Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer

Regeling van 26 september 2006, nr. DJZ2006307876, houdende regels voor de uitvoeringskwaliteit in het bodembeheer

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 11.2, zesde lid, van de Wet milieubeheer, de artikelen 1, onderdeel d, 2, tweede en vierde lid, 3, 4, vierde lid, 5, tweede lid, 8, tweede lid, 10, eerste en tweede lid, 12, 13 en 18 van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer alsmede de artikelen 1, eerste lid, onderdeel t, 5, tweede lid, 9, eerste, vierde en elfde lid, en 22, eerste en vierde lid, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanleg van bodembeschermende voorzieningen: aanleg van bodembeschermende voorzieningen, zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 1 in bijlage 1 zijn aangewezen;

b. afgeven van kwaliteitsverklaringen: afgeven van kwaliteitsverklaringen voor bouwstoffen op grond van een door de Harmonisatie Commissie Bouw aanvaarde BRL die bij categorie 2 in bijlage 1 is aangewezen;

c. analyse van bouwstoffen: analytische werkzaamheden van bouwstoffen die verricht worden door een laboratorium zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 3 in bijlage 1 zijn aangewezen;

d. analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek: analytische werkzaamheden die verricht worden door een laboratorium bij een verkennend onderzoek, een oriënterend onderzoek, een nader onderzoek, een saneringsonderzoek of een ander vergelijkbaar onderzoek van de bodem, waaronder mede begrepen de bodem onder oppervlaktewater, zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 4 in bijlage 1 zijn aangewezen;

e. besluit: Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer;

f. bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie: procesmatige ex situ reiniging van verontreinigde grond of baggerspecie door middel van thermische, extractieve of biologische methoden, of zandscheiding, rijping of landfarming van baggerspecie, zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 5 in bijlage 1 zijn aangewezen;

g. bijlage: bij deze regeling behorende bijlage;

h. Bodem+: onderdeel van het agentschap SenterNovem te Den Haag;

i. BRL: beoordelingsrichtlijn, een door het betrokken College van Deskundigen bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;

j. certificering van rechtspersonen: certificering van rechtspersonen zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 6 in bijlage 1 zijn aangewezen;

k. College van Deskundigen: door de Raad voor Accreditatie geaccepteerd college dat een of meer BRL’en onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd;

l. inspectie van vloeistofdichte voorzieningen: periodieke inspectie van vloeistofdichte voorzieningen zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 7 in bijlage 1 zijn aangewezen;

m. milieukundige begeleiding: milieukundige processturing of milieukundige verificatie bij saneringen van de bodem, waaronder mede begrepen de bodem onder oppervlaktewater, zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 8 in bijlage 1 zijn aangewezen;

n. monsterneming bij partijkeuringen: monsterneming van grond, niet-vormgegeven bouwstoffen of vormgegeven bouwstoffen voor partijkeuringen in het kader van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 9 in bijlage 1 zijn aangewezen;

o. uitvoering van bodemsaneringen: uitvoering van een sanering van de bodem, waaronder mede de bodem onder oppervlaktewateren wordt begrepen, zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 10 in bijlage 1 zijn aangewezen;

p. veldwerk: plaatsen van boringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grondwatermonsters of grondmonsters of locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem zoals gedefinieerd en nader bepaald in de normdocumenten die bij categorie 11 in bijlage 1 zijn aangewezen.

Artikel 2

1. Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van het besluit worden aangewezen:

a. aanleg van bodembeschermende voorzieningen;

b. afgeven van kwaliteitsverklaringen;

c. analyse van bouwstoffen;

d. analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek;

e. bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie;

f. certificering van rechtspersonen;

g. inspectie van vloeistofdichte voorzieningen;

h. milieukundige begeleiding;

i. monsterneming bij partijkeuringen;

j. uitvoering van bodemsaneringen;

k. veldwerk.

2. Het eerste lid is alleen van toepassing voorzover de in dat lid genoemde werkzaamheden worden uitgevoerd:

a. ter verkrijging van een beschikking die op grond van een bij of krachtens een in artikel 14, tweede lid, van het besluit genoemd wettelijk voorschrift wordt gegeven;

b. ter voldoening aan een bij of krachtens artikel 15, tweede lid, van het besluit geldende verplichting, of

c. ter voldoening aan een wettelijk voorschrift voorzover bij of krachtens dat voorschrift is bepaald dat de werkzaamheid wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het besluit daartoe is erkend.

3. Een erkenning geldt alleen voor de verrichtingen die vallen onder de reikwijdte van de normdocumenten als bedoeld in artikel 4, waarvoor de desbetreffende persoon of instelling is gecertificeerd of geaccrediteerd en die staan vermeld op de erkenning.

4. De erkenning voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, e, h, i en j wordt gebaseerd op een certificaat. De erkenning voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d, f en g wordt gebaseerd op een accreditatie. De erkenning voor de werkzaamheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i en k, kan zowel op een certificaat als een accreditatie worden gebaseerd.

5. Een erkenning voor de werkzaamheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt alleen verleend indien de desbetreffende instelling is geaccrediteerd voor alle verrichtingen van een van de pakketten als bedoeld in de onderdelen genoemd bij categorie 3 in bijlage 1. Indien de aanvraag betrekking heeft op het onderdeel samenstelling grond of het onderdeel samenstelling bouwstoffen dan kan de erkenning alleen worden verleend indien de instelling is geaccrediteerd voor pakket SG1, onderscheidenlijk pakket SB1. In afwijking van de eerste volzin is het, met uitzondering van de verrichtingen die betrekking hebben op uitloogonderzoek, toegestaan één verrichting van een pakket uit te besteden aan een instelling die voor die verrichting beschikt over een erkenning.

Artikel 3

1. Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het besluit worden aangewezen:

a. monsterneming bij partijkeuringen;

b. milieukundige begeleiding, en

c. veldwerk.

2. Ten aanzien van het eerste lid is artikel 2, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

Als normdocumenten als bedoeld in artikel 18, van het besluit worden aangewezen de certificatierichtlijnen, accreditatierichtlijnen, protocollen en andere onderdelen, die bij de betrokken categorie van werkzaamheden in bijlage 1 zijn vermeld.

Artikel 5

1. Als personen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit worden aangewezen personen die een van de volgende werkzaamheden uitvoeren: analyse van bouwstoffen, analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, onderdeel milieukundige verificatie van milieukundige begeleiding, monsterneming bij partijkeuringen en veldwerk.

2. Als instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het besluit worden aangewezen instellingen die een van de volgende werkzaamheden uitvoeren: inspectie van vloeistofdichte voorzieningen, certificering van rechtspersonen en afgeven van kwaliteitsverklaringen.

3. Ten aanzien van het eerste en tweede lid is artikel 2, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

1. De aanvraag voor een erkenning, het verzoek tot wijziging van een erkenning, een melding van een door de rechtbank uitgesproken faillissement of surseance van betaling en een melding van een schorsing of intrekking van een certificaat of een accreditatie, bedoeld in artikel 3, artikel 5, eerste lid, artikel 12 en artikel 13 van het besluit wordt gedaan aan Bodem+ met de daartoe door de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat vastgestelde formulieren die als bijlage 2 bij deze regeling zijn opgenomen. De formulieren zijn verkrijgbaar bij Bodem+. Zij kunnen tevens worden gedownload van de volgende website: http://www.senternovem.nl/Bodemplus.

2. Als website waarop de lijsten met erkende personen en instellingen, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van het besluit worden gepubliceerd wordt aangewezen: http://www.senternovem.nl/Bodemplus.

Artikel 7

1. Als een deskundig, onafhankelijk instituut als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel t, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming wordt aangewezen een instelling die is erkend voor het afgeven van kwaliteitsverklaringen.

2. Als een instantie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, artikel 9, eerste, vierde en elfde lid, en artikel 22, eerste en vierde lid, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming wordt aangewezen een persoon of instelling die is erkend voor analyse van bouwstoffen of monsterneming bij partijkeuringen.

Artikel 8

1. Tot en met 31 december 2006 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor aanleg van bodembeschermende voorzieningen en inspectie van vloeistofdichte voorzieningen.

2. Tot en met 30 juni 2007 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, milieukundige begeleiding, uitvoering van bodemsaneringen en veldwerk.

3. Tot en met 30 juni 2007 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor monsterneming bij partijkeuringen indien de persoon of instelling, die deze werkzaamheid verricht, beschikt over een geldige aanwijzing als monsternemer op grond van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, die vóór 1 oktober 2006 is verleend.

4. Tot en met 31 december 2007 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor afgeven van kwaliteitsverklaringen indien de instelling, die deze werkzaamheid verricht, beschikt over een geldige aanwijzing als certificeringsinstelling voor het afgeven van kwaliteitsverklaringen voor bouwstoffen op grond van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, die vóór 1 oktober 2006 is verleend.

5. Tot en met 31 december 2007 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor analyse van bouwstoffen indien de persoon of instelling, die deze werkzaamheid verricht, beschikt over een geldige aanwijzing als laboratorium op grond van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, die vóór 1 oktober 2006 is verleend.

6. Artikel 5 van het besluit is niet van toepassing op de aanwijzingen, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer in werking treedt, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt met ingang van 1 juli 2007.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van bijlage 2, die ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage 1

Werkzaamheden waarvoor personen en instellingen moeten beschikken over een erkenning en de daarbij behorende normdocumenten.

Categorie

Werkzaamheden

Normdocumenten

 
  

Certiticatie- en accreditatierichtlijnen

Onderdelen

1

Aanleg van bodembeschermende voorzieningen

BRL 2319, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg vloeistofdichte voorzieningen met prefab verhardingselementen van beton, versie van 1 september 2000, met wijzigingsblad van 5 april 2006.

 
  

BRL 2362, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg vloeistofdichte voorzieningen in ter plaatse gestort beton, versie van 1 september 1998, met wijzigingsblad van 5 april 2006.

 
  

BRL 2371, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor het vloeistofdicht maken van draagvloeren van beton, versie van 1 april 1998, met wijzigingsblad van 5 april 2006.

 
  

BRL 2372, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg vloeistofdichte voorzieningen in asfalt, versie van 1 juni 2001, met wijzigingsblad van 5 april 2006.

 
  

BRL K908/02, Aanleg van kunstsof geomembraanbaksystemen

 

2

Afgeven van kwaliteitsverklaringen

BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton, versie van 02-02-2006.

 
  

BRL 1004 Kalkzandsteen, versie van 26-08-2002, met wijzigingsblad van 18-03-2004.

 
  

BRL 1005 Lijmmortels voor baksteen, kalkzandsteen, betonsteen en cellenbeton, versie van 05-07-1999, met wijzigingsblad van 18-03-2004.

 
  

BRL 1007 Metselbaksteen, versie van 18-05-2000, met wijzigingsblad van 18-03-2004.

 
  

BRL 1008 Dragende binnen- en buitenwanden, versie van 16-12-2003.

 
  

BRL 1010 Keramische tegels, versie van 18-05-2000, met wijzigingsblad van 18-03-2004.

 
  

BRL 1103 Daken en gevels met geprofileerde vezelcementplaten, versie van 06-10-2005.

 
  

BRL 1104 Bedrijfsvloerplaten van constructief beton, versie van 01-02-1999, met wijzigingsblad van 27-01-2006.

 
  

BRL 1510 Keramische dakpannen, versie van 01-05-2000, met wijzigingsblad van 18-03-2004.

 
  

BRL 1511/2 Baanvormige dakbedekkingssystemen. Specifieke bepalingen voor dakbedekkingssystemen op basis van gewapende dakbanen met toplaag van SBS-gemodificeerd bitumen, versie van 1-9-2004, met wijzigingsblad van 22-12-2005.

 
  

BRL 1511/ 3 Baanvormige dakbedekkingssystemen. Specifieke bepalingen voor dakbedekkingssystemen op basis van gewapende dakbanen met toplaag van APP-gemodificeerd bitumen, versie van 25-10-2005.

 
  

BRL 1712 Holle palen van staalvezelbeton, versie van 01-03-2002, met wijzigingsblad van 30-01-2006.

 
  

BRL 1721 Betonnen oplangers, versie van 01-01-2003, met wijzigingsblad van 30-01-2006.

 
  

BRL 1801 Betonmortel (stationaire- en mobiele betoncentrales), versie van 05-11-2004, met wijzigingsblad van 01-06-2006.

 
  

BRL 1904 Droge cementgebonden mortels, versie van 15-02-2005

 
  

BRL 1905 Mortels voor metselwerk, versie van 11-10-2001, met wijzigingsblad van 01-02-2005.

 
  

BRL 2307 AVI-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem, in grond- of wegenbouwkundige werken, versie van 05-01-2006.

 
  

BRL 2310 Groot formaat betontegels, versie van 01-12-1995, met wijzigingsblad van 01-05-2000.

 
  

BRL 2312 Betonstraatstenen, versie van 01-01-2005.

 
  

BRL 2313 Betontegels, versie van 01-01-2005.

 
  

BRL 2314 Betonbanden, versie van 01-01-2005.

 
  

BRL 2315 Dakterrastegels, versie van 01-12-1995, met wijzigingsblad van 01-05-2000.

 
  

BRL 2316 Prefab verhardingselementen van beton die vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen, versie van 01-05-1994, met wijzigingsblad van 01-05-2000.

 
  

BRL 2340 Bouwblokken en -stenen van beton voor ‘vuil metselwerk’, versie van 01-04-2006.

 
  

BRL 2352 Betonnen heipalen, versie van 15-03-2002, met wijzigingsblad van 12-01-2006.

 
  

BRL 2360 Straatbaksteen, versie van 01-05-2000, met wijzigingblad van 30-05-2006.

 
  

BRL 2368 Niet constructieve betonproducten, versie van 07-07-2003, met wijzigingsblad van 30-1-2006.

 
  

BRL 2506 Recyclinggranulaten voor toepassing in de beton, wegenbouw, grondbouw en werken, versie van 10-12-2004, met wijzigingsblad van 02-06-2006.

 
  

BRL 2811 Ferrocement producten, versie van 1-9-2004, met wijzigingsblad van 7-2-2006.

 
  

BRL 2812 Agrarische Betonproducten, versie van 15-09-2002, met wijzigingsblad van 30-01-2006.

 
  

BRL 2813 Bouwelementen van beton, versie van 15-05-2000, met wijzigingsblad van 30-06-2003.

 
  

BRL 2817 Cementgebonden afstandhouders, versie van 01-01-2002, met wijzigingsblad van 30-01-2006.

 
  

BRL 4101/9 Deel 9: Vlakke vezelcementplaten voor gevelbekleding, versie van 1-6-2005.

 
  

BRL 4705 Betonnen dakpannen, versie van 15-02-1995, met wijzigingsblad van 29-03-2004.

 
  

BRL 5063 Hoge sterkte beton, versie van 01-01-1996.

 
  

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie van 05-07-1999, met wijzigingsblad van 18-03-2004.

 
  

BRL 5070 Elementen van beton die in contact kunnen komen met hemelwater, grondwater en/of oppervlaktewateren, versie van 01-12-2003, met wijzigingsblad van 01-12-2004.

 
  

BRL 5071 Elementen van vezelcement, versie van 01-12-2003, met wijzigingsblad van 16-11-2004.

 
  

BRL 5075 Cementbetonverhardingen geproduceerd met in mobiele installaties vervaardigde betonspecie, versie van 26-02-2003.

 
  

BRL 5211 Elementen voor lijnafwatering, versie van 15-07-1996

 
  

BRL 52230 Keramische buizen voor riolering, versie van 16-09-2003.

 
  

BRL 5230 Voorgespannen betonbuizen voor het transport van afvalwater, versie van 01-06-2000.

 
  

BRL 5231 Buizen en hulpstukken van gewapend beton met plaatstalen kern voor het transport van afvalwater, versie van 01-06-2000.

 
  

BRL 5251 Betonnen olie-afscheiders en slibvangputten, versie van 29-09-2005.

 
  

BRL 5252 Betonnen vetafscheiders en slibvangputten, versie van 29-09-2005.

 
  

BRL 9080 Glooiingselementen van beton, versie van 11-11-1997, met wijzigingsblad van 15-05-2000.

 
  

BRL 9201 Ronde buizen van ongewapend, gewapend en staalvezelbeton, versie van 01-09-2004, met wijzigingsblad van 01-06-2006.

 
  

BRL 9202 Putten van ongewapend, gewapend en staalvezelbeton, versie van 01-09-2004.

 
  

BRL 9203 Afdekkingen voor putten en kolken, versie van 01-02-1996, met wijzigingsblad van 01-05-2000.

 
  

BRL 9204 Kolken samengesteld uit beton en gietijzer, versie van 01-02-1996, met wijzigingsblad van 01-05-2000.

 
  

BRL 9205 Duikerelementen van gewapende beton, versie van 01-07-1995, met wijzigingsblad van 31-01-2006.

 
  

BRL 9209 Eivormige buizen van ongewapend beton, versie van 01-09-2004.

 
  

BRL 9210 Druppelbuizen, versie van 01-07-2000.

 
  

BRL 9301 Mijnsteen voor de civiele techniek, versie van 30-07-2001, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9302 E-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond- en wegenbouwkundige werken, versie van 02-11-2004, met wijzigingsblad van 12-04-2006.

 
  

BRL 9304 Fosforslakkenmengsel voor toepassing in wegenbouw, fosforslakken voor toepassing in kust- en oeverwerken, versie van 07-06-2005.

 
  

BRL 9305 Milieuhygiënische kwaliteit van hoogovenslakken voor toepassing in de wegenbouw, versie van 01-05-2000, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9309 Producten uit reinigingsinstallaties, versie van 25-05-1999, met wijzigingsblad van 01-01-2006.

 
  

BRL 9310 LD-mengsels voor toepassing in de wegenbouw en LD-staalslakken voor toepassing in GWW werken, versie van 07-07-2005.

 
  

BRL 9311 Gerecycled grind voor toepassing op daken, in ongebonden lagen in civiele werken en als toeslagmateriaal voor asfalt, versie van 16-07-2002.

 
  

BRL 9312 Waterbouwsteen voor toepassing in de GWW , versie van 12-04-2006.

 
  

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden , versie van 26-08-2003.

 
  

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 01-03-2000, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9316 Flugsand voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond-, weg- en waterbouwkundige werken, versie van 23-06-2000, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9317 Lava voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond-, weg-, en waterbouwkundige werken, versie van 20-04-2000, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9319 De milieuhygiënische kwaliteit van drinkwaterreststoffen voor toepassing in grondwerken, versie van 29-03-2001, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9320 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineus gebonden mengsels, versie van 10-02-2003, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en -grind, versie van 01-10-2000, met wijzigingsblad van 01-12-2003.

 
  

BRL 9322 Cement gebonden minerale reststoffen als gebonden fundering in de bouw, versie van 19-04-2005.

 
  

BRL 9324 Steenslag in ongebonden toepassing, versie van 12-04-2006.

 
  

BRL 9326 Schelpen, versie van 01-09-2000, met wijzigingsblad van 19-06-2002.

 
  

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 19-01-2005.

 
  

BRL 9328 ELO-staalslak voor toepassing in de wegenbouw en kust- en oeverwerken, versie van 20-06-2002, met wijzigingsblad van 02-11-2004.

 
  

BRL 9329 KSP-granulaat in GWW-werken als drainage materiaal en KSP-granulaat in GWW-werken als zand in aanvulling of verhoging, versie van 22-12-2003.

 
  

BRL 9333 Steenachtige producten afkomstig van scheidingsinstallaties voor boorspoeling, versie van 29-01-2002, met wijzigingsblad van 19-06-2002.

 
  

BRL 9335 Grond, versie van 18-05-2005.

 
  

BRL 9336 E-Vliegas, versie van 27-07-2005, met wijzigingsblad van 12-04-2006.

 

3

Analyse van bouw-

NEN-EN-ISO/IEC 17025

 
 

stoffen

AP 04-V, Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 4, vastgesteld op 3 maart 2005

 
  

AP 04-SG, Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit, onderdeel Samenstelling grond, versie 7, vastgesteld op 3 maart 2005.

Pakket SG1, Standaard pakket voorbehandeling van grondmonsters samenstellingsverrichtingen grond.

Pakket SG2, Aanvulling op SG1, aanvullende verrichtingen m.b.t. niet-vluchtige organische stoffen.

   

Pakket SG3, Aanvulling op SG1, aanvullende verrichtingen m.b.t. vluchtige organische stoffen.

   

Pakket SG4, Aanvulling op SG1, aanvullende verrichtingen m.b.t. anorganische stoffen.

   

Pakket SG5, Aanvulling op SG1, overige verrichtingen voor een complete samenstellingsanalyse.

  

AP 04-SB, Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond), versie 3, vastgesteld op 3 maart 2005.

Pakket SB1, Standaard pakket monstervoorbehandeling en bepaling samenstelling m.b.t. het gehalte aan droge stof, PAK (m.u.v. bitumineuze materialen), EOX en minerale olie in bouwstoffen.

   

Pakket SB2, Aanvulling op SB1, aanvullende verrichtingen m.b.t. bepaling van het gehalte aan PCB/OCB, ONB en OPB in bouwstoffen.

   

Pakket SB3, Aanvulling op SB1, aanvullende verrichtingen m.b.t. bepaling van het gehalte aan BTEX in bouwstoffen.

   

Pakket SB4, Aanvulling op SB1, aanvullende verrichtingen m.b.t. bepaling van het gehalte aan PAK in bitumineuze materialen en het onderzoeksprotocol voor overige parameters.

  

AP 04-U, Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 3, vastgesteld op 3 maart 2005.

Pakket U1, Uitloogonderzoek grond, niet-vormgegeven en vormgegeven bouwstoffen, niet diffusiebepaalde uitloging.

  

AP 04-E, Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit, onderdeel Analyse van eluaten, versie 3, vastgesteld op 3 maart 2005.

Pakket U2, Uitloogonderzoek vormgegeven bouwstoffen, diffusiebepaalde uitloging bij geen geringe uitloging of snelle uitputting verwacht.

   

Pakket U3, Uitloogonderzoek vormgegeven bouwstoffen, diffusiebepaalde uitloging bij geringe uitloging of snelle uitputting verwacht.

4

Analyse voor milieu-

NEN-EN-ISO/IEC 17025

 
 

hygiënisch bodem-

onderzoek

AS 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 1, vastgesteld op 9 december 2004.

SIKB-protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 1.0, vastgesteld op 10 december 2003.

   

SIKB-protocol 3010, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, Basispakket, versie 2.1, vastgesteld op 7 maart 2006.

   

SIKB-protocol 3020, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, Aanvullend I, versie 2, vastgesteld op 9 december 2004.

   

SIKB-protocol 3030, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, Aanvullend II, versie 2, vastgesteld op 9 december 2004.

   

SIKB-protocol 3040, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, Aanvullend III, versie 2, vastgesteld op 9 december 2004.

   

SIKB-protocol 3050, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, Aanvullend IV, versie 2, vastgesteld op 9 december 2004.

5

Bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 2.0, vastgesteld op 28 september 2005.

SIKB-protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 2.0, vastgesteld op 28 september 2005.

   

SIKB-protocol 7511, Zandscheiding, rijping en landfarming van baggerspecie, versie 2.0, vastgesteld op 28 september 2005.

6

Certificering van rechtspersonen

NEN EN 45011 / 45013 en een of meerdere normdocumenten die zijn opgenomen in deze tabel met uitzondering van de normdocumenten die zijn opgenomen bij categorie 2.

 

7

Inspectie van

NEN-EN-ISO/IEC 17020

Inspectie van bedrijfrioleringen.

 

vloeistofdichte

voorzieningen

CUR/PBV-Aanbeveling 44, Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen, vierde uitgave, 2005.

WF98-01 ‘Deskundigheidseisen deskundig inspecteur ’bodembeschermende voorzieningen’

Inspectie van vloer, wand en verharding.

Inspectie van geomembraanbaksystemen.

8

Milieukundige begeleiding (milieukundige processturing of milieukundige verificatie)

BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn milieukundige begeleiding en evaluatie van bodemsanering, versie 1.3, vastgesteld op 10 december 2003.

VKB-protocol 6001, Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden, versie 1.3, vastgesteld op 10 december 2003.

   

VKB-protocol 6002, Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met in situ methoden, versie 1.2, vastgesteld op 12 mei 2003.

   

VKB-protocol 6003, Milieukundige begeleiding en evaluatie van waterbodemsanering, versie 1.2, vastgesteld op 12 mei 2003.

9

Monsterneming bij partijkeuringen

AP 04-M, Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit onderdeel monsterneming, versie 3, vastgesteld op 20 april 2006. Tot 1 mei 2007 is het toegestaan versie 2, vastgesteld op 6 december 2001, toe te passen.

Pakket M1, Monsterneming van grond uit statische partijen.

Pakket M2, Monsterneming van grond.

Pakket M3, Monsterneming van niet-vormgegeven bouwstoffen.

Pakket M4, Monsterneming van vormgegeven bouwstoffen

  

BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat monsterneming voor partijkeuringen Bouwstoffenbesluit, versie 7, vastgesteld op 3 maart 2005.

Monsterneming grond voor partijkeuringen.

Monsterneming grond uit materiaalstromen voor partijkeuringen.

Monsterneming niet vormgegeven bouwstoffen uit statische partijen voor partijkeuringen.

   

Monsterneming niet vormgegeven bouwstoffen uit materiaalstromen/stortstromen voor partijkeuringen.

   

Monstervoorbehandeling op locatie voor partijkeuringen.

   

Monsterneming vormgegeven bouwstoffen uit statische partijen voor partijkeuringen.

   

Monsterneming materialen verhardingsconstructies voor partijkeuringen.

   

Monsterneming vormgegeven bouwstoffen tijdens productieproces voor partijkeuringen.

10

Uitvoering van bodemsaneringen

BRL SIKB 7000, Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsaneringen, versie 3.1, vastgesteld op 10 december 2003.

SIKB-protocol 7001, Uitvoering van landbodemsaneringen met conventionele methoden, versie 3.1, vastgesteld op 10 december 2003.

   

SIKB-protocol 7002, Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 1, vastgesteld op 24 september 2003.

   

SIKB-protocol 7003, Uitvoering van waterbodemsaneringen, versie 1.0, vastgesteld op 24 september 2003.

11

Veldwerk

BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 3, vastgesteld op 3 maart 2005.

VKB-protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 3, vastgesteld op 3 maart 2005.

   

VKB-protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 3, vastgesteld op 3 maart 2005.

   

VKB-protocol 2018, Locatie inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 2.1, vastgesteld op 3 maart 2005.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling wijst werkzaamheden aan waarop het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (hierna: besluit) van toepassing is en de website waarop de lijsten worden geplaatst met erkende personen en instellingen. Daarnaast wijst de regeling per werkzaamheid de normdocumenten aan die bij de uitvoering moeten worden nageleefd. Ook geeft deze regeling aan voor welke werkzaamheden de (natuurlijke) personen die deze feitelijk uitvoeren moeten staan vermeld op de erkenning. Verder wijst de regeling de werkzaamheden aan die alleen mogen worden uitgevoerd door personen en instellingen die geen persoonlijk of zakelijk recht hebben op de zaak waar de werkzaamheden betrekking op hebben (verplichte functiescheiding). Tot slot geeft de regeling aan waar de door de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat vastgestelde formulieren verkrijgbaar zijn die moeten worden gebruikt voor het aanvragen van erkenningen, het wijzigen van erkenningen, het melden van een faillissement of surseance van betaling en het melden van een schorsing of intrekking van een certificaat of een accreditatie.

Gefaseerde inwerkingtreding

Om organisaties voldoende tijd te geven zich op de verplichtingen voor te bereiden, zullen de verplichtingen niet voor alle beoogde werkzaamheden in één keer in werking treden. Er is gekozen voor een trapsgewijze uitbreiding.

A

Bouwstoffenbesluit:

Vanaf het moment van de inwerkingtreding van deze regeling zullen de verplichtingen alleen gelden voor de werkzaamheden die voorheen werden geregeld door het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (hierna: Bsb). Het betreft het afgeven van kwaliteitsverklaringen, de analyse van bouwstoffen en monsterneming bij partijkeuringen. Personen en instellingen die onder het regime van het Bsb zijn aangewezen als monsternemer, laboratorium of certificeringsinstelling hoeven pas over een erkenning op grond van het besluit te beschikken vanaf het moment dat de geldigheidsduur van die aanwijzing is verstreken. De geldigheidsduur van deze aanwijzing verstrijkt voor monsterneming bij partijkeuringen in elk geval op 1 juli 2007 en voor de andere activiteiten op 31 december 2007. De Beleidsregels aanwijzing en erkenning Bouwstoffenbesluit (Staatscourant, 21 maart 2003, nr. 57, p.18) blijven ten behoeve van de aanwijzig tot aan die momenten in de daarvoor benodigde grondslag voorzien. Vanaf voornoemde data dienen de organisaties dus in elk geval te beschikken over een erkenning op grond van het besluit en dienen de monsternemers bij partijkeuringen te worden geregistreerd op de erkenning. De aanwijzingen op grond van het Bsb verliezen per die datum hun geldigheid. Deze uitzondering (vrijstelling) is gebaseerd op artikel 11.2, zesde lid, van de Wet milieubeheer.

De regeling voor de erkende kwaliteitsverklaringen in het Bsb blijft voorlopig bestaan. Omdat het Bsb binnen afzienbare tijd zal worden ingetrokken en opgevolgd door het Besluit bodemkwaliteit, dat thans in ontwikkeling is, is het niet opportuun het Bsb tussentijds aan te passen. Om die reden zullen de verschillende wijzigingen, die met het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer zouden worden doorgevoerd in het Bsb, niet in werking treden.

B

Bodembeschermende voorzieningen:

Per 1 januari 2007 gaan de verplichtingen voor de werkzaamheden gelden waarvoor nu reeds een verplichting tot certificatie of accreditatie geldt. Op grond van een aantal wettelijke regelingen (onder andere algemene regels voor inrichtingen en vergunningen op grond van de Wet milieubeheer) dienen bedrijven die bodembeschermende voorzieningen aanleggen of inspecteren te zijn gecertificeerd of geaccrediteerd. Deze bedrijven hebben tot 1 januari 2007 de tijd om een erkenning aan te vragen en te verkrijgen.

C

Bodemonderzoek en bodemsanering:

Vanaf 1 juli 2007 gaan de verplichtingen gelden voor de werkzaamheden waarvoor organisaties zich vanaf 2006 kunnen laten certificeren. Dit betreffen: analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, milieukundige processturing, milieukundige verificatie, uitvoering van bodemsaneringen en veldwerk. De verplichting voor veldwerk heeft alleen betrekking op landbodems. Voor de bodem onder oppervlaktewateren treedt de verplichting voor veldwerk op een later tijdstip in werking.

D

Overige werkzaamheden:

Op een later moment worden de overblijvende werkzaamheden aangewezen. Hiervoor zal de regeling in een latere fase worden gewijzigd.

Uniforme saneringen

Met de onderhavige regeling zijn de wijzigingen die worden aangebracht in de Regeling uniforme saneringen (Rus) niet meegenomen. De reden daarvoor is dat Rus binnen enkele maanden wordt gewijzigd. Met laatstgenoemde wijziging worden dan de aanpassingen als gevolg van de onderhavige regeling en het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer doorgevoerd. Het gaat om de volgende aanpassingen in Rus:

– het laten vervallen van een aantal onderdelen in artikel 1.1.;

– het laten vervallen van artikel 1.5.; dit artikel voor wederzijdse erkenning is namelijk niet meer nodig doordat deze materie is geregeld in het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer;

– aan de verschillende bepalingen die betrekking hebben op het uitvoeren van saneringen, milieukundige begeleiding en uitvoering van bodemonderzoeken, wordt toegevoegd dat deze werkzaamheden alleen mogen worden verricht door een persoon of instelling die daarvoor beschikt over een erkenning.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat onder andere definities van de werkzaamheden waarop het besluit betrekking heeft. Voor de inhoud van deze begripsbepalingen wordt verwezen naar de verschillende normdocumenten. Voor een goed begrip dienen deze documenten derhalve geraadpleegd te worden. Via de websites van de Stichting infrastructuur kwaliteitsborging bodembeheer (www.sikb.nl) en het Plan bodembeschermende voorzieningen (www.bodembescherming.nl) kunnen deze documenten worden ingezien en gedownload.

De term ‘bouwstof’ is gedefinieerd in het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer als een bouwstof als bedoeld in artikel 1 van het Bouwstoffenbesluit. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat onder deze term mede grond en bagger moet worden begrepen. Met het aankomende Besluit bodemkwaliteit wordt overigens een onderscheid aangebracht tussen de termen bouwstof enerzijds en grond en bagger anderzijds. Met de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit zal de definitie voor bouwstof worden gewijzigd en daarnaast in afzonderlijke definities voor grond en baggerspecie worden voorzien.

In onderdelen d en o is conform de terminologie van de Wet bodembescherming tot uitdrukking gebracht dat de genoemde werkzaamheden betrekking hebben op zowel de landbodem als de waterbodem.

Artikel 2

Dit artikel wijst in het eerste lid de werkzaamheden aan waarvoor personen en instellingen moeten beschikken over een op grond van artikel 2, eerste lid, van het besluit te verlenen erkenning. Op grond van artikel 8, eerste en tweede lid, van het besluit is het zonder een dergelijke erkenning uitvoeren van een werkzaamheid dan ook verboden.

Het tweede lid geeft aan dat de verplichting om te beschikken over een erkenning alleen geldt indien de werkzaamheden worden verricht ter verkrijging van bepaalde beschikkingen of ter voldoening aan bepaalde verplichtingen. Dit betekent dat werkzaamheden, die weliswaar in deze regeling zijn aangewezen maar worden verricht met een andere doelstelling dan de in dit artikel genoemde doelstellingen, buiten de reikwijdte van de verplichting vallen.

In het derde lid is de koppeling geregeld tussen de certificatie/accreditatie en de erkenning. In de erkenning wordt expliciet aangegeven waarop deze betrekking heeft. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat de erkenning alleen geldt voor die verrichtingen die vallen binnen het bereik van de certificatie of accreditatie. Op grond van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit is het personen en instellingen niet toegestaan andere verrichtingen binnen het bodembeheer (aangewezen in artikel 2 van deze regeling) uit te voeren dan de verrichtingen die staan vermeld in de erkenning.

Indien een onderdeel van een certificaat of een accreditatie (een of meerdere verrichtingen) vervalt (wordt ingetrokken of geschorst), is de desbetreffende certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie verplicht daar een melding van te doen aan Bodem+ (zie artikel 13 van het besluit). Op basis van deze melding zal Bodem+ zorgdragen voor intrekking van dat onderdeel van de erkenning.

Het vierde lid wijst op grond van artikel 4, vierde lid van het besluit de werkzaamheden aan die worden gebaseerd op een certificaat of een accreditatie.

Het vijfde lid maakt duidelijk dat een laboratorium alleen wordt erkend voor analyse van bouwstoffen indien het is geaccrediteerd voor alle verrichtingen die vallen binnen een bepaald pakket. In AP 04 zijn alle verrichtingen opgenomen, die in het kader van het Bsb kunnen worden uitgevoerd. De verrichtingen zijn verdeeld over de verschillende onderdelen van AP 04: monsterneming, monstervoorbehandeling, samenstelling van grond, samenstelling van bouwstoffen, niet zijnde grond, uitloogonderzoek en eluaatanalyses. Hoewel een laboratorium voor alle individuele verrichtingen kan worden geaccrediteerd, volgt een erkenning eerst dan, indien het laboratorium is geaccrediteerd voor alle verrichtingen die vallen binnen een pakket. In de meeste pakketten zijn verrichtingen uit meerdere onderdelen bij elkaar gevoegd, vanwege de onderlinge samenhang. Er is daarom gekozen voor een pakketindeling waarbij de monstervoorbehandeling- en eluaatanalyseverrichtingen niet in losse pakketten zijn opgenomen, maar zijn ondergebracht in pakketten voor samenstellings- en uitloogonderzoek. Er zijn pakketten samengesteld waarvoor een laboratorium kan worden erkend. Het betreft pakketten voor samenstelling grond (AP 04-SG 1 t/m 5), samenstelling bouwstoffen (AP 04-SB 1 t/m 4), uitloogonderzoek (AP 04-U 1 t/m 3) en monsterneming (AP 04-M 1 t/m 4). Voor samenstelling grond of samenstelling bouwstoffen vindt erkenning alleen plaats indien de instelling ten minste is geaccrediteerd voor pakket SG1 respectievelijk SB1.

Indien het gaat om het onderdeel samenstelling grond of samenstelling bouwstoffen mag maximaal één verrichting van deze pakketten worden uitbesteed aan een laboratorium dat wel voor die verrichting is erkend (met uitzondering van verrichtingen die betrekking hebben op uitloogonderzoek). Het laboratorium wordt in dat geval erkend voor de resterende verrichtingen van het desbetreffende pakket.

Artikel 3

De natuurlijke personen die de in dit artikel genoemde werkzaamheden uitvoeren dienen op grond van artikel 2, tweede lid, van het besluit te zijn vermeld op de erkenning (persoonsregistratie). Voor deze verplichting geldt een afwijkende inwerkingtredingdatum (zie artikel 8). Door de van toepassing verklaring van het tweede lid van artikel 2 is deze verplichting ingeperkt tot de werkzaamheden die met het oog op een van de doelstellingen genoemd in dat artikellid worden verricht. Zie verder de toelichting bij artikel 2.

Artikel 4

Dit artikel wijst de normdocumenten aan die gebruikt worden als basis voor de erkenning. Deze normdocumenten, die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, zijn dezelfde als die ten grondslag liggen aan het certificaat of de accreditatie.

Indien van een normdocument een nieuwe versie uitkomt zal deze nieuwe versie in de tabel worden opgenomen indien deze voldoet aan de eisen van artikel 18 van het besluit. Vanaf het moment van inwerkingtreding van deze wijziging zal de nieuwe versie van het normdocument toegepast moeten worden. Overigens zal er wel telkens een overgangsregeling gelden (bij iedere wijziging zal daarin worden voorzien). Gedurende een bepaalde periode zullen beide normdocumenten naast elkaar gelden. Een persoon of instelling zal dan die versie moeten toepassen die ten grondslag heeft gelegen aan de certificatie of accreditatie.

Artikel 5

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 10 van het besluit en bevat enkele eisen omtrent de onafhankelijkheid van personen en instellingen die bepaalde werkzaamheden uitvoeren. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het besluit.

Artikel 6

Dit artikel wijst in het eerste lid aan waar de door de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat vastgestelde formulieren kunnen worden verkregen om een aanvraag voor een erkenning in te dienen, een verzoek tot wijziging te doen of bepaalde meldingen te verrichten. Daartoe wordt tevens verwezen naar de website van Bodem+.

In het tweede lid is de aanwijzing van de website opgenomen waar de lijsten van erkende personen en instellingen worden gepubliceerd. Dit lid geeft uitvoering aan artikel 2, vierde lid, van het besluit.

Artikel 7

Met dit artikel wordt bewerkstelligd dat personen en instellingen die op grond van deze regeling zijn erkend worden aangemerkt als een aangewezen deskundig onafhankelijk instituut of instantie als bedoeld in de artikelen 1, 5, 9 en 22 van het Bsb (zie voor de achterliggende reden de overwegingen bij Algemeen, onder A).

Indien deze personen en instellingen werkzaamheden willen verrichten die in deze regeling zijn aangewezen dan dienen ze te beschikken over een erkenning op grond van het besluit.

Artikel 8

Dit artikel bevat op grond van artikel 11.2, zesde lid, van de Wet milieubeheer diverse vrijstellingen van het verbod om zonder daartoe verleende erkenning werkzaamheden te verrichten. Deze vrijstellingen gelden tot de in dit artikel weergegeven data.

Het derde, vierde en vijfde lid bevatten vrijstellingen voor personen en instellingen die op basis van het Bsb beschikken over een geldige aanwijzing als monsternemer, laboratorium en certificeringsinstelling. Deze aanwijzing moet voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn verleend. Voor het aanwijzen van deze personen en instellingen gelden op dit moment beleidsregels (Beleidsregels aanwijzing en erkenning Bouwstoffenbesluit1 ). Deze beleidsregels zullen voorlopig blijven gelden voor de voor inwerkingtreding van dit besluit verleende aanwijzingen om de geldigheid van die aanwijzingen tot uiterlijk de genoemde data te waarborgen. Voor aanwijzingen die na inwerkingtreding van dit besluit zijn verleend geldt de vrijstelling dus niet en dienen conform artikel 7 van deze regeling de personen en instellingen over een erkenning te beschikken. Daarmee wordt weliswaar niet voorkomen dat nieuwe aanwijzingen voor monsternemers, laboratoria of certificeringsinstellingen onder het regime van het Bsb worden verleend maar wordt wel duidelijk gemaakt dat deze wijzigingen niet onder de vrijstellingen vallen. Feitelijk hebben personen en instellingen er dus geen belang bij om na 1 oktober 2006 een aanwijzing aan te vragen aangezien ze moeten beschikken over een erkenning op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer.

Artikel 9

De inwerkingtreding van de regeling is voorzien met ingang van 1 oktober 2006, met uitzondering van de verplichte registratie van monsternemers bij partijkeuringen, veldwerkers en milieukundig begeleiders. Deze treedt op hetzelfde tijdstip in werking als de verplichting om voor deze werkzaamheden te beschikken over een erkenning (op diezelfde data vervallen namelijk de vrijstellingen van artikel 7).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven