendrecht per 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt verleend, ingeschreven en gehuisveste kinderen gecontroleerd. Deze opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze opgave te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave van het aantal kinderen geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder hebben wij in onze controle de aanwijzingen in acht genomen die de Minister in bijlage 2 bij de Subsidieregeling schippersinternaten heeft opgegeven. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de opgave de gegevens over het aantal per 15 september 20.. ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten en pleeggezinnen juist weergeeft.

Plaats en datum:

Handtekening:

Naam accountant:

Naam accountantskantoor:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Bijlage 3, behorend bij artikel 7, eerste lid

Berekening ouderbijdrage:

– voor het eerste kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een internaat een bijdrage verschuldigd van € 1.426,28, vermeerderd met 3% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) in het jaar (t – 2), dat het bedrag van € 16.779,88 te boven gaat, tot een maximum van € 2.586,46;

– voor elk tweede en volgende kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een internaat een bijdrage verschuldigd van € 950,69, vermeerderd met 1,5% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) (t – 2), dat het bedrag van € 16.779,88 te boven gaat, tot een maximum van € 1.530,76;

– voor het eerste kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een pleeggezin een bijdrage verschuldigd van € 1.426,28, vermeerderd met 1% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) (t – 2), dat het bedrag van € 16.779,88 te boven gaat, tot een maximum van € 1.813,02;

– voor elk tweede en volgende kind uit een gezin is bij plaatsing van het kind in een pleeggezin een bijdrage verschuldigd van € 950,69, vermeerderd met 0,5% van dat deel van het belastbare inkomen van de ouders of wettelijk vertegenwoordiger(s) (t – 2), dat het bedrag van € 16.779,88 te boven gaat, tot een maximum van € 1.144,04.

t = het kalenderjaar waarin CENSIS zorgdraagt voor de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen en voor welke periode de hoogte van de ouderbijdrage moet worden vastgesteld.

Het belastbaar inkomen van de ouder(s) of de wettelijk vertegenwoordiger(s) van een kind wordt vastgesteld op basis van een kopie van de aanslag van de belastingdienst over het jaar t – 2.

De bedragen voor de berekening van de ouderbijdrage voor de opvang van een kind in een internaat of een pleeggezin worden jaarlijks vooraf verhoogd met het procentuele verschil tussen de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren, zoals deze gepubliceerd zijn in het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau van de Statistiek.

Bijlage 4, behorend bij artikel 8, eerste lid

Model accountantsverklaring instellingssubsidie

Accountantsverklaring

Afgegeven t.b.v. het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Opdracht

Wij hebben de jaarrekening 20.. (verder aangeduid als de verantwoording) van de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en kermisjeugd te Barendrecht gecontroleerd. De verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten en de aanwijzingen die de Minister in bijlage 5 bij de Subsidieregeling schippersinternaten heeft opgegeven met betrekking tot de controle op en de rapportage over de van de subsidiebepalingen.

Volgens de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de verantwoording. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de verantwoording zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de leiding van de huishouding daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de verantwoording. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

– goedkeurende verklaring:

Wij zijn van oordeel dat de verantwoording een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 20.. en van het resultaat over 20.., in overeenstemming is met algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en dat de verantwoording voldoet aan de bepalingen van de Subsidieregeling schippersinternaten inzake de verantwoording.

Wij hebben vastgesteld dat de subsidiebepalingen van de Subsidieregeling schippersinternaten alsmede de nader gestelde subsidieverplichtingen in brief, kenmerk…., d,d. …. zijn nageleefd.

– andere verklaringen (als geen goedkeurende verklaring wordt afgegeven):

Wij zijn van oordeel dat…..

Plaats en datum:

Handtekening:

Naam accountant:

Naam accountantskantoor:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Bijlage 5, behorend bij artikel 8, tweede lid

Controleprotocol jaarrekening

De bij een aanvraag tot vaststelling van een instellingssubsidie ingediende jaarrekening is voorzien van een accountantsverklaring. Bij de controle uit hoofde van een assurance-opdracht op basis waarvan de rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, Subsidieregeling schippersinternaten plaatsvindt, besteedt de accountant aan de naleving van de hierna genoemde artikelen van deze regeling de daarbij aangegeven aandacht. Indien de subsidievoorwaarden zijn nageleefd kan de rapportage beperkt blijven tot de positieve bevestiging zoals voorgeschreven in de accountantsverklaring.

Subsidieregeling VWS

Artikel

Soort aandacht

35

normale aandacht

37

normale aandacht

40

normale aandacht

45, eerste lid

speciale aandacht

Awb afdeling 4.2.8

Artikel

Soort aandacht

4:69, eerste lid

normale aandacht

4:70

normale aandacht

4:76

normale aandacht

Subsidieregeling schippersinternaten

Artikel

Soort aandacht

Art.7, lid 1

Speciale aandacht

Van de accountant wordt verwacht dat hij de volledigheid van de ouderbijdragen in de controle betrekt. Bij zijn oordeelsvorming maakt hij gebruik van de door CENSIS met de ouders afgesloten contracten.

9

Speciale aandacht

Onder normale aandacht wordt verstaan: controle met dezelfde diepgang, waaronder begrepen toleranties, die de accountant in acht neemt bij de controle van een jaarrekening.

Onder speciale aandacht wordt verstaan: controle waarbij de accountant nadrukkelijk beziet of de desbetreffende subsidiebepalingen zijn nageleefd.

In dit geval moet dus verder worden gegaan dan bij de controle die normaal op een jaarrekening wordt uitgeoefend.

Onder procedurele aandacht wordt verstaan: controle waarbij erop wordt toegezien of procedures in het leven zijn geroepen om te waarborgen dat aan de desbetreffende voorschriften wordt voldaan, of het volgen van die procedures leidt tot naleving van die voorschriften en of die procedures in feite zijn gevolgd.

Aan de niet genoemde artikelen behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten kennisneming van de Kaderwet VWS-subsidies, afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht en de niet genoemde artikelen van de Subsidieregeling VWS-subsdies en de Subsidieregeling schippersinternaten noodzakelijk is.

In de beschikking waarbij de instellingssubsidie is verleend, kunnen afwijkende en aanvullende subsidiebepalingen zijn opgenomen. De accountant neemt van de inhoud van deze beschikking kennis en betrekt de naleving van de eventueel opgenomen nadere subsidiebepalingen in de controle. Hij geeft aan de beoordeling van de nadere subsidiebepalingen speciale aandacht.

Met betrekking tot de aandacht die de accountant aan artikel 35 van de Subsidieregeling VWS-subsidies moet besteden, is het geenszins de bedoeling dat de accountant op grond van dit protocol een doelmatigheidsonderzoek verricht. Bij zijn oordeelsvorming laat de accountant zich leiden door binnen het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaardbare uitgangspunten met betrekking tot het financieel beheer, met ander woorden hij beoordeelt of de instelling zich als ‘een goed huisvader’ over de toegewezen gelden heeft ontfermd.

Van de accountant wordt verwacht dat hij zijn controle zodanig inricht dat bij de beoordeling van de administratieve organisatie en interne controle ook voldoende aandacht wordt gegeven aan de specifieke kenmerken van CENSIS zoals neergelegd in de Subsidieregeling schippersinternaten.

De accountant stelt zijn verklaring op in overeenstemming met het in bijlage 4 opgenomen model.

In de verklaring noemt de accountant de beschikking(en) waarbij de subsidie is verleend. Als in de jaarrekening als melding wordt gemaakt van deze beschikkingen, mag de accountant daarnaar verwijzen met behulp van paragraaf-, paginanummers of dergelijke.

Voor zover de instelling de subsidiebepalingen niet heeft nageleefd maakt de accountant daarvan melding in zijn verklaring. Als de leiding van de instelling in de jaarrekening al melding maakt van de subsidiebepalingen die niet zijn nageleefd, mag de accountant daarnaar verwijzen met behulp van paragraaf-, paginanummers of dergelijke.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 juli 2006 is de Subsidieregeling VWS-subsidies in werking getreden. Die regeling is in de plaats gekomen van de regelingen die waren neergelegd in het Bekostigingsbesluit welzijnsbesluit, het Besluit volksgezondheidssubsidies en de daarop gebaseerde Subsidieregeling welzijnsbeleid respectievelijk de Subsidieregeling volksgezondheidssubsidies. Die nieuwe regeling bevat het totaal aan regels die in het algemeen gelden voor de VWS-subsidies. Indien daartoe aanleiding is kunnen bij aparte Ministeriële regeling afwijkende of aanvullende regels worden gesteld.

Met de totstandkoming van de Subsidieregeling VWS-subsidies is ondermeer de Subsidieregeling welzijnsbeleid ingetrokken. In die regeling waren evenwel in Hoofdstuk IV, § 4 specifieke bepalingen opgenomen voor de subsidieverlening van de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd (CENSIS) . Aan een dergelijke regeling is wel behoefte. Zo moet de doelgroep bepaald zijn, is er behoefte aan een regeling over de normering van de subsidiebedragen per opgevangen kind en aan regels omtrent de capaciteitsplanning en de ouderbijdrage. De onderhavige regeling strekt hiertoe. De regeling geldt in aanvulling op de Subsidieregeling VWS-subsidies. Hetgeen in aanvulling is geregeld, komt voor het merendeel overeen met de bijzondere regeling uit de ingetrokken Subsidieregeling welzijnsbeleid. In grote lijnen wordt het beleid ten aanzien van de opvang van kinderen van schippersinternaten gecontinueerd. Op enkele onderdelen heeft een wijziging plaatsgevonden naar aanleiding van de in 2005 verrichte verschillende onderzoeken.

In 2005 heeft de evaluatie plaatsgevonden van de subsidieregeling welzijnsbeleid, artikelen 27 tot en met 30. Berenschot heeft het Eindrapport Evaluatie subsidieregeling schippersinternaten op 9 december 2005 opgeleverd aan de begeleidingscommissie van het evaluatieonderzoek, waarin DJB en de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd (CENSIS) hebben geparticipeerd.

Op dit moment wordt op basis van deze evaluatie een nieuwe subsidieregeling voorbereid die met ingang van 2008 van kracht moet worden. Daarbij zal tevens de rol van Censis worden heroverwogen.

Een aantal onderdelen, waarvan bij de evaluatie van de Subsidieregeling welzijnsbeleid is geconcludeerd dat deze tot overbodige bureaucratie leiden, is reeds in de onderhavige regeling verwijderd. Zo was er de afgelopen jaren sprake van meerdere subsidiestromen naast de reguliere ‘p x q’ subsidie. Deze subsidiestromen zullen op basis van het aantal kinderen in internaten op 15 september 2006 in de normprijzen verdisconteerd worden. Tevens diende CENSIS op basis van de ingetrokken Subsidieregeling welzijnsbeleid jaarlijks een vergelijkend onderzoek naar de werkelijke kosten van de huisvesting, verzorging en opvoeding van een kind in een internaat en naar de personeelsformatie per kind te verrichten. Bij de evaluatie van de Subsidieregeling welzijnsbeleid is geconcludeerd dat dit onderzoek niet werkt en geen toegevoegde waarde heeft. Daarom is besloten dit onderdeel niet meer in de nieuwe Subsidieregeling schippersinternaten op te nemen.

Artikelsgewijs

Artikel 1, eerste lid

Dit artikel bevat de omschrijving van een aantal begrippen dat nog niet in de Subsidieregeling VWS-subsidies is gedefinieerd, met uitzondering van het begrip Minister.

Artikel 1, tweede lid

Dit artikel schept de mogelijkheid voor de Minister om een persoon die in vergelijkbare omstandigheden verkeert, gelijk te stellen met een binnenschipper of kermisexploitant

Artikel 2, eerste lid

Dit artikel bevat de subsidiegrondslag van de instellingssubsidie aan de Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd (CENSIS) voor het in internaten of pleeggezinnen huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen.

Artikel 2, tweede lid

Ten behoeve van de subsidiëring van CENSIS hanteert de Minister in afwijking van de Subsidieregeling VWS-subsidies het betalingsschema zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regeling.

Artikel 3

Dit artikel regelt, dat naast de bepalingen van deze regeling de bepalingen van de Subsidieregeling VWS-subsidies van toepassing zijn op de verstrekking van de subsidie aan CENSIS.

Artikel 4, eerste lid

Voor het subsidiejaar 2007 worden normbedragen gehanteerd. De normbedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Het is vervolgens aan CENSIS en de afzonderlijke personen of rechtspersonen die een of meer internaten exploiteren en de pleeggezinnen om een bedrag overeen te komen, dat CENSIS zal vergoeden voor de huisvesting, verzorging en opvoeding van bij CENSIS ingeschreven kinderen. Hetgeen onder punt twee van onderdeel a staat vermeld, betreft internaten die op of na één januari 2001 in gebruik worden genomen en waarvan de exploitant eigenaar is en op of na één januari 2001 rente- en aflossingskosten verschuldigd is. Onderscheid is gemaakt tussen een basisbedrag en een toeslag in verband met de goedkeuring die de Minister dient te verlenen aan het meerjarig capaciteitsplan. Alleen na goedkeuring van het capaciteitsplan wordt de toeslag op het basisbedrag verleend. De subsidie voor de rente- en aflossingskosten is dus gekoppeld aan de goedkeuring van het capaciteitsplan. Afhankelijk van het aantal kinderen dat wordt gehuisvest, wordt het totaalbedrag aan subsidie voor rente- en aflossingskosten vastgesteld. In punt vier van onderdeel a van het eerste lid van artikel 4 wordt verwezen naar situaties waarbij sprake is van erfpacht. Het is mogelijk dat een internaat bestaat uit verschillende panden, waarvan enkele bijvoorbeeld worden gehuurd en anderen in eigendom worden gehouden. In deze gevallen dient voor het bepalen van het normbedrag als uitgangspunt te worden genomen, het pand waar een kind overnacht.

Artikel 4, eerste lid, onder b

Een alternatief voor internaatsplaatsing is het pleeggezin. Pleeggezinnen die kinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten opnemen, ontvangen van CENSIS een bijdrage voor de onkosten van de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen. De Minister van VWS subsidieert CENSIS, die vervolgens de pleeggezinnen van de benodigde middelen voorziet. Hiertoe sluit CENSIS met het betreffende pleeggezin een contract waarin CENSIS zich verplicht het overeengekomen bedrag aan het pleeggezin af te dragen en het pleeggezin zich verplicht zorg te dragen voor een kwalitatief goede huisvesting, verzorging en opvoeding van het kind.

De bijdrage voor een pleegkind wordt jaarlijks vooraf verhoogd met het procentuele verschil tussen de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren, zoals deze gepubliceerd zijn in het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau van de Statistiek.

Artikel 4, tweede lid

Het tweede lid van dit artikel regelt het aantal kinderen op basis waarvan de Minister CENSIS de instellingssubsidie verstrekt. Als peildatum is genomen 15 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, omdat internaten die kinderen huisvesting, verzorging en opvoeding aanbieden, de nodige voorzieningen, zowel materieel als personeel, dienen te treffen om het aantal ingeschreven kinderen te kunnen ontvangen. Omdat begin september het nieuwe schooljaar start, is halverwege september ook duidelijk hoeveel kinderen daadwerkelijk zijn geplaatst in het internaat waarvoor zij waren ingeschreven bij CENSIS.

Artikel 4, derde lid

Het derde lid van artikel 4 betreft internaten die op 1 januari 2001 of daarna in gebruik zijn of worden genomen. CENSIS dient in het contracteringsbeleid met exploitanten rekening te houden met de beschikbare en de benodigde capaciteit voor de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen. Hiertoe stelt CENSIS een meerjarig capaciteitsplan op (zie hiervoor artikel 5). In het capaciteitsplan moet CENSIS onder andere aangegeven in hoeverre nieuwe panden wenselijk zijn (nieuwbouw, huur- en kooppanden en erfpacht) en welke panden worden afgestoten om de overcapaciteit terug te dringen. In verband met het terugdringen van de overcapaciteit wordt de toeslag per kind, bedoeld in het eerste lid van artikel 4, onder a, onderdeel 2, alleen verleend na goedkeuring van het capaciteitsplan, bedoeld in artikel 5, door de Minister. De goedkeuring van het capaciteitsplan houdt geen toestemming in voor het bouwen van nieuwe panden of voor de aankoop van panden ten behoeve van de internaatsfunctie. Deze beslissing valt geheel onder de verantwoordelijkheid van de exploitant. CENSIS zal in het licht van het capaciteitsplan beoordelen of zij met deze exploitant een contractuele relatie aangaat ten behoeve van de huisvesting, verzorging en opvoeding van kinderen.

Artikel 5, eerste lid

Het eerste lid van dit artikel regelt het format op basis waarvan CENSIS de instellingssubsidie bij de Minister van VWS aanvraagt. Het format is neergelegd in bijlage 1 van deze regeling.

Artikel 5, tweede en derde lid

Het meerjarig capaciteitsplan bevat in ieder geval een beschrijving van de bestaande capaciteit, waarbij ingegaan wordt op de locaties, oppervlakte, bezetting, huur, erfpacht en eigendom. Tevens bevat het een beschrijving van de verwachte vraag naar huisvesting van kinderen in een internaat voor de komende drie jaar, waarbij ook wordt ingegaan op de prognose per locatie. Ook dient te worden aangegeven welke reductie zal plaatsvinden, op welke wijze dit gebeurt (het zogenaamde capaciteitsbeleid), waar en wanneer, welke locaties worden gehandhaafd, welke locaties zullen worden gesloten, waar bestaande panden worden ingezet ten behoeve van andere internaten en waar sprake zal zijn van voorgenomen nieuwe huur-, koop of erfpachtsituaties of nieuwbouw. In de jaarlijkse aanvraag van de subsidie zal deze informatie verder geconcretiseerd dienen te worden en zo nodig aangepast.

Artikel 5, vierde lid

De Minister dient het meerjarig capaciteitsplan goed te keuren. Bij de toetsing van het meerjarig capaciteitsplan gaat de Minister uit van een inspanningsverplichting van CENSIS. CENSIS dient de in het capaciteitsplan opgestelde doeleinden op doelmatige wijze na te streven.

Artikel 5, vijfde lid

Om subsidie aan CENSIS te kunnen verlenen en het subsidiebedrag te kunnen vaststellen, is het van belang over de juiste en relevante informatie te beschikken. De juiste informatie over het aantal ingeschreven en gehuisveste kinderen in internaten en pleeggezinnen en het feit dat ook daadwerkelijk kinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten worden gehuisvest, is cruciaal. Het onderhavige artikel dient als leidraad voor de accountant van CENSIS om tijdens zijn onderzoek in het bijzonder aandacht te besteden aan dit aspect.

Artikel 6

Het kwaliteitsbeleid dat CENSIS de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, richt zich op de volgende kwaliteitsaspecten: verzorging, kwaliteit van het personeel, personeel per kind, huisvesting, begeleiding en opvoeding, inspraak en klachtrecht en verder de levensbeschouwelijke uitgangspunten waarop vele internaten hun beleid baseren. CENSIS heeft voor alle aspecten toetsbare indicatoren geformuleerd. Hierover rapporteert CENSIS driejaarlijks op basis van een rapportage van een onafhankelijke derde aan de Minister.

Artikel 7, eerste en tweede lid

Uitgangspunt van het kabinetsbeleid is om, waar dat mogelijk en redelijk is, ten minste een deel van de kosten te laten dragen door degenen aan wie bepaalde diensten specifiek worden geleverd. Het belang van schippers, kermisexploitanten en circusartiesten rechtvaardigt nog steeds het vragen van een eigen bijdrage. De ouders of wettelijk vertegenwoordiger van een kind dat in een pleeggezin of in een internaat wordt gehuisvest, verzorgd en opgevoed dragen daarom een deel van de kosten. Het totaalbedrag aan ouderbijdragen doet CENSIS toekomen aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

CENSIS is belast met de inning van de ouderbijdrage en draagt het totaalbedrag aan ouderbijdragen per kwartaal af aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De volledigheid van de ontvangen ouderbijdragen is primair de verantwoordelijkheid van CENSIS.

Artikel 9

In artikel 9 is voorgeschreven dat de ontvanger van een instellingssubsidie een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb dient te vormen. Deze egalisatiereserve komt vergeleken met de oude subsidieregels in de plaats voor de zogenaamde risicoreservering, ofwel de onder die regels toegestane reservering van maximaal 10% van de verleende instellingssubsidie. Voor de egalisatiereserve geldt geen maximum. Dit betekent echter niet dat deze reserve ongebreideld kan groeien.

Bij de subsidieverlening voor enig jaar zal de omvang van de reserve bekeken worden en deze kan bij de subsidieverlening in aanmerking genomen worden. Van geval tot geval zal de hoogte van de egalisatiereserve beoordeeld worden. Tevens is nieuw in de onderhavige regeling dat niet alleen overschotten van subsidiegelden aan de egalisatiereserve worden toegevoegd, maar dat ook eventuele tekorten ten laste van de egalisatiereserve komen.

Artikel 10

Indien CENSIS de subsidiabele activiteit doet uitvoeren door exploitanten, zal zij bij haar informatievoorziening aan het Ministerie van VWS gebruik maken van informatie die zij van de exploitanten ontvangt. Op grond van deze informatie wordt onder meer de subsidie verleend, de hoogte van het subsidiebedrag bepaald en beleid gevoerd. Daarom dient niet alleen de accountant van CENSIS, maar ook de departementale auditdienst van het Ministerie van VWS de juistheid van de informatie afkomstig van de exploitanten te kunnen controleren. Omdat het Ministerie van VWS geen relatie heeft met de afzonderlijke internaten, zal de departementale auditdienst van het Ministerie in voorkomende gevallen haar verzoek richten via CENSIS. Overigens zal de departementale auditdienst van het Ministerie bij zijn controle gewoonlijk afgaan op de controle die de accountant van CENSIS heeft verricht bij de accountant van de exploitanten. Alleen indien daar aanleiding voor bestaat, zal de departementale auditdienst van het Ministerie informatie van de (accountant van de) exploitanten wensen te ontvangen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

Naar boven