Wijziging Regeling indicatiestelling no risk polis en premiekorting

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 januari 2006, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/R&S/06/5573, tot wijziging van de Regeling indicatiestelling no risk polis en premiekorting CWI in verband met de pilot no risk polis en premiekorting

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 49, derde en zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en 29b, negende en tiende lid, van de Ziektewet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling indicatiestelling no risk polis en premiekorting CWI wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 6 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4

Pilot

Artikel 6a

Pilot no risk polis en premiekorting

Op personen die:

a. recht hebben op een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet; of

b. niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand;

en die inwoner zijn van de gemeenten Amsterdam, Hengelo of de gemeenten in de Hoeksche Waard die samenwerken in een intergemeentelijke Sociale Dienst, is artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, derde en vierde lid, niet van toepassing.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van artikel 7 wordt ‘1.’ geplaatst.

2. Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Artikel 6a vervalt met ingang van 31 januari 2007.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 januari 2006.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

In de Regeling indicatiestelling no risk polis en premiekorting CWI is bepaald onder welke voorwaarden personen die onder de reïntegratieverantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, in aanmerking kunnen komen voor voor toepassing van de instrumenten no risk polis en premiekorting. Voorwaarden zijn dat deze personen ten minste twee jaar zijn geregistreerd als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) voor werk en inkomen en ook twee jaar onder verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen. De VNG heeft aangegeven dat deze voorwaarden belemmerend zouden kunnen werken voor de reïntegratie van ondermeer personen zonder uitkering en personen die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW-uitkering) genieten.

Overwogen is dat, nu de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de reïntegratie van deze personen, van gemeenten mag worden verwacht dat ze gedurende de genoemde periode van twee jaar actief met eigen middelen aan de slag gaan met de reïntegratie van deze personen. Indien in deze periode de werkzoekende nog niet is geplaatst, kunnen nadien de instrumenten no risk polis en premiekorting worden ingezet. Overwogen is ook dat gemeenten bij de uitvoering van hun wettelijke taak tot reïntegratie van personen zonder uitkering en personen die een ANW-uitkering genieten geen direct financieel voordeel ondervinden in de vorm van besparing van uitkeringen. Geconstateerd is ook dat aan de hand van de beschikbare cijfers over de plaatsingen van deze personen in betaalde arbeid geen duidelijke conclusies kunnen worden getrokken over de plaatsingen van gedeeltelijk arbeidsgeschikten binnen of na de periode van twee jaar.

Daarom zal in 2006 een pilot plaatsvinden waardoor een beter inzicht kan worden verkregen in het aantal personen uit deze groepen die een indicatie krijgen voor toekenning van de no risk polis en premiekorting en het aantal plaatsingen in betaalde arbeid van personen aan wie deze instrumenten zijn toegekend. In drie representatieve gemeenten c.q. regio’s van gemeenten zal daarom gedurende één jaar de no risk polis en premiekorting bij het bestaan van een relevante beperking ter beschikking worden gesteld, zonder dat de eisen wordt gesteld van twee jaar voorafgaande registratie als werkzoekende bij het CWI en ten minste twee jaar reïntegratieverantwoordelijkheid van de gemeente.

Ten behoeve van de evaluatie van de pilot is het noodzakelijk dat de CWI, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en de betrokken gemeenten bepaalde gegevens aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister) verstrekken. Het betreft hier in ieder geval gegevens over het aantal personen met een ANW-uitkering of zonder uitkering die een indicatie voor toepassing van de no risk polis en premiekorting hebben gekregen, en hoeveel van die personen in dienstbetrekking werk hebben aanvaard, en op welke momenten. Daarbij worden betrokken, gegevens over leeftijd, geslacht en dergelijke. Aanvullend kunnen gegevens worden gevraagd die betrekking hebben op het gebruik van de instrumenten. Bij de deelnemende gemeenten, de CWI en de betrokken personen alsmede de werkgevers kan bovendien kwalitatief onderzoek worden gedaan.

Opgemerkt wordt dat het niet nodig is hierover een bepaling in deze regeling op te nemen, omdat een wettelijke basis voor deze gegevensverstrekking reeds bestaat. Voor wat betreft de gegevensverstrekking door de CWI en het UWV aan de minister kan die worden gevonden in artikel 72 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en voor wat betreft de gegevensverstrekking door de gemeenten aan de minister in artikel 78 van de Wet werk en bijstand.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Op grond van deze bepaling gelden voor de indicatiestelling ten behoeve van de no risk polis Ziektewet en de premiekorting van personen die recht hebben op een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) en niet-uitkeringsgerechtigden afwijkende voorwaarden. Het gaat daarbij om de genoemde personen die in een van de drie aangewezen gemeenten/regio’s Amsterdam, Hengelo of Hoeksche Waard woonachtig zijn. Voor wat betreft de regio Hoeksche Waard wordt opgemerkt dat deze bestaat uit de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, ’s-⁠Gravendeel, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen.

Voor deze personen gelden niet alle voorwaarden, bedoeld in artikel 4, van de regeling. Voor hen geldt slechts de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van dat artikel.

Door deze bepaling geldt voor de betrokken doelgroep niet de voorwaarde dat men op het moment van de indicatiestelling ten minste twee jaar als werkzoekende bij de CWI geregistreerd dient te zijn. Ook geldt de voorwaarde dat de betrokken gemeente ten minste twee jaar verantwoordelijk dient te zijn geweest voor de reïntegratie van de persoon, op wie de indicatiestelling betrekking heeft, niet.

Artikel 4, tweede lid, is, in tegenstelling tot het derde en vierde lid van dat artikel, van toepassing op de doelgroep van de pilot.

Artikel I, onderdeel B

De looptijd van de pilot zoals die in artikel 6a wordt geregeld, is een jaar. Nu de inwerkingtredingsdatum van deze regeling 31 januari 2006 is, kan artikel 6a een jaar later, te weten op 31 januari 2007, vervallen. Artikel I, onderdeel B, regelt dit door toevoeging van een tweede lid aan de inwerkingtredingsbepaling van de Regeling indicatiestelling no risk polis en premiekorting CWI.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven