Subsidieregeling Stichting CAOP

16 januari 2006

Nr. 2005-0000321960

Onderdeel: DGMOS/AOS/AO&IZ

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2 van de Wet overige BiZa-subsidies;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. de Stichting CAOP: de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel.

Artikel 2

1. De Minister verstrekt een subsidie aan de Stichting CAOP.

2. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.

3. De subsidie bedraagt vanaf 2006 maximaal € 1.686.200,–.

4. Met ingang van 2007 is op de subsidie de indexering voor de ter zake geldende begrotingsartikelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van toepassing. De subsidie is 50% loongevoelig en 50% prijsgevoelig, conform opgave van het Ministerie van Financiën.

5. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 2

Gesubsidieerde taken

Artikel 3

1. De subsidie wordt verstrekt voor kosten die direct samenhangen met de volgende activiteiten:

a. de secretariële en administratieve ondersteuning van:

– de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst;

– de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid en de daaronder ressorterende commissies;

– de Bedrijfscommissie Overheid;

– de Commissie Integriteit Rijksoverheid;

b. de secretariële en administratieve ondersteuning van:

– de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering;

– de Adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefening Ambtenaren;

– de Adviescommissie Veiligheidsonderzoeken;

c. onderzoek en voorlichting op het terrein van de arbeidsverhoudingen bij de overheid waaronder het doen van onderzoek in het kader van de Stichting Albeda Leerstoel en de Stichting Ien Dales Leerstoel.

2. Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden tevens verstaan de infrastructurele kosten voor zover deze volgens de normen die in het maatschappelijke verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, aan de in dat lid genoemde activiteiten kunnen worden toegerekend.

§ 3

Aanvraag van de subsidie en subsidieverlening

Artikel 4

1. De aanvraag van de subsidie voor een boekjaar wordt uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

2. De aanvraag van de subsidie gaat vergezeld van een activiteitenplan.

3. Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde middelen en de daarbij behorende infrastructurele kosten. De activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, worden nader gespecificeerd.

4. De aanvraag vermeldt de omvang van de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 8, eerste lid, op 31 december van het voorgaande boekjaar.

Artikel 5

De Minister geeft een beschikking tot subsidieverlening binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de Minister de Stichting CAOP daarvan in kennis en noemt hij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

§ 4

Voorschotverlening

Artikel 6

1. De Minister verleent op de subsidie een voorschot.

2. Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening uitbetaald. Het voorschot kan in één keer of in termijnen worden uitbetaald.

3. Het voorschot wordt uitbetaald onder de voorwaarde dat terugbetaling plaatsvindt indien bij de vaststelling van de subsidie het subsidiebedrag lager is dan het verleende voorschot dan wel de subsidie wordt ingetrokken.

§ 5

Aan de subsidie verbonden verplichtingen

Artikel 7

Op de financiële verantwoording van de Stichting CAOP is Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

1. Het CAOP vormt een egalisatiereserve.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

4. De egalisatiereserve mag uitsluitend worden aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

5. Op 31 december 2010 bedraagt de egalisatiereserve ten hoogste € 572.100,–. Het bedrag waarmee de egalisatiereserve op 31 december 2010 het bedrag van € 572.100,– overschrijdt, wordt teruggestort op de rekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 9

De Stichting CAOP behoeft de toestemming van de Minister voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen b en g, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10

1. De Stichting CAOP verstrekt aan de Minister alle informatie die nodig is voor de verantwoording van bestede subsidiegelden.

2. Voor de verantwoording van bestede subsidiegelden wordt een controleprotocol gehanteerd, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.

3. De Minister is bevoegd om gedurende de looptijd van deze regeling het protocol, bedoeld in het tweede lid, te wijzigen.

Artikel 11

1. De Stichting CAOP werkt mee aan onderzoeken welke worden verricht door of in opdracht van de Minister.

2. De Stichting CAOP draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale auditdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte werkzaamheden.

§ 6

Vaststelling van de subsidie

Artikel 12

1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ingediend.

2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:

a. een financieel verslag en een jaarrekening, als bedoeld in artikel 361 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

b. een activiteitenverslag;

c. een accountantsverklaring met betrekking tot de documenten bedoeld onder a, en

d. een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

3. De in het tweede lid genoemde verantwoordingsdocumenten geven in elk geval inzicht in:

a. de kwantiteit van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, de daarvoor benodigde middelen en de daarbij behorende infrastructurele kosten uitgesplitst per activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, waarbij de activiteit, bedoeld onder c, nader wordt gespecificeerd;

b. de kwalitatieve beoordeling van de in artikel 3 genoemde activiteiten door de Stichting Verbond voor Sectorwerkgevers Overheid, de centrales van overheidspersoneel en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c. de omvang van de egalisatiereserve op 31 december van het boekjaar.

Artikel 13

1. De Minister stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Indien de beschikking tot subsidievaststelling niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt de Minister de Stichting CAOP daarvan in kennis en noemt hij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

2. De subsidie wordt overeenkomstig de subsidieverlening vastgesteld.

3. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de Stichting CAOP niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

b. de Stichting CAOP onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

c. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de Stichting CAOP dit wist of behoorde te weten.

4. Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, worden bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

5. De subsidie wordt uitbetaald onder verrekening van het reeds betaalde voorschot.

§ 7

Evaluatie-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt in 2008 een evaluatie op die inzicht biedt in de ontwikkeling en de kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 15

1. Ter dekking van de overgangskosten die direct samenhangen met de invoering van deze regeling verstrekt de Minister aan de Stichting CAOP een overgangssubsidie.

2. De overgangssubsidie wordt per boekjaar verstrekt.

3. De overgangssubsidie bedraagt:

– in 2006 maximaal € 749.500,–;

– in 2007 maximaal € 572.100,–;

– in 2008 maximaal € 374.700,–;

– in 2009 maximaal € 187.400,–.

4. Met ingang van 2007 is op de overgangssubsidie de indexering voor de ter zake geldende begrotingsartikelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van toepassing. De subsidie is 50% loongevoelig en 50% prijsgevoelig, conform opgave van het Ministerie van Financiën.

5. Op de overgangssubsidie zijn de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5, 6, 7, 10, 11, 12, eerste en tweede lid, en 13 van overeenkomstige toepassing.

6. Onverminderd artikel 13 kan de overgangssubsidie lager worden vastgesteld indien de overgangskosten die direct samenhangen met de invoering van deze regeling lager zijn.

Artikel 16

1. Voor het boekjaar 2006 wordt in afwijking van artikel 4, eerste lid, de aanvraag voor subsidie ingediend binnen tien weken na inwerkingtreding van deze regeling.

2. Na inwerkingtreding van deze regeling is op het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2005, nr. 2005-0000305234, deze regeling van toepassing.

Artikel 17

De Regeling Subsidiëring CAOP vervalt, met dien verstande dat de vaststelling van de subsidie voor het boekjaar 2005 zal plaatsvinden op grond van en onder de voorwaarden van de Regeling Subsidiëring CAOP.

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006 en vervalt met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Stichting CAOP.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Controleprotocol Subsidieregeling Stichting CAOP

1. Algemeen

In artikel 10, tweede lid, van de Subsidieregeling Stichting CAOP is geregeld dat voor de verantwoording van de bestede subsidiegelden een controleprotocol wordt gehanteerd.

Op basis van artikel 12, eerste lid, van de regeling dient de Stichting CAOP zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag gaat ondermeer vergezeld van een financieel verslag over de bestede subsidiegelden, de jaarrekening en accountantsverklaringen bij beide documenten. Tevens maakt een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen onderdeel uit van de aanvraag.

1.1 Reikwijdte accountantscontrole

Dit controleprotocol dient om de reikwijdte en het object van de accountantscontrole van het financiële verslag van de Stichting CAOP nader aan te geven. Er wordt niet beoogd een aanpak van de accountantscontrole voor te schrijven. Veelal zal de accountant zich immers bij zijn controle baseren op een (risico)analyse van de administratieve organisatie en interne controle bij de stichting en op basis daarvan komen tot een optimale afweging van de in te zetten controlemiddelen.

De accountantscontrole strekt zich uit tot de deugdelijkheid van het financiële verslag en de rechtmatigheid van het daarin verantwoorde beheer. Onder de controle op de rechtmatigheid van het verantwoorde beheer wordt verstaan de controle of de verantwoorde bestedingen (lasten) tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de relevante regelgeving. Het doel van deze controle is te komen tot het afgeven van een accountantsverklaring bij het financiële verslag van de Stichting CAOP.

1.2 Regelgeving

De van toepassing zijnde regelgeving betreft de Subsidieregeling Stichting CAOP. Van belang zijn daarbij met name de volgende artikelen:

– Artikel 3. Hierin wordt aangegeven waaraan de reguliere subsidie mag worden besteed.

– Artikel 7. Hierin wordt geregeld dat Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing is.

– Artikel 8. Hierin is de vorming van een egalisatiereserve voorzien ten laste van de reguliere subsidie.

– Artikel 9. Hierin wordt voor bepaalde rechtshandelingen toestemming van de Minister vereist.

– Artikel 12. Hierin worden de vereiste verantwoordingsdocumenten genoemd alsook geregeld waar deze documenten in elk geval inzicht in moeten verschaffen.

– Artikel 15. Hierin zijn de omvang en de voorwaarden verbonden aan de overgangssubsidie opgenomen.

2. Aandachtspunten

De accountant stelt vast dat:

– de bestedingen ten laste van de reguliere subsidie zoals verantwoord in het financiële verslag voldoen aan de eisen zoals ze opgenomen zijn in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Subsidieregeling Stichting CAOP en juist en volledig zijn weergegeven;

– de opgenomen bestedingen inzake de infrastructurele kosten volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn toegerekend;

– de jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve het verschil is tussen de jaarlijks vastgestelde reguliere subsidie en de jaarlijkse werkelijke kosten van de activiteiten die met de reguliere subsidie zijn bekostigd, en

– de bestedingen ten laste van de overgangssubsidie zoals verantwoord in het financiële verslag voldoen aan de eisen zoals ze zijn opgenomen in artikel 15 van de Subsidieregeling Stichting CAOP en juist en volledig zijn weergegeven.

3. De accountantsverklaring en -⁠rapportage

Voor geconstateerde onjuistheden en onzekerheden gaat de accountant na wat hiervan de consequenties zijn voor de af te geven accountantsverklaring.

In de accountantsverklaring bij het financiële verslag dient het punt dat het controleprotocol is nageleefd tot uitdrukking te worden gebracht. Een dergelijke vermelding impliceert mede dat de controle is uitgevoerd met inachtname van de hieronder gestelde eisen.

De accountant heeft bij zijn oordeelsvorming gestreefd naar een ‘hoge mate van zekerheid’. Indien dit begrip ten behoeve van het gebruik van statistische technieken moet worden gekwantificeerd dan is een betrouwbaarheid van 95% gehanteerd.

De accountant heeft geconcludeerd dat de meest waarschijnlijke fout (goedkeuringstolerantie) met betrekking tot de deugdelijkheid van het financiële verslag en de rechtmatigheid van het daarin verantwoorde beheer, niet groter is dan aangegeven in onderstaande tabel.

Overzicht van toleranties

Onjuistheden in de verantwoording/besteding

Onzekerheden in de controle

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeel

Onthouding

>1% en <3%

>3%

>3% en <10%

> 10%

Toelichting

Algemeen

Inleiding

De Stichting CAOP is in 1995 opgericht door de Minister van Binnenlandse Zaken en de centrales van overheidspersoneel. De stichting heeft tot doel diensten te verlenen ter ondersteuning van adviesorganen, beroeps- en bezwarencommissies alsmede andere instanties, hieronder begrepen privaatrechtelijke vormgegeven rechtspersonen, waaraan door de overheid taken zijn opgedragen, of welke een bijzonder orgaan van overleg zijn, op het gebied van aangelegenheden die de rechtspositie, arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen van het overheidspersoneel betreffen dan wel een arbitrerende functie hebben in geschillen inzake aangelegenheden die op dit gebied betrekking hebben, dit alles in de ruimste zin des woords. Voorts heeft de stichting tot doel documentatie en informatie te verzamelen over onderwerpen die betrekking hebben op het gebied waarop zij werkzaam is en daarover publieks- en persvoorlichting te verzorgen.

De Stichting CAOP is een stichting naar Nederlands recht met participatie van zowel werkgeversorganisaties als centrales van overheidspersoneel.

Bij besluit van 13 december 1994, nr. MPA94/U598, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Stichting CAOP voor de jaren 1995 tot en met 1999 een jaarlijkse bijdrage toegekend ten behoeve van haar activiteiten.

Vanaf 2000 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een jaarlijkse subsidie toegekend aan de Stichting CAOP op grond van de Regeling Subsidiëring Stichting CAOP (besluit van 22 december 1999, nr. AB1999/U10052).

Veranderingen in het activiteitenpatroon van de Stichting CAOP, mede gezien in het licht van de nationale en internationale regelgeving met betrekking tot het voorkomen van marktverstoringen, vormden de aanleiding om te komen tot een nieuwe financieringsstructuur die aansluit bij de actuele context waarbinnen het CAOP in 2005 opereert. Het nut van en de waardering voor de dienstverlening door de stichting CAOP staan daarbij voltrekt buiten twijfel. De redenen die destijds ten grondslag lagen aan de oprichting van het CAOP zijn onverminderd van kracht.

Onafhankelijkheid van de stichting

De veranderende arbeidsverhoudingen binnen de publieke dienst hebben in de jaren 90 geleid tot ondermeer een verschuiving van eenzijdigheid naar tweezijdigheid (onderhandelingen tussen twee gelijkwaardige overlegpartners). Vanwege deze tweezijdigheid was en is het voor beide partijen wenselijk om te kunnen beschikken over een onafhankelijk secretariaat. Met betrekking tot de andere taken van het verzelfstandigde CAOP geldt eveneens de wens tot onafhankelijkheid. Het gaat hierbij immers om de ondersteuning van los van werkgevers- en werknemerskant staande, neutraal opererende, commissies. Deze uitgangspunten blijven voor de toekomst ongewijzigd.

De onafhankelijkheid wordt op twee manieren geborgd. Allereerst beschikt de stichting over een paritair bestuur. Werkgevers en werknemers zijn dus op gelijke wijze in het bestuur vertegenwoordigd. Een en ander is vastgelegd in de statuten van de stichting. Ook bij de subsidiering komt het paritaire karakter terug. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleent de subsidie en stelt de subsidie vast conform de regeling, en betaalt de subsidie aan de Stichting CAOP. Het aldus door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde en afgedragen bedrag wordt geacht voor de helft afkomstig te zijn van de werkgevers en voor de helft van de werknemers.

Verandering in activiteiten en karakter van de organisatie

Aanvankelijk bestonden de activiteiten van de stichting voor 90% uit activiteiten in het kader van de bijdrageregeling en later de subsidieregeling en voor ongeveer 10% uit activiteiten die buiten het kader van de betreffende regelingen vielen. In de loop van de tijd ontwikkelde de Stichting CAOP steeds meer niet subsidiabele activiteiten. Hierdoor veranderde de Stichting CAOP van een door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gefinancierde verbijzonderde uitvoeringsorganisatie tot een bedrijf dat het merendeel van zijn activiteiten tegen een bepaald tarief aanbiedt aan derden binnen de publieke dienst.

Inmiddels is de verhouding tussen de gesubsidieerde activiteiten en niet subsidiabele activiteiten van de Stichting CAOP eerder omgekeerd ten opzichte van de 90% -10% verhouding van de jaren negentig. Door deze sterk gewijzigde verhouding, mede gezien in relatie tot het beleid inzake markt en overheid dat gericht is op het voorkomen van marktverstoringen, kan de huidige omvang van de subsidie in de toekomst niet in stand blijven. Om die redenen is voor de jaren 2006 en verder een nieuwe subsidieregeling nodig.

Uitgangspunten nieuwe subsidierelatie

Kern van de nieuwe financiële relatie is dat het doel van de subsidie strakker en eenduidiger wordt geformuleerd. Daarbij moet tevens duidelijk zijn welke kosten uit de subsidie kunnen worden bekostigd. Voor wat betreft het doel van de subsidie wordt een driedeling in activiteiten doorgevoerd, te weten

1. de bovensectorale aan het sectormodel gerelateerde commissies (AAC, ROP, BCO en CIR) en subcommissies;

2. de commissies ten behoeve van de rijksdienst (CABF, AGFA, AVO);

3. de meer algemene activiteiten, bestaande uit voorlichting en onderzoek.

De kosten ten behoeve deze activiteiten zijn geprognosticeerd op € 1.686.200,– , waarbij de mogelijkheid bestaat een egalisatiereserve op te bouwen van maximaal € 572.100,–. Hierin is de factor beschikbaarheid uitdrukkelijk verdisconteerd. Het CAOP zal immers bepaalde voorzieningen in stand moeten houden, ongeacht de mate waarin van bepaalde commissies gebruik wordt gemaakt.

De subsidieregeling heeft een maximale looptijd van vijf jaar. Tevens zal een evaluatie plaatsvinden. Op basis van de uitkomsten daarvan kunnen dan nieuwe afspraken worden gemaakt voor de volgende periode.

Verhouding van deze regeling tot de Algemene wet bestuursrecht

Op de subsidierelatie met de Stichting CAOP is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dat betekent dat behalve deze regeling ook de subsidievoorschriften uit de Awb gelden. Met betrekking tot een aantal voorschriften, met name van procedurele aard, is er omwille van de leesbaarheid voor gekozen deze expliciet in de regeling op te nemen, ook al volgt een en ander rechtstreeks uit de Awb.

Voorts zijn de bepalingen over besluiten van toepassing. Dat betekent dat bij conflicten tegen de besluiten tot subsidieverlening en subsidievaststelling bezwaar en beroep kan worden aangetekend.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel geeft de titel voor de jaarlijkse subsidieverstrekking van maximaal € 1.686.200,– ten behoeve van de in artikel 3 bedoelde activiteiten. Het vierde lid regelt de indexering voor de periode na 2006.

Het vijfde lid van artikel 2 wijst op het begrotingsvoorbehoud, aangezien de subsidiebedragen worden verleend ten laste van begrotingen die nog niet zijn vastgesteld of goedgekeurd.

Artikel 3

In dit artikel worden de activiteiten genoemd ten behoeve waarvan de subsidie wordt verstrekt.

In het eerste lid, onder a, gaat het om een viertal bovensectorale aan het sectormodel gerelateerde commissies. Daartoe behoren ook de onder de ROP ressorterende commissies, zoals de Pensioenkamer en de WOR-kamer. De activiteiten voor deze bovensectorale commissies mogen uit de subsidie worden bekostigd, ongeacht de sector die van de betreffende commissie gebruik maakt.

Het eerste lid, onder b, betreft commissies die vóór de invoering van het sectorenmodel ten behoeve van bepaalde groepen van werknemers zijn ingesteld. De Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering is ingesteld ten behoeve van ambtenaren uit de sector Rijk en het burgerpersoneel van Defensie. De Adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefening Ambtenaren adviseert voor rijksambtenaren, ambtenaren van de Staten-Generaal en het politiepersoneel. De Adviescommissie Veiligheidsonderzoeken adviseert voor ambtenaren uit alle overheidssectoren. Activiteiten van deze drie commissies voor anderen dan die tot de doelgroep behoren, zijn niet subsidiabel.

De activiteit, genoemd in het eerste lid, onder c, moet in het activiteitenplan en dus ook bij de verantwoording in het activiteitenverslag nader gespecificeerd worden.

Het tweede lid beoogt de toerekening van infrastructurele kosten te beperken tot dat deel dat naar evenredigheid en redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de taken, genoemd in het eerste lid. Als de verhouding tussen de subsidiabele taken en niet subsidiabele taken 10:90 is, dan kan niet meer dan 10% van de infrastructurele kosten worden opgevoerd als kosten die direct samenhangen met de taken, genoemd in het eerste lid.

Artikel 8

In dit artikel wordt de mogelijkheid tot het vormen van een egalisatiereserve geregeld. Na afloop van deze regeling dient het bedrag waarmee de egalisatiereserve het maximum van € 572.100,– overschrijdt, aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te worden teruggestort. Uitgangspunt is dat het restant, € 572.100,–, in het kader van een nieuwe subsidieregeling als egalisatiereserve wordt aangewend voor de activiteiten die alsdan worden gesubsidieerd.

Artikel 9

In aanvulling op het bepaalde in de statuten van de Stichting CAOP wordt in artikel 9 bepaald dat de Stichting CAOP de toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties behoeft voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen. Het betreft de wijziging van de statuten en het vormen van fondsen en reserveringen.

Artikel 12

In dit artikel wordt de verantwoording geregeld. Uitgangspunt is dat deze per activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, plaatsvindt. Voor wat betreft de activiteit, genoemd onder c, wordt een nadere specificatie vereist.

Artikel 13

In dit artikel wordt de vaststelling van de subsidie geregeld. Het derde en vierde lid volgen al uit de Awb (artikel 4:46), maar is volledigheidshalve hier nog eens opgenomen. De Awb biedt verder ook mogelijkheden tot het intrekken of wijzigen van een nog niet of al wel vastgestelde subsidie (afdeling 4.2.6).

Artikel 14

De in 2008 geplande evaluatie heeft tot doel informatie te verkrijgen omtrent de ontwikkeling en de kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten. Aan de hand hiervan kunnen afspraken met de Stichting CAOP worden gemaakt voor de periode na afloop van deze subsidieregeling. Die evaluatie zal door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden uitgevoerd.

Artikel 15

De invoering van deze nieuwe regeling brengt, mede gezien de aanzienlijke verlaging van het subsidiebedrag, een substantiële wijziging van de werkwijze en organisatie van het CAOP met zich. Het spreekt voor zich dat bij het doorvoeren van zo’n wijziging de overgangsproblematiek een belangrijk aandachtspunt is. Uitgangspunt is dan ook dat veranderingen op een zodanige wijze in de organisatie van het CAOP kunnen worden opgevangen dat de bestaande dienstverlening niet in gevaar komt. Daarom wordt aan de Stichting CAOP jaarlijks een aflopende overgangssubsidie verstrekt van maximaal € 749.500,– in 2006 tot maximaal € 187.400,– in 2009.

In de periode na 2006 wordt het bedrag geïndexeerd. Deze overgangssubsidie valt buiten het bereik van de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 8. Wel zijn ook op deze subsidie de aanvraag- en verantwoordingsregels van toepassing.

Artikel 16

In dit artikel wordt de procedurele overgang van de oude naar de nieuwe subsidieregeling geregeld. Op basis van de oude subsidieregeling is reeds een voorschot voor het boekjaar 2006 verstrekt. Na de inwerkingtreding van deze regeling is op dat voorschot deze nieuwe regeling van toepassing. Een en ander doet niets af aan het feit dat voor het boekjaar 2006 een aanvraag voor subsidieverlening moet worden ingediend die voldoet aan de nieuwe subsidieregeling. Op basis daarvan zal de Minister dan een besluit tot subsidieverlening nemen. Voor het boekjaar 2006 mag de aanvraag voor de subsidie in het betreffende boekjaar, te weten binnen tien weken na inwerkingtreding van de regeling, worden gedaan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven