Vaststelling aanvraagtijdvak, beleidsvoornemens en subsidieplafonds 2006 Subsidieregeling kinderopvang

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 23 januari 2006, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/A&Z/2005/87537, tot vaststelling van een aanvraagtijdvak, beleidsvoornemens en subsidieplafonds voor subsidiëring in het jaar 2006 op grond van de Subsidieregeling kinderopvang

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 6 van de Subsidieregeling kinderopvang;

Besluit:

Artikel 1

Aanvraagtijdvak

Voor het kalenderjaar 2006 kunnen aanvragen voor projectsubsidie worden ingediend in de periode vanaf 15 maart 2006 tot en met 15 mei 2006.

Artikel 2

Subsidieprojecten

Met betrekking tot de aanvragen voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 1, geldt dat deze aanvragen uitsluitend betrekking kunnen hebben op de volgende beleidsvoornemens:

a. bevordering van de kwaliteit van kinderopvang;

b. bevordering van samenwerking van kinderopvangvoorzieningen met andere jeugdvoorzieningen;

c. bevordering van een goede uitvoering van de Wet kinderopvang;

d. versterking van het ondernemerschap in de kinderopvangsector;

e. stimulering en ontwikkeling van innovaties binnen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang;

f. ontwikkeling en totstandbrenging van zelfreguleringinstrumenten; of

g. verbetering van het bereik en de toegankelijkheid van kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang.

Artikel 3

Duur subsidie

Subsidie wordt slechts verleend voor projecten met een duur van maximaal 18 maanden.

Artikel 4

Subsidieplafonds

1. In totaal is voor 2006 een budget voor projectsubsidie beschikbaar van € 6.000.000.

2. Het subsidiebedrag dat beschikbaar wordt gesteld voor het beleidsvoornemen, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt voor 2006 € 2.000.000.

3. Het subsidiebedrag dat beschikbaar wordt gesteld voor het beleidsvoornemen, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt voor 2006 € 2.000.000.

4. Het subsidiebedrag dat beschikbaar wordt gesteld voor de beleidsvoornemens, bedoeld in artikel 2, onderdelen c tot en met g, bedraagt voor 2006 € 2.000.000.

Artikel 5

Maximum subsidiebedrag

Het maximum te subsidiëren bedrag per subsidieontvanger bedraagt € 300.000.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 januari 2006.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Ter uitvoering van artikel 6 van de Subsidieregeling kinderopvang, waarin is bepaald dat de mogelijkheid tot het indienen van aanvragen om projectsubsidies slechts bestaat gedurende daartoe vastgestelde aanvraagtijdvakken, wordt met betrekking tot het kalenderjaar 2006 in deze regeling het aanvraagtijdvak vastgesteld, te weten de periode vanaf 15 maart 2006 tot en met 15 mei 2006. Mocht na afloop van deze periode blijken dat, rekening houdende met het subsidieplafond, de mogelijkheid bestaat een tweede aanvraagtijdvak vast te stellen, dan zal dit zo spoedig mogelijk kort daarna plaatsvinden. Op aanvragen die gedurende het aanvraagtijdvak zijn ingediend, wordt, op grond van artikel 8, vierde lid, van de Subsidieregeling kinderopvang, uiterlijk 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak beslist.

Voor subsidie is voor het jaar 2006 in totaal € 6.000.000 beschikbaar. Het budget wordt ingezet voor een aantal aandachtsgebieden. Primair gaat in 2006 de aandacht uit naar de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang en de bevordering van samenwerking van kinderopvangvoorzieningen met andere jeugdvoorzieningen.

Beleidsvoornemens

Bevordering van de kwaliteit van kinderopvang

De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de kinderopvang ligt in de eerste plaats bij de ondernemers in de kinderopvang. De verdere ontwikkeling van de kwaliteit van de kinderopvang dient dan ook vanuit de kinderopvangsector plaats te vinden.

De bevordering van de kwaliteit was ook in de tranche 2005 van de Subsidieregeling kinderopvang één van de prioritaire onderwerpen. De urgentie van dit onderwerp is recent opnieuw onderstreept. Verwezen wordt naar de uitkomsten van het onderzoek ‘Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren 1995–2005’ door het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (Kamerstukken II 2004/05, 28 447, nrs. 108, 111 en 115). Gebleken is dat de proceskwaliteit kinderopvang in 2005 ten opzichte van eerdere metingen is gedaald. Vooral de aspecten gezondheid, hygiëne, fysieke veiligheid en de aanwezigheid en toegankelijkheid van ontwikkelingsmateriaal in kindercentra laten te wensen over. Het kabinet spreekt naar aanleiding van deze resultaten kinderopvangondernemers aan op hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hun aanbod. Met het subsidiëren van projecten die de kwaliteit van het aanbod versterken, wil het kabinet kinderopvangondernemers ondersteunen. Uit de € 5 miljoen die het kabinet heeft gereserveerd voor het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang, het toezicht hierop en de handhaving is dan ook een substantieel deel bestemd voor projecten die tot doel hebben de ontwikkeling van kwaliteit van de kinderopvang te bevorderen. Zoals voor alle projecten geldt die op grond van de Subsidieregeling kinderopvang worden gehonoreerd, is een belangrijke voorwaarde dat de behoefte en het draagvlak binnen de kinderopvangsector voor het betreffende project is aangetoond. Projecten die slechts gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de eigen kinderopvangorganisatie vallen dus buiten de werkingssfeer van de Subsidieregeling kinderopvang. Daarnaast is het belangrijk dat de kwaliteitsverbetering die met een project wordt beoogd in de vorm van een product of methodiek kan worden overgedragen aan andere kinderopvangorganisaties.

Bevordering van samenwerking van kinderopvangvoorzieningen met andere jeugdvoorzieningen

Kinderopvang kan als maatschappelijke voorziening een belangrijke rol spelen in de samenwerking met andere jeugdvoorzieningen die een rol spelen in de ontwikkeling, vrije tijd, educatie van of zorg voor kinderen. Goede samenwerking tussen kinderopvangvoorzieningen en andere jeugdvoorzieningen is hierbij van wezenlijk belang. Naast het ideële motief (het is goed voor de doelgroep) kan samenwerken ook een efficiëntiemotief hebben (samenwerken, omdat het goedkoper is). Samenwerking met andere jeugdvoorzieningen is zowel belangrijk voor dagopvang als voor de buitenschoolse opvang. Bij dagopvang kan bijvoorbeeld worden gedacht aan activiteiten die bijdragen aan de bredere verspreiding van programma’s voor- en vroegschoolse educatie (vve) bij kindercentra.

Met de motie-Van Aartsen/Bos (Kamerstukken II 2004/05, 30 300, nr. 14), waarbij ouders met kinderen op de basisschool vanaf 1 januari 2007 een aanspraak krijgen op het (laten) organiseren van voor- en naschoolse opvang tussen 7:30 en 18:30 uur, zijn de schijnwerpers daarnaast gericht op samenwerkingsverbanden tussen kinderopvangvoorzieningen en basisscholen. Projecten die de ontwikkeling van deze samenwerking bevorderen, vallen eveneens onder de noemer van dit onderwerp. Gezien het belang van deze motie heeft het kabinet voor projecten die samenwerking bevorderen tussen kinderopvang en andere jeugdvoorzieningen – waaronder basisscholen – eenzelfde substantieel bedrag uitgetrokken als voor bevordering van kwaliteit. Ook voor projecten die vallen onder de noemer samenwerking geldt als voorwaarde, dat de behoefte aan het project en het draagvlak hiervoor binnen de kinderopvangsector moet zijn aangetoond. Draagvlak binnen de onderwijswereld is niet een vereiste van de Subsidieregeling kinderopvang, maar is in dit verband natuurlijk wel relevant. Projecten die slechts gericht zijn op het tot stand brengen van samenwerking tussen de eigen instelling en een naburige school vallen hier dus niet onder. Daarnaast is het belangrijk dat de methode van samenwerking zoals beoogt met het project kan worden overgedragen aan andere kinderopvangorganisaties die willen gaan samenwerken met bijvoorbeeld scholen.

Naast bovenstaande primaire aandachtsgebieden kan voor 2006 ook projectsubsidie worden toegekend aan:

Versterking van het ondernemerschap in de kinderopvangsector

De Wet kinderopvang is nog relatief nieuw. Kinderopvangondernemers moeten soms nog wennen aan het werken in een markt. Projecten die de ondernemers hierin ondersteunen kunnen onder deze noemer worden ingediend.

Stimulering en ontwikkeling van innovaties binnen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang

Verbreding en vernieuwing van het aanbod bij dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang zijn onderwerpen waaraan in dit verband kan worden gedacht.

Ontwikkeling en totstandbrenging van zelfreguleringinstrumenten

Binnen de kinderopvangsector bestaat reeds een aantal zelfreguleringinstrumenten. Deze behoeven, gezien de voortgaande ontwikkelingen van (de kwaliteit van) de kinderopvang, onderhoud. Daarnaast kan worden gedacht aan activiteiten die bijdragen aan een verdere ontwikkeling van zelfreguleringinstrumenten.

Verbetering van het bereik en de toegankelijkheid van kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang

Bij dit onderwerp kan worden gedacht aan projecten die de toegankelijkheid van het aanbod vergroten voor kinderen met een sociaal-medische indicatie (kinderen met een handicap, of een achterstand in de ontwikkeling).

Beoordelingsprocedure

De toewijzing van aanvragen zal plaatsvinden volgens het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’, waarbij alleen volledige aanvragen in behandeling worden genomen. De afhandeling van de aanvragen geschiedt door het Agentschap SZW. Bij indiening dient gebruik te zijn gemaakt van het aanvraagformulier. Dat formulier is te downloaden bij www.agentschapszw.nl. Tevens is het aanvraagformulier op aanvraag schriftelijk verkrijgbaar bij het Agentschap SZW. Uiterlijk 13 weken na het sluiten van het aanvraagtijdvak wordt op een aanvraag beslist. Wanneer het vastgestelde subsidieplafond van een beleidsvoornemen is bereikt, zullen (ingediende) projectaanvragen op die grond worden geweigerd.

Subsidie zal slechts worden verleend voor projecten met een tijdsduur van maximaal 18 maanden. De in artikel 4 vastgelegde maximaal beschikbare budgetten (generiek en per onderscheiden beleidsvoornemen) zijn te kwalificeren als een bovengrens. Welk bedrag een aanvrager uiteindelijk aan subsidie zal ontvangen, hangt met verschillende factoren samen. De bij de aanvraag gevoegde kostenraming is daarbij een eerste indicatie.

Tot slot is geregeld dat het maximum te subsidiëren bedrag per subsidieontvanger niet meer bedraagt dan € 300.000. Op deze wijze wordt voorkomen dat het beschikbare budget door slechts enkele aanvragers snel wordt uitgeput.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven