Regeling in- en uitvoer van goederen, houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 1236/2005 en van verordening (EG) nr. 953/2003

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 oktober 2006, nr. WJZ 6082607, inzake de in- en uitvoer van goederen, houdende uitvoering van verordening (EG) nr. 1236/2005 en van verordening (EG) nr. 953/2003

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelet op verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU L 200), op verordening (EG) nr. 953/2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (PbEU L 135) en op artikel 2, derde lid, onder d, en vierde lid, van de In- en uitvoerwet;

Besluit:

Artikel 1

1. Het is verboden om de goederen die vermeld staan in bijlage II van de verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU L 200), in- en uit te voeren.

2. Het is verboden om in de gevallen waar op grond van artikel 5 van de verordening, genoemd in het eerste lid, voor de uitvoer een vergunning is vereist, uit te voeren zonder vergunning.

Artikel 2

1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2 van de verordening (EG) nr. 953/2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (PbEU L 135).

2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de verordening, genoemd in het eerste lid, is de Minister van Economische Zaken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 oktober 2006.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, C.E.G. van Gennip.

Toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan twee Europese verordeningen omtrent de in- en uitvoer van specifieke goederen, te weten folterwerktuigen en de wederinvoer van gedifferentieerd geprijsde medicijnen die naar ontwikkelingslanden zijn uitgevoerd. Deze regeling vindt zijn grondslag in artikel 2, derde lid, onder d, en vierde lid, van de In- en uitvoerwet (hierna: de wet). Hier wordt bepaald dat de Minister van Economische Zaken ter uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit bindende besluiten van volkenrechterlijke organisaties regels kan stellen over de in- en uitvoer van goederen.

2. Verordening folterwerktuigen

Aan verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU L 200) (hierna: de verordening folterwerktuigen) wordt in artikel 1 van deze regeling uitvoering gegeven. Om uitvoering te geven aan de verordening folterwerktuigen dienen er in het nationale recht twee aanpassingen te worden gemaakt.

Ten eerste moet een lidstaat regels stellen voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties die van toepassing zijn op de overtreding van bepalingen van de verordening. Op grond van de Wet op de economische delicten waarin de bepalingen die gesteld zijn krachtens artikel 2, vierde lid, als economisch delict worden aangemerkt, wordt aan dit vereiste voldaan.

Ten tweede dient de lidstaat een bevoegde autoriteit aan te melden die de bevoegdheden die de autoriteit op grond van de verordening krijgt, moet uitoefenen. Deze bevoegde autoriteit is de Minister van Economische Zaken. De Minister zal deze bevoegdheden mandateren aan de Belastingdienst/Douane Noord die onder de verantwoordelijkheid van de Minister deze taken zal uitvoeren. Na het aanmelden zal deze autoriteit worden opgenomen in de bijlage bij de verordening.

3. Verordening wederinvoer medicijnen

Middels verordening (EG) nr. 953/2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (PbEU L 135) (hierna: de verordening wederinvoer medicijnen) is een regeling tot stand gekomen die moet verhinderen dat gedifferentieerd geprijsde geneesmiddelen voor de voorkoming van onder meer HIV/Aids, tuberculose en malaria ten behoeve van de armste ontwikkelingslanden op de communautaire markt worden heringevoerd. Voorkomen dient te worden dat het handelsverkeer in goedkope farmaceutische producten die voor andere markten bestemd zijn wordt verlegd en zodoende prijserosie op markten in ontwikkelde landen zal veroorzaken.

Daartoe wordt het handelen in strijd met de betreffende bepaling uit de verordening in artikel 2 van deze regeling strafbaar gesteld. Via de Wet op de economische delicten zal evenals in artikel 1 aan deze strafbaarstelling zijn voldaan.

Betrokken leveranciers van medicijnen kunnen met een beroep op de regeling de douane controle laten uitoefenen op de invoer van de betreffende geneesmiddelen.

Om aan de verordening wederinvoer medicijnen uitvoering te geven, wordt in deze regeling de Minister van Economische Zaken als bevoegde autoriteit in de zin van deze verordening aangewezen. Dit houdt in dat de Minister vast dient te stellen of de door de douane opgehouden producten daadwerkelijk gedifferentieerd geprijsde geneesmiddelen zijn en dat hij instructies kan geven wat er met deze producten moet gebeuren. Indien er sprake is van gedifferentieerd geprijsde geneesmiddelen dan worden deze overgedragen aan de justitiële autoriteiten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip

Naar boven