Instellingsbesluit Commissie Cultuurbereik

17 oktober 2006

Nr. DK/AC-2006/40310

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2,

c. Actieplan Cultuurbereik: het Actieplan Cultuurbereik als gepubliceerd op 1 april 2005, nr. WJZ/2005/11620 (8165).

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een Commissie Cultuurbereik.

2. De commissie heeft tot taak:

a. de tussentijdse evaluatie van het Actieplan Cultuurbereik 2005–2008,

b. inzicht te verkrijgen in de toekomst van het Actieplan Cultuurbereik,

c. taken zoals weergegeven in de bijgevoegde opdrachtbeschrijving.

Artikel 3

Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 oktober 2006 en wordt opgeheven per 1 april 2007.

Artikel 4

Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

a. mevrouw J. van Nieuwenhoven, tevens voorzitter,

b. de heer dr. R.R. Knoop,

c. mevrouw drs. M. de Boer,

d. de heer drs. M.A.J.M. Lammers,

e. mevrouw drs. L. Ranshuysen.

2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, mevrouw S. van Rooij, ambtenaar bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De secretaris is geen lid van de commissie.

3. De benoeming geschiedt voor de duur van 6 maanden.

Artikel 6

Werkwijze

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast, met inachtneming van de bijgevoegde opdrachtbeschrijving.

2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voorzover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7

Eindrapport

De commissie brengt uiterlijk 1 april haar eindrapport uit aan de minister.

Artikel 8

Vergoeding

De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als zware commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. De vergoeding bedraagt het maximum dat geldt voor een zware commissie.

Artikel 9

Kosten van de commissie

1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

c. de kosten voor publicatie van rapportages.

2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 10

Verantwoording

De commissie biedt de minister een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van het voorafgaande jaar.

Artikel 11

Geheimhouding

Een ieder die betrokken is geweest bij de werkzaamheden van de commissie en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 12

Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht.

Artikel 13

Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 14

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 oktober 2006.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 april 2007.

Artikel 15

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Cultuurbereik.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemene opmerkingen

Bij de diverse artikelen van dit model-instellingsbesluit (omdat dit geen ‘beschikking’ is maar een besluit van algemene strekking, wordt gesproken van instellingsbesluit) gaat het steeds om voorbeelden. Diverse bepalingen zijn facultatief. Zo kunnen de voorschriften over de kosten van de commissie en de verantwoording veelal achterwege blijven en kan worden volstaan met een voorschrift over vergoeding.

Instellingsbesluiten worden in beginsel in de Staatscourant gepubliceerd.

Het verdient aanbeveling om bij een instellingsbesluit altijd een (korte) toelichting op te nemen. Het opnemen van overwegingen in de aanhef kan dan achterwege blijven. In de toelichting moet in ieder geval worden ingegaan op de reden van bestaan van de commissie.

Kaderwet adviescolleges

Ingevolge de Kaderwet adviescolleges moeten colleges die tot taak hebben het adviseren over wetgeving of beleid een wettelijke grondslag hebben. De Kaderwet adviescolleges heeft geen consequenties voor colleges die in het geheel geen taak m.b.t. advisering hebben (bijvoorbeeld overlegorganen), colleges die voor meer dan de helft uit ambtenaren bestaan (al hebben die een adviestaak), en colleges die uitsluitend over beleidsuitvoering of (voorgenomen) beschikkingen adviseren. Over adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges zie elders op de WJZ-site en zie op de site van BZK de Checklist benoemingen adviescolleges van juli 2002. Het onderhavige modelbesluit is bedoeld voor commissies die niet zijn te beschouwen als adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges.

Vacatiegelden

De vergoeding voor leden van een commissie is geregeld in het Vacatiegeldenbesluit 1988. Over het toekennen van deze vergoedingen zie Startpagina/Bedrijfsvoering/Wetgeving en Juridische zaken/Juridische zaken/Vacatiegeld.

Instellen commissie of inhuren van externen?

In plaats van de publiekrechtelijke weg van het instellen van een commissie, kan soms de privaatrechtelijke weg van het inhuren van externen in de rede liggen. Het belangrijkste criterium voor de keuze tussen de publiekrechtelijke weg van het instellen van een commissie, en de privaatrechtelijke weg van het sluiten van een overeenkomst om externen in te huren is de aard van de werkzaamheden. In beide gevallen zullen de betreffende spelregels in acht genomen moeten worden. Dat betekent, zoals gezegd,dat bij een commissie bijvoorbeeld het Vacatiegeldenbesluit 1988 van toepassing is (en dat een hogere vergoeding alleen mogelijk is op basis van een KB). Het betekent dat bij het inhuren van externen de Spelregels inhuur externen in acht worden genomen (te vinden op intranet bij Hoe?Zo!/Inhuur externen).

Intellectuele eigendom en vrijwaring

Voorschriften over intellectuele eigendom en vrijwaring van de minister zijn niet opgenomen omdat hiervoor een tweezijdige rechtshandeling is vereist. Zonodig kunnen hierover nadere overeenkomsten met de commissieleden worden gesloten.

Bezwaar en beroep

Onder een instellingsbeschikking of de intrekking daarvan wordt geen bezwaarclausule opgenomen. Daarbij zal in beginsel immers geen sprake zijn van een besluit in de zin van de Awb, maar van een feitelijke handeling zonder rechtsgevolgen. Ook wanneer sprake is van een commissie die is belast met advisering over de uitvoering van beleid, en de beschikking zou kunnen worden gezien als een beleidsregel waarin de minister zijn beleid omtrent advisering vastlegt, kan een bezwaarclausule achterwege blijven.

Op grond van de Awb is geen bezwaar/beroep mogelijk tegen de benoeming van de leden. Om dit ook bij ontslag uit te sluiten, wordt bepaald dat de benoeming geschiedt voor een bepaalde periode of voor de duur van de commissie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven