Autoregeling LNV

12 oktober 2006

Nr. P&O 06/3173

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gehoord de Departementale Ondernemingsraad;

In overeenstemming met het Departementaal Georganiseerd Overleg LNV;

Overwegende dat het wenselijk is een regeling te treffen inzake de verstrekking en het gebruik van dienstauto’s aan ambtenaren die in de uitoefening van hun functie van een auto gebruik moeten maken;

Gelet op artikel 15, tweede lid van het Verplaatsingskostenbesluit 1989, artikel 16 van het Reisbesluit binnenland en het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel;

Besluit:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Dienstauto: een door een onderdeel van LNV aan de ambtenaar verstrekte auto die eigendom is van LNV of vanwege LNV is gehuurd of geleast;

b. Zakelijk gebruik: het geregistreerde gebruik van een dienstauto ten behoeve van de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden en/of het gebruik ten behoeve van het woon/werk-verkeer;

c. Privé gebruik: alle door de ambtenaar gereden kilometers met de dienstauto, verminderd met het zakelijk gebruik van de auto;

d. Bevoegd gezag: de functionaris aan wie mandaat is verleend tot het behandelen en afdoen van personeelsaangelegenheden als bedoeld in mandaatbesluit personele aangelegenheden LNV.

Artikel 2

Categorieën dienstauto’s

Deze regeling heeft betrekking op dienstauto’s voor:

a. individueel gebruik zonder privé-gebruik;

b. individueel gebruik met privé-gebruik;

c. het gebruik door verschillende personen (b.v. poolauto’s).

Artikel 3

Ter beschikking stellen van een dienstauto (algemeen)

1. Het bevoegd gezag bepaalt op grond van zakelijke overwegingen wanneer een dienstauto ter beschikking wordt gesteld, welke dienstauto ter beschikking wordt gesteld en aan wie deze dienstauto ter beschikking wordt gesteld.

2. Het bevoegd gezag stelt alleen dienstauto’s beschikbaar die zijn geselecteerd op grond van de Interdepartementale aanbesteding dienstauto’s (Aankondiging Supplement EG-publicatieblad, d.d. 22 juni 2005, nummer 2005/S 119-117569). Het ter beschikking stellen van een dienstauto geschiedt met inachtneming van de Rijksnormering van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

3. Het bevoegd gezag kan besluiten een reeds aanwezige dienstauto ter beschikking te stellen.

4. Voorafgaand aan het gebruik van de dienstauto ondertekent de ambtenaar een verklaring van ingebruikname. De verklaring bevat de gebruiksvoorwaarden en bepalingen ten aanzien van de uitrusting van de dienstauto. De modellen van deze verklaringen zijn als bijlagen1 bij dit besluit opgenomen.

Artikel 4

Ter beschikking stellen van een poolauto

1. De ambtenaar die op grond van zakelijke overwegingen als bedoeld in artikel 3, lid 1 niet voor een dienstauto met of zonder privé-gebruik in aanmerking komt, kan voor de uitoefening van zijn functie een poolauto worden toegewezen, als bedoeld in artikel 2 onder c.

2. Het is de ambtenaar aan wie een poolauto ter beschikking wordt gesteld niet toegestaan deze privé te gebruiken.

3. Het bevoegd gezag stelt de duur vast dat de poolauto gebruikt mag worden.

4. De ambtenaar dient het gereden aantal zakelijke kilometers te registreren en kenbaar te maken aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag wijst daartoe een registratiesysteem aan.

Artikel 5

Ter beschikking stellen van een dienstauto algemeen

1. De dienstauto wordt ter beschikking gesteld voor de periode dat de ambtenaar voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 3, lid 1. Wanneer de ambtenaar niet langer aan de criteria voldoet wordt de dienstauto ingenomen.

2. De auto dient te allen tijde beschikbaar te zijn voor de uitoefening van de werkzaamheden.

3. De ambtenaar dient het gereden aantal zakelijke kilometers te registreren en kenbaar te maken aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag wijst daartoe een registratiesysteem aan.

Artikel 6

Ter beschikking stellen van een dienstauto met privé gebruik

De ambtenaar is een vergoeding verschuldigd conform het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel voor het verschil tussen het totaal aantal gereden kilometers en het geregistreerde aantal zakelijke kilometers.

Artikel 7

Fiscale en administratieve aangelegenheden

De ambtenaar dient gevolg te geven aan alle fiscale en administratieve bepalingen ter zake van het gebruik van een auto krachtens deze regeling. Alle eventuele fiscale consequenties die zijn verbonden aan het privé-gebruik van een dienstauto komen voor rekening van de ambtenaar.

Artikel 8

Gebruik eigen auto

Het is de ambtenaar die, gelet op de criteria in art. 3, onder 1, in aanmerking komt voor een dienstauto als bedoeld in artikel 2 onder a. of b. niet toegestaan zonder toestemming vooraf een privé aangeschafte auto voor het maken van dienstreizen te gebruiken.

Artikel 9

Hardheidsclausule

De Secretaris-generaal is bevoegd, namens de Minister van LNV, te beslissen in gevallen waarin deze regeling naar zijn oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.

Artikel 10

Inwerkingtreding en citeertitel

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin dit besluit in de Staatscourant is geplaatst. Het besluit kan worden aangehaald als: ‘Autoregeling LNV’. Dit besluit treedt in de plaats van eventuele besluiten van diensten en directies van LNV de (verstrekking en het gebruik van) dienstauto’s betreffende.

Dit besluit komt te vervallen met ingang van de datum waarop een overeenkomstige regeling voor de sector Rijk in werking treedt. Indien bij dat besluit geen overgangsrecht is voorzien zullen alsdan in overeenstemming met het DGO LNV overgangsregelen worden vastgesteld.

Artikel 11

Overgangsrecht

Dit besluit is bij inwerkingtreding niet van toepassing op de Plantenziektenkundige Dienst. De Secretaris-Generaal bepaalt op welke datum het besluit bij die Dienst in werking treedt. In afwijking van het bepaalde in artikel 10 blijft het besluit betreffende de verstrekking van dienstauto’s bij de Plantenziektenkundige Dienst tot die datum van kracht.

Den Haag, 12 oktober 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
voor deze:
de Secretaris-Generaal, C.J. Kalden.

Toelichting

LNV constateert een behoefte bij met name de uitvoerende diensten om een uniforme regeling te treffen inzake het ter beschikking stellen en het gebruik van dienstauto’s. De gecoördineerde inkoop van dienstauto’s is net als de rijksbrede aanbesteding van het wagenparkbeheer in 2006 een feit geworden. De aandacht voor de fiscale consequenties van het belastingvrij vergoeden van zakelijke kilometers is toegenomen. Het zijn belangrijke ontwikkelingen waarbij een LNV brede regeling aansluit. Deze ministeriële regeling voorziet in de gesignaleerde behoefte.

Niet uit het oog wordt verloren dat ontwikkelingen op het gebied van de gecoördineerde inkoop en de toekomstige keuzes die in het kader van het vervoersmanagement binnen de sector Rijk zullen worden gemaakt van invloed kunnen zijn op dit besluit. Vanwege die mogelijke invloed heeft dit besluit een tijdelijk karakter.

Als uitgangspunt geldt dat de werkgever primair verantwoordelijk is voor de keuze van het vervoermiddel waarmee dienstreizen moeten worden ondernomen. Meer dan voorheen zal de nadruk komen te liggen op het gebruik van openbaar vervoer en het gebruik van dienstauto’s. Het gebruik van de eigen auto zal tot een minimum worden beperkt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel beperkt zich tot definities die niet reeds elders in regelgeving zijn opgenomen.

Artikel 2

Onder individueel gebruik wordt mede verstaan het gebruik van dienstauto’s met chauffeur. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat deze regeling geen betrekking heeft op het gebruik van dienstauto’s door bewindslieden en evenmin geldt voor de bij LNV werkende ambtenaren die niet zijn aangesteld bij dat ministerie.

Artikel 3

Dit artikel heeft uitsluitend betrekking op het ter beschikking stellen van een dienstauto en niet op het aanschaffen daarvan. Voor dat laatste gelden rijksbrede afspraken en normen. Daarnaar wordt in dit artikel volledigheidshalve verwezen.

Het ter beschikking stellen geschiedt op zakelijke gronden. Beoordeeld moet worden of de auto voor de uitoefening van de functie een noodzakelijk hulpmiddel is. Dat kan ook op het niveau van functie(groepen) geschieden. Door het zakelijke karakter van de afweging als voorwaarde te benoemen wordt het beschikbaar stellen van dienstauto’s geen secundaire arbeidsvoorwaarde. Onderdeel van de zakelijke afweging kan het kostenaspect zijn. Dat was ook reeds het geval vóór de invoering van deze regeling. LNV dienstonderdelen dienen zelf te bepalen welke criteria zij hanteren. Deze bepaling maakt het mogelijk bestaande criteria te blijven toepassen.

Diensten die uit het oogpunt van economische rendabiliteit ambtenaren met een deeltijdaanstelling geen individuele dienstauto ter beschikking willen stellen of bij een individuele dienstauto het privé-gebruik niet willen toestaan kunnen dat beleid continueren.

Alle gebruikersvoorwaarden, gebods- en verbodbepalingen zijn in een bijlage1 bij de regeling opgenomen. De voorwaarden worden binnen de diensten bekend gemaakt. De ambtenaar dient voorafgaand aan het gebruik van de dienstauto zich schriftelijk met die bepalingen akkoord te verklaren en ontvangt daarvan een afschrift.

Artikel 4

De ter beschikking stelling van poolauto’s kan een incidenteel of een meer structureel karakter kennen. Het bevoegd gezag wordt voor het ter beschikking stellen daarvan maximale beoordelingsruimte gelaten. Privé gebruik is niet toegestaan teneinde te vermijden dat een poolauto, die in een duurdere categorie kan vallen, in feite gebruikt wordt als een individuele dienstauto met privé-gebruik.

Artikel 5

Voldoet de ambtenaar niet langer aan de criteria voor het ter beschikking stellen van een dienstauto, dan wordt de dienstauto ingenomen. In dat geval kan het bevoegd gezag bepalen dat het gebruiksrecht gedurende een redelijke termijn worden gecontinueerd.

Indien de dienstauto (met privé-gebruik) feitelijk tijdelijk niet voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt, wordt onmiddellijke inname niet passend geacht. Over het al dan niet voortzetten van het gebruik dient door het bevoegd gezag een afspraak met de ambtenaar te worden gemaakt.

Artikel 8

Dit artikel heeft tot doel het gebruik van privé-auto’s door ambtenaren die op grond van de criteria van artikel 3 een dienstauto, niet zijnde een poolauto ter beschikking gesteld behoren te krijgen te beperken. Uit bedrijfseconomisch oogpunt is het in die gevallen kostenverhogend om het gebruik van de privé auto te blijven toestaan.

Artikel 9

Deze bepaling opent de mogelijkheid voor het bevoegd gezag een maatwerk oplossing te treffen in exceptionele gevallen. Een voorbeeld daarvan is het via een sale en lease back constructie verzachten van onbedoelde ernstige negatieve effecten voor medewerkers die recent een (vrijwel) nieuwe auto hebben aangeschaft die ook voor het maken van dienstreizen gebruikt mocht worden, terwijl deze medewerker op grond van de criteria in deze regeling en het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 17 juli 2006 dienstvervoer wordt verstrekt.

Artikel 10

Door voor de datum van inwerkingtreding dit besluit bekend te maken kunnen ambtenaren anticiperen op de gevolgen die de wijzigingen voor hen persoonlijk hebben. Het is denkbaar dat op het niveau van de rijksoverheid in de toekomst een regeling wordt getroffen. De geldigheidsduur van deze regeling is daarvan afhankelijk gesteld.

Artikel 11

Er is bewust afgezien van het creëren van nader overgangsrecht tussen de oude regelingen van dienstonderdelen en deze regeling. In verband met de reorganisatie bij de Plantenziektenkundige Dienst is het aan het oordeel van de Secretaris-generaal overgelaten te bepalen op welke datum het besluit voor die Dienst in werking treedt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

voor deze:

de Secretaris-Generaal,

C.J. Kalden

  • 1

    De bijlage bij deze regeling is niet geplaatst in de Staatscourant, maar is te vinden op het internet onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder het kopje Publicaties/Wet- en Regelgeving.

Naar boven