Regeling eenmalige subsidies afkoop hoogniveaurenovatie 2006

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 oktober 2006, nr. DJZ2006309392, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende regels omtrent afkoop van jaarlijkse bijdragen, die krachtens de Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987 zijn toegekend aan gemeenten (Regeling eenmalige subsidies afkoop hoogniveaurenovatie 2006)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Invoeringsbesluit Wet stedelijke vernieuwing;

Besluit:

Paragraaf 1

Algemene bepaling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. gemeente: gemeente jegens wie verbintenissen bestaan die voortvloeien uit de RGSVH;

b. minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

c. RGSVH: Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987, zoals deze regeling luidde op 31 december 1991.

Paragraaf 2

Subsidie ter beëindiging van verbintenissen van het Rijk jegens gemeenten die voortvloeien uit de RGSVH

Artikel 2

1. De minister nodigt de gemeenten uit een aanvraag in te dienen tot vaststelling van een eenmalige subsidie ter beëindiging per 1 oktober 2006 van de verbintenissen jegens de gemeente die voortvloeien uit de RGSVH. De uitnodiging gaat in ieder geval vergezeld van een totaaloverzicht waarop die verbintenissen zijn vermeld en het totaalbedrag waartegen die verbintenissen worden afgekocht.

2. De gemeente kan tot 10 november 2006 de aanvraag indienen door de akkoordverklaring en de overige gevraagde stukken ondertekend terug te zenden. Indien in de uitnodiging voor die terugzending een later tijdstip wordt genoemd dan 10 november 2006, kan de gemeente dat tijdstip aanhouden voor het terugzenden van de stukken.

3. De minister stelt de eenmalige subsidie vast indien alle gemeenten tijdig een aanvraag hebben ingediend.

4. Indien een of meer gemeenten geen aanvraag hebben ingediend, kan de minister in afwijking van het derde lid besluiten de eenmalige subsidie vast te stellen voor de gemeenten die een aanvraag hebben ingediend.

Artikel 3

1. Het subsidiebedrag per verbintenis van het Rijk jegens de gemeente die voortvloeit uit de RGSVH wordt overeenkomstig het tweede tot en met het vijfde lid vastgesteld.

2. Voor elk jaar van de nog resterende looptijd van de verbintenis wordt het bedrag aan geldelijke steun, dat het Rijk op grond van die verbintenis aan de gemeente verschuldigd is, contant gemaakt door middel van deling van dat bedrag door (1 + i)n. Hierbij is ‘i’ de disconteringsvoet en ‘n’ het aantal jaren vanaf de eerste vervaldatum van een bedrag aan geldelijke steun na 30 september 2006 tot aan de laatste vervaldatum.

3. De overeenkomstig het tweede lid berekende bedragen worden gesommeerd. Het resultaat wordt contant gemaakt naar 30 september 2006 door deling door (1 + i*m), waarbij ‘i’ de disconteringsvoet is en ‘m’ de periode vanaf 30 september 2006 tot aan de eerste vervaldatum van geldelijke steun, herleid tot een gedeelte van een heel jaar.

4. Het overeenkomstig het derde lid berekende bedrag wordt vermeerderd met een rente van 4,25% per jaar, te rekenen vanaf 1 oktober 2006 tot de datum waarop de eenmalige subsidie wordt uitbetaald.

5. Indien op grond van de verbintenis een jaarlijkse bijdrage aan geldelijke steun is betaald in de periode vanaf 1 oktober 2006 tot de datum waarop de beschikking tot vaststelling van de eenmalige subsidie is genomen, wordt het overeenkomstig het vierde lid berekende bedrag verminderd met die bijdrage en met een over die bijdrage berekende rente van 4,25% per jaar over de periode vanaf de datum waarop die bijdrage is betaald tot de datum waarop de eenmalige subsidie wordt uitbetaald.

Artikel 4

1. Voor de toepassing van artikel 3 wordt uitgegaan van maanden van dertig dagen en van een jaar van 360 dagen.

2. Voor de toepassing van artikel 3 wordt voor het derde tijdvak van tien jaar van de beschikkingen tot vaststelling van geldelijke steun uitgegaan van een rendement van 4,25% voor het vaststellen van de resterende looptijd van de jaarlijkse bijdrage.

3. Voor de toepassing van artikel 3, tweede en derde lid, wordt de disconteringsvoet (i) gesteld op 0,0425 (4,25%).

Artikel 5

1. Het bedrag van de eenmalige subsidie aan de gemeente komt overeen met het totaal aan subsidiebedragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

2. De vaststelling van de eenmalige subsidie heeft tot gevolg dat:

a. een verbintenis van het Rijk jegens de gemeente uit hoofde van geldelijke steun die is verleend krachtens de RGSVH te niet gaat voorzover deze betrekking heeft op het tijdvak vanaf 1 oktober 2006;

b. aanspraken van het Rijk op de gemeente als gevolg van herziening van beschikkingen op grond van de RGSVH vervallen;

c. aanspraken van de gemeente op het Rijk als gevolg van herziening van beschikkingen op grond van de RGSVH vervallen.

Artikel 6

1. Indien alle gemeenten tijdig een aanvraag hebben ingediend, wordt de beschikking op de aanvraag gegeven voor 4 december 2006.

2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2, vierde lid, wordt de beschikking op de aanvraag gegeven voor 4 december 2006.

3. Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 2, vierde lid, worden de gemeenten daarvan in kennis gesteld voor 4 december 2006.

Artikel 7

1. Na de beschikking tot subsidievaststelling wordt het subsidiebedrag in december 2006 uitbetaald.

2. De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt de datum waarop het subsidiebedrag wordt uitbetaald.

Paragraaf 3

Subsidie ter beëindiging van verbintenissen van gemeenten jegens natuurlijke personen of rechtspersonen die voortvloeien uit de RGSVH

Artikel 8

Burgemeester en wethouders van een gemeente kunnen op aanvraag van een natuurlijke persoon of rechtspersoon een eenmalige subsidie vaststellen ter beëindiging van verbintenissen van de gemeente jegens die persoon op grond van de RGSVH.

Artikel 9

Op de vaststelling van het subsidiebedrag en de beëindiging van verbintenissen als bedoeld in artikel 8 zijn de artikelen 3 tot en met 5 en 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. voor minister gelezen moet worden: burgemeester en wethouders;

b. voor Rijk gelezen moet worden: gemeente;

c. voor gemeente gelezen moet worden: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

d. burgemeester en wethouders de disconteringsvoet, bedoeld in artikel 4, derde lid, kunnen stellen op maximaal 0,0450 (4,50%).

Paragraaf 4

Slotbepalingen

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eenmalige subsidies afkoop hoogniveaurenovatie 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 oktober 2006.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. Winsemius.

Toelichting

Algemeen

In 1999 heeft het merendeel van de gemeenten gebruik gemaakt van de afkoop van langlopende verbintenissen tot geldelijke steun op grond van de Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987 (RGSVH), onderdeel hoogniveaurenovatie, ten behoeve van particuliere verhuurders. Die afkoop was op basis van de Regeling eenmalige subsidies hoogniveaurenovatie. Vijftien gemeenten hebben geen gebruik gemaakt van die regeling.

Er wordt door middel van onderhavige regeling aan die vijftien gemeenten een nieuwe mogelijkheid geboden om gebruik te maken van de afkoop van de jaarlijkse bijdragen die aan die gemeenten zijn toegekend op grond van de RGSVH. Dit naar aanleiding van de aanbevelingen van de Stuurgroep doorlichting specifieke uitkeringen (ook bekend als ‘commissie Brinkman’). De kern van die aanbevelingen is het terugdringen van de bureaucratie die is gemoeid met de uitvoering van de verschillende specifieke uitkeringen, zowel bij het Rijk als bij de gemeenten en betrokken particulieren.

Het verdient dan ook aanbeveling dat de gemeenten hun jaarlijkse subsidieverplichtingen op grond van de RGSVH jegens de ontvangers eveneens afkopen, voorzover zij de van het Rijk ontvangen subsidie al niet in het verleden als bijdrage ineens aan ontvangers hebben uitgekeerd.

De inspanning is er op gericht om op vrijwillige basis medewerking te verkrijgen van alle betrokken gemeenten. Dat biedt, naast de bovengenoemde terugdringing van de bureaucratie, het voordeel dat niet langer kennis in stand gehouden hoeft te worden van de RGSVH, die slechts bestaat uit oude verplichtingen voor vijftien gemeenten. Indien de medewerking van de gemeenten onverhoopt te wensen overlaat, kan worden besloten om in het geheel niet tot afkoop over te gaan of slechts voor die gemeenten die daartoe de bereidheid hebben geuit.

De gemeenten ontvangen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een overzicht van alle verbintenissen en een berekening van het afkoopbedrag per 1 oktober 2006. Indien een gemeente het afkoopbedrag wenst te aanvaarden, wordt zij verzocht de akkoordverklaring vóór 10 november 2006 terug te zenden, of zoveel later als is vermeld in de uitnodiging. Over de toekenning van de eenmalige subsidie wordt besloten voor 4 december 2006.

De regeling is, op twee uitzonderingen na, inhoudelijk gelijk aan de Regeling eenmalige subsidies hoogniveaurenovatie uit 1999. De eerste uitzondering betreft de in principe vereiste medewerking van alle betrokken gemeenten. De tweede uitzondering heeft betrekking op een aanpassing van de disconteringsvoet aan de actuele omstandigheden.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De afkoopsubsidie is bedoeld ter beëindiging van alle nog lopende verbintenissen tussen het Rijk en de gemeente die voortvloeien uit de RGSVH.

Artikelen 3 en 4

Het subsidiebedrag per verbintenis wordt berekend naar de stand op 1 oktober 2006. Alle jaarlijkse bedragen aan geldelijke steun op grond van een verbintenis waarop vanaf die datum recht bestaat, worden bij de vaststelling van het bedrag per verbintenis betrokken.

De berekening van de contante waarde van de bedragen aan geldelijke steun na 30 september 2006 verloopt volgens de volgende formule:

stcrt-2006-207-p10-SC77373-1.gif

Σ = sommatie van de gedisconteerde waarden over alle vervaldata van de bedragen aan geldelijke steun, verschuldigd na 30 september 2006

Dn = bedragen aan geldelijke steun op een bepaalde vervaldatum overeenkomstig de RGSVH

i = de rentevoet waartegen contant wordt gemaakt (disconteringsvoet), te weten 0,0425 (artikel 4, derde lid)

n = aantal jaren vanaf de eerste vervaldatum van een bedrag aan geldelijke steun na 30 september 2006 tot aan de laatste vervaldatum

x = laatste vervaldatum in aantal jaren, gerekend vanaf de eerste vervaldatum van een bedrag aan geldelijke steun na 30 september 2006

m = periode vanaf 30 september 2006 tot de eerste vervaldatum van een bedrag aan geldelijke steun, na 30 september 2006, als gedeelte van een heel jaar, waarbij een jaar 360 dagen telt en een maand 30 dagen (artikel 4, eerste lid).

De vooruitberekende jaarlijkse bedragen per verbintenis worden contant gemaakt met een rentepercentage van 4,25. Eerst wordt deze waarde berekend naar de eerste vervaldatum van een bedrag aan geldelijke steun na 30 september 2006. Vervolgens wordt dit totale bedrag vanaf die datum contant gemaakt naar 30 september 2006.

Tot het tijdstip van de vaststelling van de afkoopsubsidie wordt doorgegaan met betaling van de jaarlijkse bedragen aan geldelijke steun op grond van de RGSVH. Door de in artikel 3, derde lid, bedoelde som te berekenen op de peildatum van 30 september 2006, worden ook de bedragen meegenomen, waarvan de vervaldatum na 30 september 2006 valt en die vanaf die vervaldatum betaald zijn. Deze bedragen worden, na verhoging met een rente van 4,25% per jaar, op de hiervoor bedoelde som in mindering gebracht.

Voor artikel 3, vierde en vijfde lid, geldt dat de rentevergoeding wordt berekend volgens het beginsel van rente op rente.

Aangezien de beschikking tot subsidievaststelling de datum zal vermelden waarop het subsidiebedrag zal worden uitbetaald (artikel 7, tweede lid), zal op het tijdstip van subsidievaststelling het definitieve subsidiebedrag vaststaan.

In de RGSVH is vastgelegd dat de looptijd wijzigt met de rente. Daarnaast is in de RGSVH vastgelegd dat de rente die VROM de gemeenten verschuldigd is over de nog niet uitbetaalde bedragen aan geldelijke steun elke 10 jaar opnieuw wordt vastgezet. In de afkoopregeling is voor het vaststellen van de looptijd en de daaraan gekoppelde afkoopsubsidie gebruik gemaakt van een rentepercentage van 4,25 voor de derde rentevaste periode van alle verbintenissen (artikel 4, tweede lid).

Artikel 5

In artikel 5, eerste lid, wordt het bedrag van de afkoopsubsidie vastgesteld. Dat is de som van de overeenkomstig de artikelen 3 en 4 berekende bedragen van alle verbintenissen van het Rijk jegens de gemeente die voortvloeit uit de RGSVH.

Na de vaststelling van de afkoopsubsidie bestaat er voor de betrokken gemeente geen recht meer op jaarlijkse bedragen aan geldelijke steun krachtens de RGSVH.

Het Rijk heeft zijn financiële verplichtingen jegens de betrokken gemeente met de vaststelling van de afkoopsubsidie als het ware afgekocht voor het gehele resterende tijdvak vanaf 1 oktober 2006 waarvoor het Rijk die verplichtingen is aangegaan.

Ingevolge onderdeel b kan de Minister van VROM niet meer de bedragen aan geldelijke steun die krachtens de RGSVH aan de betrokken gemeente zijn toegekend, lager vaststellen of terugvorderen.

Ook ten gunste van de betrokken gemeente is herziening door de minister van een beschikking op grond van de RGSVH als gevolg van de subsidievaststelling niet meer mogelijk (onderdeel c).

Artikelen 8 en 9

Indien een gemeente de geldelijke steun krachtens de RGSVH nog niet als bijdrage ineens aan een ontvanger heeft uitgekeerd, maar die geldelijke steun nog steeds in de vorm van een jaarlijks bedrag aan een betrokken ontvanger uitkeert, verdient het aanbeveling dat de gemeente op haar beurt aan die ontvanger een afkoopvoorstel doet teneinde haar verbintenis jegens die ontvanger, die voortvloeit uit de RGSVH, te beëindigen.

Daarbij dient de gemeente ingevolge artikel 9 het afkoopbedrag vast te stellen overeenkomstig de regels die zijn opgenomen in de artikelen 3, 4, 5, eerste lid, en 7, tweede lid, van deze regeling, met dien verstande dat de gemeente in afwijking van artikel 4, derde lid, voor de vaststelling van het afkoopbedrag een disconteringsvoet van maximaal 4,50% mag hanteren. Het verschil tussen het bedrag van de afkoopsubsidie van het Rijk, berekend bij een disconteringsvoet van 4,25%, en het minimum afkoopaanbod aan de verhuurder, berekend bij een disconteringsvoet van 4,50%, kan door de gemeente aangewend worden ter dekking van haar uitvoeringskosten. Het staat de gemeente echter vrij een lagere disconteringsvoet dan 4,50% te hanteren bij haar afkoopaanbod aan de ontvanger. De aan te bieden afkoopsubsidie aan de ontvanger zal dan hoger uitvallen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius

Naar boven