Wijziging Regeling GLB-inkomenssteun 2006

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 oktober 2006, nr. TRCJZ/2006/3009, houdende wijziging van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1117/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 2006 betreffende de slachtpremie en de extra betalingen in het kader van veterinaire maatregelen voor de slachting van dieren in Nederland;

Gelet op artikel 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling GLB-inkomenssteun wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

o. verordening 1117/2006: Verordening (EG) nr. 117/2006 van de Commissie van 20 juli 2006 betreffende de slachtpremie en de extra betalingen in het kader van veterinaire maatregelen voor de slachting van dieren in Nederland (PbEU L199).

B

Na artikel 54 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 4a

Slachtpremie en extra betalingen in het kader van veterinaire maatregelen

Artikel 54a

Overeenkomstig verordening 1117/2006 worden aan landbouwers ambtshalve slachtpremie en extra betalingen als bedoeld in artikel 1 van die verordening verstrekt.

Artikel 54b

1. De slachtpremie, bedoeld in artikel 54a, wordt verstrekt voor dieren die voldoen aan artikel 2, eerste lid, onder a en b, van verordening 1117/2006 en ter zake waarvan is voldaan aan artikel 2, eerste lid, laatste volzin van die verordening.

2. De premie, bedoeld in het eerste lid, wordt voor stieren, ossen, koeien en vaarzen die blijkens het I & R-systeem op het moment van slacht ten minste 15 maanden oud zijn, aangevuld met een extra betaling die bedraagt:

a. voor het jaar 2000 € 17,83 per mannelijk rund en € 9,76 per vrouwelijk rund;

b. voor het jaar 2001 € 9,45 per mannelijk rund en € 5,15 per vrouwelijk rund;

c. voor het jaar 2002 € 62,66 per mannelijk rund en € 34,28 per vrouwelijk rund;

d. voor het jaar 2003 € 0 per mannelijk rund en € 0 per vrouwelijk rund.

C

Artikel 63, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt na ‘de slachtpremie’ ingevoegd: , bedoeld in artikel 44,.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. de slachtpremie en extra betalingen, bedoeld in artikel 54a, voorzover deze geen betrekking hebben op kalveren.

D

In artikel 65, eerste lid, wordt na ‘rundvleesbetalingen’ ingevoegd: , alsmede van de slachtpremie, bedoeld in artikel 54a, voorzover deze betrekking heeft op kalveren.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toe lichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 oktober 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

In het kader van de uitbraak van mond- en klauwzeer in 2001, alsmede als gevolg van het voorkomen van bovine spongiforme encefalopathie (BSE) in de periode 2000–2003 zijn er in Nederland runderen naar het slachthuis vervoerd en aldaar in het kader van veterinaire maatregelen gedood.

Op 20 juli jongstleden heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen een verordening vastgesteld (Verordening (EG) nr. 1117/2006) (verder: de derogatieverordening). Daarmee is komen vast te staan dat voor deze runderen, waarvoor destijds geen slachtpremies of aanvullende betalingen zijn vastgesteld als bedoeld in de artikelen 11 en 14 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 (marktordening rundvlees), alsnog steun kan worden toegekend en wat daarvoor de voorwaarden zijn.

Deze regeling voorziet in de noodzakelijke aanpassingen van de Regeling GLB-inkomenssteun om de steun op basis van de derogatieverordening in Nederland te kunnen uitkeren. Daartoe wordt een nieuw hoofdstuk in de regeling ingevoegd.

Aangezien de bedrijven waarvan destijds dieren zijn geruimd in het kader van BSE en MKZ bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bekend zijn, alsmede de gegevens over de destijds afgevoerde dieren, zal de toekenning en uitkering van de betalingen ambtshalve plaatsvinden. Dit is in het in de regeling in te voegen artikel 54a verwoord.

Artikel 54b geeft de grondslagen voor berekening van de uit te betalen bedragen. Voor de extra betaling geldt dat deze dient te worden bepaald aan de hand van de gemiddelde slachtwaarde per categorie (ossen, stieren, vaarzen en koeien), het aantal dieren van 15 maanden of ouder waarvoor slachtpremie wordt uitgekeerd en dat alles binnen de plafonds die op EU-niveau hiervoor zijn vastgesteld. In verband daarmee fluctueren de bedragen per jaar aanzienlijk.

De betalingen op basis van de derogatieverordening staan als zodanig los van de ‘reguliere’ inkomenssteun in het kader van het GLB. Andere eisen dan in de derogatieverordening zijn dan ook niet van toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de formele eisen, die de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 stelt, bijvoorbeeld met betrekking tot de zogenoemde verzamelaanvraag, als ook inhoudelijke eisen (bijvoorbeeld in het kader van de zogenoemde ‘cross compliance’ en de goede landbouw- en milieucondities, artikelen 3 tot en met 8 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006) niet op de steun in het kader van de derogatieverordening van toepassing zijn. De steun op basis van de derogatieverordening als bedoeld in het thans in te voegen hoofdstuk 4a van de regeling is ook niet een steunregeling als bedoeld in artikel 2 van de regeling, waaraan de bedoelde formele en inhoudelijke eisen zijn gekoppeld.

Tot slot zij opgemerkt dat de uitvoering van hoofdstuk 4a, voorzover dat ziet op kalveren, is opgedragen aan het Productschap voor Vee en Vlees, dat ook de ‘reguliere’ steunregelingen voor de kalversector uitvoert. Hierin is voorzien door de in onderdeel D van artikel I vervatte wijziging.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven