Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2006/5)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 20 januari 2006, nummer 2006/5, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/4.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.1.3

Visa

Het paspoort dient te zijn voorzien van een visum. Voor een overzicht van de verschillende soorten visa wordt verwezen naar A2/7.

Aan het bezit van een visum kan als zodanig geen onherroepelijk recht op binnenkomst worden ontleend. Zo dient bij binnenkomst de door de vreemdeling te verstrekken informatie aan de ambtenaar belast met grensbewaking ter ondersteuning van het verzoek om toegang, in overeenstemming te zijn met de reeds verstrekte informatie aan de diplomatieke post ter verkrijging van een visum.

Vrijstelling van een visum voor kort verblijf

Op de visumplicht bestaan uitzonderingen. De vreemdelingen die van de visumplicht zijn vrijgesteld zijn:

– onderdanen van landen opgesomd in bijlage 2 Voorschrift Vreemdelingen: zij behoeven voor kort verblijf en doorreis geen visum, echter in de regel behoeven zij voor lang verblijf wel een machtiging tot voorlopig verblijf;

– vreemdelingen die zijn vrijgesteld van het vereiste in het bezit te zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf;

– vreemdelingen die houder zijn van een geldige, door een Schengenland afgegeven verblijfstitel;

– houders van een reisdocument voor vluchtelingen die over een door een Schengenland afgegeven verblijfstitel beschikken;

– houders van een reisdocument voor vluchtelingen die rechtmatig verblijven in een van de landen als bedoeld in bijlage 3 Voorschrift Vreemdelingen. Dit geldt niet voor binnenkomst in Frankrijk en Griekenland;

– houders van een reisdocument voor staatlozen die tevens beschikken over een door een Schengenland afgegeven verblijfstitel; dit geldt niet voor binnenkomst in Portugal;

– houders van Crew Member Certificates, mits zij voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in A4/6.12.

In artikel 2.4 t/m 2.8 Vreemdelingenbesluit wordt voorts een regeling gegeven met betrekking tot passagiers van vliegtuigen, transitpassagiers, passagiers van cruiseschepen en bemanningen van zeeschepen.

Voorts bestaat onder bijzondere omstandigheden de mogelijkheid dat visumfaciliteiten worden verleend aan de grens, indien een geldig doorreis- of reisvisum ontbreekt (zie A2/7.9), of dat bijzondere doorlaatbewijzen worden verleend, indien het vereiste paspoort of een ander document voor grensoverschrijding ontbreekt (zie A2/4.1.4).

B

Paragraaf A2/5.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.1.2

Procedure toegangsverlening voor kort verblijf onder voorwaarden

Doorlating onder voorwaarden/sticker

Omtrent het stellen van zekerheid, het eventuele ondertekenen van de bewustverklaring ‘kort verblijf’ en het opleggen van de meldingsplicht worden aantekeningen gesteld in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling (artikel 4.24, eerste lid, Vreemdelingenbesluit).

Aan de korpschef van de politieregio, waarin de gemeente waar de vreemdeling zal verblijven is gelegen, wordt van de toegang onder voorwaarden kennis gegeven door gebruik van een formulier (model M20). Een eventuele garantverklaring of bewustverklaring wordt met deze kennisgeving meegezonden. De aantekeningen worden gesteld door middel van het aanbrengen van de sticker ‘Doorlating onder voorwaarden’. De sticker dient in het paspoort te worden aangebracht. De inreisstempel wordt half op en half onder het laminaat geplaatst.

Voor de procedure van ontvangst, beheer en restitutie van retourpassagebiljetten en garantiesommen wordt verwezen naar hetgeen is bepaald in A2/9.5.2.2.

C

Paragraaf A2/5.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.2.3

Beslissing vragen aan de IND

Voorafgaand aan de toegangsweigering dient in de volgende gevallen de beslissing aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te worden voorgelegd:

a. de persoon die zich erop beroept Nederlander te zijn en/of daarmee te worden gelijkgesteld;

b. de vreemdeling die zich op een bijzondere status beroept (zie A2/6.2.1);

c. de vreemdeling die onderdaan is van de EU/EER of van de Zwitserse Bondsstaat, tenzij hij op heterdaad wordt aangehouden op verdenking van het plegen van een misdrijf in de zin van de Opiumwet;

d. de vreemdeling die zich erop beroept dat hem lang verblijf in Nederland is toegestaan;

e. de vreemdeling die in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf;

f. buitenlandse pleegkinderen;

g. indien het weigeren van toegang leidt tot het schaden van een wezenlijk humanitair belang; en

h. wanneer een wezenlijk Nederlands belang (bijvoorbeeld het bijzonder urgente reisdoel van de vreemdeling) zich tegen weigering van toegang verzet.

In alle overige gevallen kan advies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) worden gevraagd als er twijfel bestaat over de vraag of toegang moet worden verleend.

De beslissing tot weigering van de toegang aan een visumplichtige vreemdeling leidt niet automatisch tot het annuleren van het visum. De beslissing tot weigering van toegang dient derhalve onderscheiden te worden van de eventuele beslissing tot het annuleren van een visum. Voor het annuleren van een visum dient vooraf toestemming te worden gevraagd aan de Visadienst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (zie A2/7.9.6.5.).

D

Paragraaf A2/5.2.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.2.5

Aantekening omtrent het weigeren van toegang

De ambtenaar belast met de grensbewaking is bevoegd het reisdocument tijdelijk in bewaring te nemen (artikel 4.23 Vreemdelingenbesluit) en daarin aantekeningen te maken (artikel 4.24 en 4.25 Vreemdelingenbesluit).

In het document voor grensoverschrijding van een vreemdeling dient een aantekening omtrent weigering van toegang te worden gesteld in de vorm van een weigeringsstempel.

Een weigeringsstempel is een inreisstempel dat met een kruis in zwarte onuitwisbare inkt is doorgehaald.

Voor de wijze waarop bij weigering tevens een geldig visum of een machtiging tot voorlopig verblijf dient te worden geannuleerd, zie A2/7.9.6.5.

Aangezien de aantekening omtrent weigering van toegang voor de vreemdeling moeilijkheden kan opleveren (bijvoorbeeld bij inreis in andere landen), kan op verzoek van de vreemdeling de weigeringsstempel achterwege blijven. In deze gevallen wordt de weigering op een afzonderlijk blad onder vermelding van de naam en het paspoortnummer schriftelijk vastgelegd.

Bij een weigeringsstempel kan de weigeringsgrond worden vermeld, doch uitsluitend door aanhaling van het artikel(lid) waarop de weigering is gebaseerd.

Het aanbrengen van een weigeringsstempel is eveneens van toepassing op EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen.

E

Paragraaf A2/6.3.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.3.3.2

Familie EU/EER/Zwitserse onderdanen zonder nationaliteit lidstaten

Familieleden van een EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan die niet de nationaliteit van een der lidstaten bezitten, dienen eventueel naast een geldig paspoort in het bezit te zijn van een geldig visum of een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. Aan deze familieleden wordt de toegang niet geweigerd op de enkele grond dat het vereiste visum of de vereiste machtiging tot voorlopig verblijf ontbreekt. Voor het verlenen van visumfaciliteiten aan de grens, zie A2/7.9.

Het circulatierecht (zie A2/9.2.2) geldt voor de volgende familieleden van EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen:

a. de echtgenoot en familieleden in neergaande lijn beneden de leeftijd van 21 jaar of die door de betrokkene worden onderhouden;

b. de familieleden in opgaande lijn die door de betrokkene en diens echtgenoot worden onderhouden.

F

Paragraaf A2/6.6.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.6.3

Gedragslijn bij ontbreken van een geldig reisdocument

Aan personen die beweren staatloos te zijn en die niet in het bezit zijn van een paspoort voor vreemdelingen wordt de toegang geweigerd. Houders van vreemdelingenpaspoorten die niet beschikken over de vereiste visa wordt in beginsel eveneens de toegang geweigerd.

In bijzondere gevallen en onder bepaalde voorwaarden kunnen echter aan de grens visumfaciliteiten worden verleend (zie A2/7.9). Verlening van visumfaciliteiten aan de grens aan een houder van een vreemdelingenpaspoort kan alleen na machtiging van de Visadienst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Houders van vreemdelingenpaspoorten van wie blijkt of ten aanzien van wie het vermoeden rijst dat zij lang verblijf beogen en die niet beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, wordt de toegang geweigerd.

G

Paragraaf A2/6.8.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.8.2.1

Minderjarigen die reizen onder begeleiding

Minderjarigen worden op dezelfde wijze gecontroleerd als volwassenen, ook wanneer zij vergezeld zijn van personen die het ouderlijk gezag over hen uitoefenen.

Kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar kunnen, in afwijking van het vereiste dat zelfstandig moet worden beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, Nederland binnenkomen, wanneer zij reizen in gezelschap van een persoon wiens document voor grensoverschrijding mede voor hen geldig is, onder de volgende voorwaarden:

a. zij reizen in gezelschap van een ouder, grootouder of voogd (Belgische, Luxemburgse en Franse kinderen mogen echter voor een kort verblijf ook binnenkomen in gezelschap van een andere persoon);

b. zij bezitten dezelfde nationaliteit als hun begeleider; en

c. zij staan bijgeschreven in het document voor grensoverschrijding van hun begeleider dat (voor zover vereist) voorzien is van een geldig visum of een geldige machtiging tot voorlopig verblijf.

Indien het visum of de machtiging tot voorlopig verblijf, blijkens een daarin gestelde aantekening, niet geldig is voor de in het document voor grensoverschrijding bijgeschreven kinderen moet contact worden opgenomen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (zie A6).

Zie voor Britse kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar die reizen in het gezelschap van een ouder, grootouder of voogd die houder is van een geldig ‘British visitors passport’ bijlage 3, onder B, sub 3, Voorschrift Vreemdelingen (zie A2/4.1.5.5).

Degene onder wiens begeleiding minderjarige kinderen reizen, is verplicht om op verzoek het mede voor hen geldige document voor grensoverschrijding aan een grensbewakingsambtenaar te tonen en te overhandigen (artikel 4.5, eerste lid, onder a, Vreemdelingenbesluit). De zelfstandige identificatieplicht van artikel 50 Vreemdelingenwet jº artikel 4.21 Vreemdelingenbesluit geldt voor deze kinderen niet.

Voor scholieren uit derde landen (niet EU-landen) die legaal in een van de lidstaten van de Europese Unie verblijven geldt een speciale regeling (zie A2/6.9.1.2).

H

Paragraaf A2/6.10.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.10.3

Zieke zeelieden

Aan visumplichtige zeelieden die na aankomst in Nederland onmiddellijk in een ziekenhuis moeten worden opgenomen en niet in het bezit zijn van het vereiste visum, kan door het hoofd van de doorlaatpost, ongeacht hun nationaliteit, zonder voorafgaande machtiging, een visum dan wel een visumverklaring indien niet wordt beschikt over een document van grensoverschrijding, voor ten hoogste vijftien dagen worden verstrekt (zie A2/7.9), waarvan de geldigheid is beperkt tot Nederland.

Niet-visumplichtige zieke zeelieden, die niet in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding, kunnen zonder voorafgaande machtiging in het bezit worden gesteld van een bijzonder doorlaatbewijs, mits hun identiteit op enigerlei wijze kan worden aangetoond.

In alle gevallen waarin een zieke zeeman op de hiervoor bedoelde wijze tot Nederland wordt toegelaten, dient de korpschef van de politieregio waaronder de gemeente ressorteert waarin het ziekenhuis staat, schriftelijk te worden geïnformeerd. Indien de zieke zeeman lijdt aan een ziekte die een gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren, onder meer zoals opgenomen in de bijlage als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit, is hetgeen bepaald in A2/4.2 en A2/5.2.1 van toepassing.

I

Paragraaf A2/6.10.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.10.4

Werkzoekende zeelieden

Zeelieden die werk willen zoeken aan boord van een in één van de Schengenhavens liggend schip, zonder dat uit een verklaring van de rederij/scheepsagent de mogelijkheid van aan- of overmonstering blijkt, moeten aan alle voorwaarden voor toegang voldoen.

Voor wat betreft het vereiste van een geldig grensoverschrijdingsdocument geldt dat voor werkzoekende zeelieden het zeemansboekje niet in de plaats van het paspoort kan treden.

Indien in het geldig document van grensoverschrijding het benodigde visum ontbreekt, kan aan werkzoekende zeelieden aan de grens een reisvisum met een geldigheid van maximaal vijftien dagen worden afgegeven, mits aan alle overige voorwaarden voor toegang wordt voldaan. Indien nodig kan na ommekomst van de vijftien dagentermijn een wijziging of verlenging van de geldigheidsduur van het reisvisum bij de Visadienst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of – voor zover het de in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden betreft – bij de Dienst Zeehavenpolitie worden gevraagd (zie A2/7.6).

Deze werkzoekende zeelieden moeten bovendien met een zeemansboekje (-⁠paspoort) of andere bewijsmiddelen kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk het beroep van zeeman uitoefenen.

J

Paragraaf A2/7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1

Het visumvereiste

Vreemdelingen die visumplichtig zijn en zich naar Nederland willen begeven voor een verblijf van ten hoogste drie maanden moeten in beginsel in het bezit zijn van een paspoort. Het paspoort dient te zijn voorzien van:

– hetzij een geldig doorreisvisum indien doorreis door het Schengen-gebied of Nederland wordt beoogd, met een oponthoud van ten hoogste vijf dagen;

– hetzij een geldig reisvisum, indien kort verblijf in het Schengen-gebied of in Nederland wordt beoogd.

De strekking van het visum is om de vreemdeling reeds voor zijn komst naar Nederland aan een onderzoek te onderwerpen naar reisdoel, reispapieren, antecedenten en bestaansmiddelen.

Bij artikel 10 van de Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen is een eenvormig visum vastgesteld dat geldig is voor het gehele Schengen-grondgebied. De Schengen-staten geven het Schengen-visum in beginsel af in de vorm van een sticker.

Vrijstelling van een visum voor kort verblijf

Op de visumplicht bestaan uitzonderingen, meestal krachtens een overeenkomst tot afschaffing van de visumplicht van de Benelux- of Schengenlandenmet derde landen. Vrijgesteld zijn:

– onderdanen van landen opgesomd in bijlage 2 Voorschrift Vreemdelingen (zij behoeven voor kort verblijf en doorreis geen visum, echter in de regel voor lang verblijf wel een machtiging tot voorlopig verblijf);

– vreemdelingen die zijn vrijgesteld van het vereiste in het bezit te zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf;

– vreemdelingen die houder zijn van een geldige, door een Schengen-land afgegeven verblijfstitel;

– houders van een reisdocument voor vluchtelingen die over een door een Schengenland afgegeven verblijfstitel beschikken;

– houders van een reisdocument voor vluchtelingen die rechtmatig verblijven in een van de landen als bedoeld in bijlage 3, onder F, sub 1, Voorschrift Vreemdelingen; dit geldt niet voor binnenkomst in Frankrijk en Griekenland;

– houders van een reisdocument voor staatlozen die tevens beschikken over een door een Schengenland afgegeven verblijfstitel; dit geldt niet voor binnenkomst in Portugal;

– houders van Crew Member Certificates, mits zij voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in A2/6.12.2.

In artikel 2.4 t/m 2.7 Vreemdelingenbesluit wordt voorts een regeling gegeven met betrekking tot passagiers van vliegtuigen, transitpassagiers, passagiers van cruiseschepen en bemanningen van zeeschepen.

In de regel wordt het visum in het paspoort gesteld. In bepaalde gevallen worden het transit-, reis- en doorreisvisum niet in het paspoort, maar op een afzonderlijk vel papier gesteld: een visumverklaring. Aan een visumverklaring wordt dezelfde betekenis toegekend als aan een visum, met dien verstande, dat de houder van de verklaring te zijner identificatie steeds in het bezit moet zijn van het daarin aangegeven document.

Onder bijzondere omstandigheden bestaat de mogelijkheid dat visumfaciliteiten worden verleend aan de grens, indien een geldig doorreis- of reisvisum ontbreekt (zie A2/7.9), of dat bijzondere doorlaatbewijzen worden verleend, indien het vereiste paspoort of een ander document voor grensoverschrijding ontbreekt (zie A2/4.1.4).

Zie voor modellen van visa (visumverklaringen), afgegeven in het buitenland of aan de grens, model M2-A, M2-B en M2-D.

De duur waarvoor het visum wordt afgegeven is bepalend voor de duur waarvoor verblijf in de vrije termijn is toegestaan (artikel 3.3 Vreemdelingenbesluit, zie A2/9.8). Voor dit verblijf moet tevens zijn voldaan aan de overige in artikel 12 Vreemdelingenwet gestelde voorwaarden (zie A2/9.4). Vreemdelingen aan wie verblijf in de vrije termijn is toegestaan en die naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, zijn verplicht zich binnen drie werkdagen in persoon te melden bij de korpschef van de gemeente waar zij verblijven. Niet nakoming van een verplichting tot aanmelding is een strafbaar feit (artikel 108, eerste lid, Vreemdelingenwet).

K

Paragraaf A2/7.2.6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2.6.2

Vreemdelingen in procedure

Een vreemdeling aan wie het is toegestaan om in Nederland een (definitieve) beslissing op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel dan wel regulier af te wachten, heeft, indien hij na uitreis uit Nederland aanspraak wil maken op wedertoegang tot Nederland, hiervoor een terugkeervisum nodig.

Indien de vreemdeling niet visumplichtig is voor Nederland geldt deze eis niet.

Ten aanzien van de vreemdeling die in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier (eerste aanleg, bezwaar of beroep) geldt het volgende. Indien de vreemdeling is ingereisd zonder te beschikken over de vereiste machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) welke overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd, en evenmin besloten is dat er sprake is van een gerechtvaardigd beroep op de hardheidsclausule of vrijstelling van het mvv-vereiste, wordt aan hem geen terugkeervisum verleend.

De vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vreemdelingenwet, én met de vereiste mvv is ingereisd, welke overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd, komt in aanmerking voor een terugkeervisum, indien:

1. er sprake is van een dringende reden die geen uitstel van vertrek gedoogt;

2. de vreemdeling zich gedurende zijn verblijf in Nederland heeft gehouden aan de maatregelen van toezicht in het kader van de vreemdelingenwetgeving;

3. de vreemdeling, om de reden voor vertrek uit en terugkeer naar Nederland aannemelijk te maken, alle daarvoor noodzakelijke gegevens heeft verstrekt en bescheiden heeft overgelegd aan de verzoekende instantie;

4. de vreemdeling zelfstandig beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;

5. het Openbaar Ministerie geen bezwaar heeft tegen vertrek uit Nederland in verband met vervolging wegens strafbare feiten of tenuitvoerlegging van een vonnis;

6. de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, een bezwaarschrift, een beroep op de Rechtbank of een hoger beroep op de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State niet binnen de geldigheidsduur van het terugkeervisum wordt verwacht.

In de volgende gevallen is er sprake van dringende redenen die geen uitstel van vertrek gedogen:

– ernstige ziekte of overlijden van een nabije bloedverwant (in de eerste en tweede graad);

– het bijwonen van een huwelijk van een nabije bloedverwant (in de eerste en tweede graad);

– onder voogdij gestelde minderjarigen die met het pleeggezin op vakantie naar het buitenland gaan;

– deelname aan een in het kader van de opleiding of studie van belang zijnde excursie of werkweek in het buitenland; of

– deel uitmaken van een sportteam dat Nederland in den vreemde zal vertegenwoordigen.

Daarnaast kunnen vreemdelingen die voor zakelijke doeleinden wensen te reizen in aanmerking komen voor een terugkeervisum, ongeacht het feit of er sprake is van dringende redenen die geen uitstel van vertrek gedogen.

Deze categorie vreemdelingen dient wel te voldoen aan de voorwaarden 2 tot en met 6 zoals hierboven opgesomd. Bovendien moeten zij kunnen aantonen dat zij een aanvraag tot het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning hebben ingediend en hiervoor leges hebben betaald.

Het terugkeervisum wordt voor een vreemdeling die rechtmatig verblijf houdt op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vreemdelingenwet alleen kort voor het vertrek van de vreemdeling afgegeven. Het terugkeervisum wordt afgegeven met een geldigheidsduur voor het beoogde doel, maar voor ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur van een terugkeervisum kan na uitreis niet worden gewijzigd of verlengd. De geldigheidsduur van het noodzakelijke document voor grensoverschrijding dient ten minste één maand langer te zijn dan de termijn waarbinnen de vreemdeling op grond van zijn terugkeervisum kan terugkeren.

Het terugkeervisum is in deze gevallen slechts geldig voor één reis, tenzij het gaat om vreemdelingen die voor zakelijke doeleinden wensen te reizen. Deze categorie vreemdelingen kan een terugkeervisum voor meerdere reizen krijgen.

Terugkeervisa ten behoeve van asielzoekers

Een terugkeervisum kan worden verleend aan een vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel (als bedoeld in de artikelen 28 en 33 Vreemdelingenwet) heeft gedaan en rechtmatig verblijf houdt op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vreemdelingenwet. Echter, deze vreemdelingen komen niet in aanmerking voor een terugkeervisum wanneer het de terugkeer vanuit het land van herkomst betreft.

L

Paragraaf A2/7.6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.6.2

Reisvisum voor één reis

Geldig maken voor meer reizen

Indien een reisvisum voor meer reizen geldig gemaakt wordt, wordt in het reisdocument van de vreemdeling een Schengen-visumsticker aangebracht overeenkomstig model M2-A. Indien de vreemdeling houder is van een visum-verklaring wordt de visumsticker op een afzonderlijk vel papier aangebracht.

N.B. Voor invulling zie de ‘Handleiding voor afgifte en invulling van de Schengen-visumsticker bij verlenging’.

Verlenging van geldigheidsduur

De Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) kan de geldigheidsduur verlengen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

• De vreemdeling voldoet aan de in artikel 12, eerste lid, Vreemdelingenwet genoemde voorwaarden;

• De vreemdeling kan aantonen dat hij er om bijzondere redenen belang bij heeft langer in het Schengen-gebied te verblijven dan de duur waarvoor het oorspronkelijke visum geldig was. Zulke bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in onvoorziene wijziging in de omstandigheden sinds de binnenkomst. Een aanvraag tot visumverlenging moet voldoende gemotiveerd zijn en in het bijzonder gebaseerd zijn op overmacht, humanitaire, ernstige beroepsmatige of persoonlijke redenen. Het gevolg van een verlenging mag in ieder geval niet zijn dat het visum voor een oneigenlijk doel wordt gebruikt;

• De duur van de visumverlenging en de duur waarvoor het oorspronkelijke visum verblijf toestond, mogen samen niet meer dan drie maanden bedragen. Binnen Schengen is een verdergaande verlenging van het eenvormige visum niet mogelijk;

• Toelating van de vreemdeling in een ander land moet zijn gewaarborgd;

• Er moet een reisbiljet voorhanden zijn dat geldig is voor de reis naar een land waar toelating van de vreemdeling is gewaarborgd; dit reisbiljet kan zo nodig tot aan het vertrek van de vreemdeling worden ingehouden, en

• Tussen de datum tot welke het visum verlengd wordt en de uiterste datum waarop toelating van de vreemdeling in een ander land is gewaarborgd moet een termijn van ten minste drie maanden liggen. Bij de bepaling van deze termijn moet niet alleen gelet worden op de geldigheidsduur van het paspoort, maar ook op de in dat reisdocument eventueel gestelde visa voor terugkeer naar het land van herkomst of doorreis door derde landen.

In geval van een nationale verlenging van de geldigheidsduur van het visum, waarbij de geldigheid van het visum wordt beperkt tot de Benelux, kan de geldigheidsduur van een visum, indien zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, nog eens worden verlengd met maximaal 90 dagen. De duur van het eerste oorspronkelijke visum (inclusief de eventuele eerdere verlenging voor het gehele Schengen-gebied) en de nationale verlenging mogen samen niet meer dan zes maanden bedragen. Deze zeer bijzondere omstandigheden moeten in ieder geval gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen.

In geval van visumverlenging wordt in het reisdocument van de vreemdeling een Schengen-visumsticker aangebracht overeenkomstig model M2-A. Indien de vreemdeling houder is van een visumverklaring wordt de sticker op een afzonderlijk vel papier aangebracht.

N.B. Voor invulling zie de ‘Handleiding voor afgifte en invulling van de Schengen-visumsticker bij verlenging’.

Bijzondere categorieën

Houders van een legitimatiebewijs afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken: de geldigheidsduur van het visum van deze personen hoeft niet te worden verlengd.

Houders van een diplomatiek paspoort die niet in het bezit zijn van een door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs:

verlenging van de geldigheidsduur van het visum geschiedt door de directie Kabinet en Protocol van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

M

Paragraaf A2/7.9.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.9.1

Algemeen

Een visum wordt normaliter door de diplomatieke en consulaire posten afgegeven. Visumplichtige vreemdelingen die bij binnenkomst in het Schengen-gebied niet beschikken over het vereiste visum kunnen in uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden alsnog in het bezit daarvan worden gesteld.

Voor het aanbrengen van wijzigingen in visa aan de grens zie A2/7.9.6.

N

Paragraaf A2/7.9.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.9.2

Soorten visa

Aan de grens kunnen (in individuele of collectieve vorm) onder bepaalde voorwaarden (zie A2/7.9.4) worden afgegeven:

– eenvormige visa, zonder territoriaal beperkte geldigheid;

– visa met territoriaal beperkte geldigheid;

– doorreisvisa voor transiterende zeelieden (zie A2/6.10.2).

O

Paragraaf A2/7.9.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.9.4

Voorwaarden

Indien een vreemdeling wegens tijdgebrek en om dringende redenen geen gelegenheid heeft gehad een visum aan te vragen, kan in uitzonderingsgevallen een reisvisum of doorreisvisum aan de grens worden afgegeven. Om voor verlening van visumfaciliteiten aan de grens in aanmerking te kunnen komen moet in ieder geval:

a. de vreemdeling in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding;

b. er geen aanleiding bestaan de vreemdeling de toegang om andere redenen genoemd in artikel 3, eerste lid, Vreemdelingenwet te weigeren en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling zich niet zal houden aan de in artikel 12 Vreemdelingenwet gestelde voorwaarden voor kort verblijf in Nederland;

c. de vreemdeling onder overlegging van een bewijsstuk het bestaan van een niet te voorziene en dwingende reden kunnen aantonen;

d. de vreemdeling kunnen aantonen dat toelating in een ander land voldoende is gewaarborgd (zie A2/7.9.5).

Tot afgifte van een territoriaal beperkt visum aan de grens kan worden overgegaan wanneer er bovendien sprake is van:

• een nationaal belang;

• redenen van humanitaire aard;

• internationale verplichtingen.

Het aan de grens af te geven visum (eenvormig dan wel territoriaal beperkt) mag niet voor meer dan één binnenkomst geldig zijn. In geval van een visum voor kort verblijf mag de geldigheid niet meer dan 15 dagen bedragen. Het doorreisvisum (enkel af te geven voor een reis door het Schengen-gebied naar een derde land) kent een geldigheidsduur van ten hoogste 5 dagen.

Indien het vreemdelingen betreft die behoren tot de categorieën personen waarbij raadpleging noodzakelijk is, kan bij wijze van uitzondering een territoriaal (in eerste instantie tot de Benelux, eventueel tot Nederland) beperkt reisvisum worden afgegeven. Een dergelijk visum mag alleen worden afgegeven op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen. De afgifte dient onverwijld te worden gemeld (zie A2/7.9.7).

Voorts dient welwillend tot visumafgifte te worden overgegaan indien het betreft:

• familieleden van EU/EER-onderdanen of Zwitserse onderdaan;

• minderjarigen die Nederland wensen binnen te komen met het doel door te reizen naar een ander Schengenland, dat hen op grond van hun leeftijd niet aan de visumplicht onderwerpt. Hierbij dient te worden bezien of betrokkenen geen gezinshereniging beogen of hier willen verblijven om arbeid in loondienst te verrichten.

P

Paragraaf A2/7.9.10.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.9.10.1

Algemeen

Op grond van de Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 12 december 2003, nr. DJZ/BR-1003/2003 tot vaststelling van de tarieven voor consulaire dienstverlening worden bedragen geheven voor de behandeling van een aanvraag om:

• afgifte van een reis- en doorreisvisa;

• wijziging van reis- en doorreisvisa (telkens resulterend in annulering en nieuwe afgifte, zie A2/7.9.6.3).

Q

Paragraaf A2/7.9.10.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.9.10.3

Wijziging

Alhoewel wijziging in feite afgifte betekent (zie A2/7.9.6.3), dienen de volgende leges te worden geheven voor de wijziging van:

• een doorreisvisum in een reisvisum voor één reis met een geldigheidsduur van ten hoogste vijftien dagen: € 25;

• een doorreisvisum in een reisvisum, gesteld in een collectief paspoort of op een collectieve lijst: € 30 plus € 1 per persoon, met een minimum van € 40.

R

Paragraaf A2/9.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.2.1

Algemeen

Vreemdelingen dienen te beschikken over een document ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie (artikel 50, eerste lid, Vreemdelingenwet).

Voor vreemdelingen die hier te lande in de vrije termijn verblijven, is dit identiteitspapier het document voor grensoverschrijding dat vereist is voor het hebben van toegang tot Nederland (artikel 4.21, eerste lid, onder d, Vreemdelingenbesluit).

Welk document voor grensoverschrijding vereist is, hangt af van het doel en de duur van het verblijf dat in het Schengen-gebied of Nederland beoogd wordt, namelijk voor:

• doorreis door Schengen-gebied of Nederland, eventueel met een oponthoud van ten hoogste vijf dagen: een geldig paspoort voorzien van een geldig transitvisum of afzonderlijke visumverklaring (zie A2/7.5);

• verblijf in Schengen-gebied of Nederland van maximaal drie maanden: een geldig paspoort voorzien van een geldig reisvisum of afzonderlijke visumverklaring (zie A2/7.5);

• verblijf in Nederland van langer dan drie maanden: een geldig paspoort voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf of afzonderlijke mvv-verklaring.

Indien het vermoeden bestaat dat het document voor grensoverschrijding, het (de) visum(-⁠verklaring) of de mvv(-⁠verklaring) vals of vervalst is, verdient het aanbeveling telefonisch contact op te nemen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

S

Paragraaf C1/4.4.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.4.2.3

Nadere uitwerking van de voorwaarden

De hieronder gegeven opsomming is niet cumulatief:

– Het overlijden van vorenbedoelde personen dient aannemelijk te zijn en zo mogelijk onderbouwd (bijvoorbeeld met een overlijdensakte of andere documenten die dit overlijden aannemelijk maken).

– De detentie en/of marteling van de betrokkene moeten aannemelijk worden gemaakt. Onder ernstige mishandeling wordt verstaan het opzettelijk toebrengen van pijn en leed dat zwaar lichamelijk of geestelijk letsel tot gevolg heeft. De definitie van marteling is opgenomen in artikel 1 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 1985, 69).

– De betrokken asielzoeker moet aannemelijk maken dat hij of zij getuige is geweest van de gestelde gebeurtenis, bij de onder het vijfde en zesde gedachtestreepje in C1/4.4.2.2 genoemde gevallen. Getuige zijn van wil zeggen dat het moet gaan om het lijfelijk aanwezig zijn en zo mogelijk aanschouwen van de gebeurtenis. Een blinde of geblinddoekte asielzoeker kan de gebeurtenis niet met eigen ogen zien, maar wel door een andere zintuiglijke waarneming daarvan kennis nemen. De betrokkene zal dan aannemelijk moeten maken dat hij op deze wijze kennis heeft kunnen nemen van de gebeurtenis. Het enkele feit dat deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden zonder aanwezigheid van betrokkene valt hier dus niet onder;

– Uit de verklaringen van de betrokkene moet zoveel mogelijk blijken dan wel aannemelijk zijn dat van hem of haar in redelijkheid niet kan worden verwacht terug te keren naar het land van herkomst. Het gestelde trauma behoeft niet te worden bewezen door middel van medisch onderzoek. Het enkele feit dat op grond van een medische verklaring een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is vastgesteld, is niet voldoende voor de verlening van een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid.

– De beoordeling van het asielrelaas geschiedt op de gebruikelijke wijze ten aanzien van de geloofwaardigheid en aannemelijkheid daarvan. De verklaringen van betrokkene worden dan ook getoetst aan het gehele asielrelaas en aan de informatie die bekend is over de situatie en de gangbare praktijken in het land van herkomst. Daarbij geldt dat naarmate de gebeurtenis later in de procedure (in het beroepschrift, ter zitting of in hoger beroep) is aangedragen, de aannemelijkheid daarvan eerder in het geding is. De betrokken asielzoeker zal opheldering moeten verschaffen over de vraag waarom deze – ingrijpende – gebeurtenis niet eerder is aangevoerd. Evenwel dient ten aanzien van de vraag of het asielrelaas consistent is, rekening te worden gehouden met de geestelijke gesteldheid van de betrokkene in het licht van het traumatabeleid. Een gedetailleerd asielrelaas omtrent de gebeurtenissen die traumatiserend zijn geweest, kan, hoewel het asielrelaas niet volledig consistent is, wel geloofwaardig zijn in het licht van het algehele asielrelaas en hetgeen over het algemeen bekend is over de situatie in het land van herkomst.

– De handelingen moeten zijn verricht van overheidswege, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden. Als de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden door toedoen van de centrale overheid is in het kader van het traumatabeleid geen plaats voor tegenwerpen van een binnenlands vestigingsalternatief. Dit alternatief wordt wel tegengeworpen als de omvang van het land groot is, de feitelijke (regionale) machthebbers of politieke of militante groeperingen de gebeurtenissen hebben veroorzaakt en in andere delen van het land geen macht uitoefenen en de centrale overheid bescherming kan en wil bieden.

– Aan het beoordelen van een asielaanvraag in het kader van het traumatabeleid wordt in elk geval niet toegekomen als er sprake is van een derdelandenexceptie en/of een contra-indicatie, zoals bedoeld in C1/4.4.3. Dat wil niet zeggen dat in alle overige gevallen de asielzoeker, die als gevolg van een traumatische gebeurtenis zijn land van herkomst binnen zes maanden heeft verlaten en die – voorafgaand aan zijn komst naar Nederland – in een derde land heeft verbleven, zonder meer in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit verblijf in een derde land wordt in dat geval op de volgende wijze bij de beoordeling van de asielaanvraag betrokken.

– Als de asielzoeker het derde land pas later dan zes maanden na zijn inreis aldaar heeft verlaten, wordt op dezelfde wijze als bij een vertrek uit het land van herkomst verondersteld dat de asielzoeker zich in het derde land heeft weten te handhaven en er geen reden was om dat land te verlaten. Bij een vertrek later dan zes maanden na de inreis in het derde land dient de asielzoeker aannemelijk te maken dat hij zich aldaar niet kon handhaven. Wedertoelating tot het derde land speelt geen rol bij de beoordeling: als terugkeer naar dat derde land niet mogelijk is dan zal terugkeer naar het land van herkomst moeten plaatsvinden. Dit is immers ook het geval indien de vreemdeling later dan zes maanden na de traumatische gebeurtenis het land van herkomst heeft verlaten. In geen van beide gevallen is er sprake van refoulement, aangezien de vreemdeling niet valt onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Den Haag, 20 januari 2006.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting bij Wijziging 2006/5

Algemeen

Aangezien een groot aantal verwijzingen in het A2-deel van de Vreemdelingencirculaire onjuist zijn, zijn door middel van A tot en met H, J en M tot en met R redactionele wijzigingen doorgevoerd om deze onjuistheden te herstellen.

Artikelsgewijs

I

A2/6.10.4 Werkzoekende zeelieden

Op 1 december 2003 zijn de taken van de vreemdelingendiensten op het gebied van visa naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) overgaan. Het betreft hier onder meer het verlengen en wijzigen van visa. Ingevolge deze taakoverdracht is het hoofdstuk A2 van de Vreemdelingencirculaire in 2004 gewijzigd. Hierbij is echter per abuis onderhavige paragraaf niet meegenomen. Bij dit WBV wordt ‘de korpschef’ alsnog gewijzigd in de ‘Visadienst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)’. Bovendien is toegevoegd dat voor zover het de in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden betreft, zij voor een wijziging of verlening van hun visum terecht kunnen bij de Dienst Zeehavenpolitie.

K

A2/7.2.6.2 Vreemdelingen in procedure

Per abuis is middels WBV 2005/20 in de Vreemdelingencirculaire opgenomen dat een niet visumplichtige vreemdeling die gedurende de beslissing op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel dan wel regulier rechtmatig in Nederland verblijft en wil reizen in het bezit moet zijn van een terugkeervisum.

Middels dit WBV wordt deze fout hersteld. Het staat de niet visumplichtige vreemdeling overigens vrij om, indien hij dit noodzakelijk acht, een terugkeervisum aan te vragen. Hij behoeft hiervoor geen dringende reden aan te geven. Een niet-visumplichtige vreemdeling dient leges te betalen voor het terugkeervisum.

L

A2/7.6.2 Reisvisum voor één reis

Op 20 augustus 2004 is het Vreemdelingenbesluit 2000 gewijzigd in verband met de afschaffing van de zogeheten 72-uursregeling. Zo zijn het vijfde en zesde lid van artikel 2.4 komen te vervallen. Artikel 2.6 en 2.7 van het Vreemdelingenbesluit zijn eveneens komen te vervallen.

Gelet hierop is de Vreemdelingencirculaire middels WBV 2004/66 aangepast.

Per abuis is hierin niet paragraaf A2/7.6.2 meegenomen. Deze wijziging voorziet hier alsnog in.

De tekst betreffende de nationale verlenging van het visum is verduidelijkt.

De alinea waarin het visumloket werd opgeroepen verlengingsaanvragen van houders van een dienstpaspoort, die niet in het bezit zijn van een door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs, met de grootste spoed te behandelen, is verwijderd. Dit betreft een interne instructie die niet in de Vreemdelingencirculaire thuis hoort.

S

C1/4.4.2.3 Nadere uitwerking van de voorwaarden

Gebleken is dat de passage over ernstige mishandeling onjuist kan worden opgevat. Gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient het niet alleen te gaan om het opzettelijk toebrengen van pijn en leed, zoals uit de letterlijke tekst zou kunnen worden opgemaakt, maar om zware letsels.

Dat is ook bij het opstellen van de beleidsregel altijd de bedoeling geweest. De formulering is daarom aangepast.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze,

de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven