Wijziging Regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging voortgezet onderwijs

16 januari 2006

Nr. VO/F-2006/1769

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel I

De Regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. kan het bevoegd gezag in de jaarrekening over de jaren 2005 en volgende een vordering opnemen op de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter hoogte van de op dat moment bestaande schuld aan het personeel in verband met:

1°. de tot en met december opgebouwde bruto vakantie-aanspraken op grond van artikel 11 juncto bijlage 2 van het Kaderbesluit rechtspositie VO, en

2°. de over de maand december door het bevoegd gezag verschuldigde afdracht pensioenpremies en loonheffing verbonden aan salarisbetalingen op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

B

In artikel 5, tweede lid, wordt ‘10%’ vervangen door: 7,5%

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2005.

Artikel III

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

In de regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging voortgezet onderwijs is een voorziening opgenomen voor de overlopende posten. Een onderdeel van de overlopende posten zijn de tot en met december van het kalenderjaar 2005 opgebouwde bruto-toelagen op grond van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel en de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekpersoneel (de zog. ZKOO).

Vanwege de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet zijn dit besluit en deze regeling ingetrokken via het intrekkingsbesluit van 28 november 2005 (Staatsblad 2005, 629).

In dit intrekkingsbesluit worden twee zaken geregeld. Beide hebben gevolgen voor de overlopende posten. Dat is ten eerste dat de in 2005 opgebouwde rechten ook in 2005 zullen worden uitgekeerd. Dat betekent dat de ZKOO in 2005 geen deel meer uitmaken van de overlopende posten, immers in 2006 zullen geen rechten over 2005 meer hoeven te worden uitbetaald. Hierdoor is ook de schuld aan het personeel lager, het personeel heeft de toelage immers in 2005 al ontvangen.

Daarnaast wordt de ZKOO per 1 januari 2006 ingetrokken. Dat betekent dat in 2006 geen toelagen meer worden verstrekt. De toelagen maken vanaf die datum daarom geen deel meer uit van de overlopende posten van deze regeling. De vordering op OCW wordt daarmee lager en de schuld aan het personeel ook.

Omdat het intrekkingsbesluit vanwege de uitbetaling van de ZKOO in december 2005 terugwerkt tot en met 1 december 2005, geldt dat ook voor deze regeling.

Door deze wijzigingen verandert het te hanteren maximumpercentage van de personele bekostiging dat als overlopende post kan worden opgenomen. De ZKOO maakt geen onderdeel meer uit van de vordering op OCW en de schuld aan het personeel is lager. Er kan daarom worden uitgegaan van een lager percentage, namelijk 7,5%.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven