Intentieverklaring offensief leren & werken Amsterdam

Partijen,

• de Gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door Aboutaleb, wethouder en handelend ter uitvoering van het besluit van burgemeester en wethouders d.d. 4 februari 2004, hierna te noemen ‘de gemeente’

• Stichting Regionaal Opleidingen Centrum van Amsterdam (ROC van Amsterdam), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door E.C.M. de Jaeger

• Stichting Algemeen Christelijk Regionaal Opleidingen Centrum Amsterdam - ’t Sticht Amersfoort (ROC ASA), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door L.J. Molenkamp

• MKB-Amsterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door E. van der Sluis

• VNO-NCW Amsterdam, kring West, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door M. Stassen

• de Taskforce Jeugdwerkloosheid, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door P. Krikke

• de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden,

overwegende dat:

• in de Nederlandse economie burgers een minimum opleidingsniveau nodig hebben om een redelijke kans op werk te hebben,

• de arbeidsmarkt in Amsterdam e.o. goed opgeleide vakmensen nodig heeft,

• partijen scholing van werkenden en werkzoekenden een impuls willen geven zodat Amsterdam op termijn een beter opgeleide beroepsbevolking heeft,

• partijen duale trajecten als een belangrijk instrument zien om mensen (weer) aan het leren te krijgen en aan (ander) werk te helpen,

• de uitval uit het beroepsonderwijs te hoog is,

• de uitvallers uit het beroepsonderwijs (te) vaak een beroep doen op de sociale zekerheid,

• de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en het (georganiseerde) bedrijfsleven verbetering behoeft,

• de inhoud van het beroepsonderwijs vernieuwing behoeft,

• goed beroepsonderwijs bijdraagt aan de sociale integratie van jongeren en jongvolwassenen,

• bepaalde groepen jongeren en volwassenen daarbij speciale aandacht vereisen,

vinden het wenselijk gezamenlijk hierbij nadere afspraken te maken over de samenwerking tussen de rijksoverheid en het beroepsonderwijs, de gemeenten en het (georganiseerde) bedrijfsleven in Amsterdam.

Partijen stellen het volgende vast:

• onder duale trajecten verstaan partijen trajecten waarbij leren en (on)betaald werken worden gecombineerd. In deze trajecten is sprake van samenhang tussen de theoriecomponent op de school en de praktijkcomponent in het werken; deze samenhang is beschreven in een onderwijs- en examenregeling. Duale trajecten leiden bij voldoende prestaties van de deelnemer tot een certificaat (tevens startkwalificatie voor de arbeidsmarkt) of deelcertificaat;

• de onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor het leveren adequaat beroepsonderwijs;

• dat het ROC van Amsterdam en ROC ASA een inspanningsverplichting hebben ten aanzien van het werven van voldoende BPV-plaatsen voor hun leerlingen;

• de gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor de resocialisatie van personen die onvoldoende capaciteiten hebben om een duaal traject te kunnen volgen.

• overeenkomstig de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) draagt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zorg voor de bekostiging van het op de ROC’s conform de regels van deze WEB aangeboden onderwijs;

• daar waar in de voorliggende intentieverklaring gesproken wordt over duale trajecten betreft het de doelgroep personen vanaf 16 jaar. In de praktijk gaat het om de doelgroep 16 t/m ca. 40 jaar. Een nader onderscheid naar kenmerken van deze groep is als bijlage toegevoegd. Dit onderscheid biedt tevens een overzicht van de optredende knelpunten en de gezamenlijk door alle partijen te bereiken oplossingen.

Partijen komen overeen dat zij zullen zich inspannen om in Amsterdam onderstaande doelstellingen te realiseren:

1. verhelpen tekort aan BPV-plaatsen en bestrijden van onnodige uitval in het reguliere MBO

a. ROC’s hebben de taak BPV-plaatsen voor hun leerlingen te realiseren. Het ROC van Amsterdam en ROC ASA zeggen toe zich optimaal in te spannen voor het werven van voldoende BPV-plaatsen voor hun leerlingen;

b. ROC van Amsterdam, ROC ASA, MKB-Amsterdam, VNO-NCW Amsterdam en de gemeente Amsterdam spannen zich gezamenlijk in om het huidige tekort aan BPV-plaatsen in het MBO-onderwijs van Amsterdam te verhelpen. Partijen hebben via het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs van Amsterdam (PAO) opdracht gegeven tot een eerste inventarisatie van het tekort aan BPV-plaatsen in Amsterdam. Bij deze inventarisatie zijn zowel het bedrijfsleven (sectoren) als het onderwijs (ROC’s en MBO-scholen) betrokken. De inventarisatie wordt medio december 2005 afgerond. Op basis van de uitkomsten van deze inventarisatie:

- zullen genoemde partijen begin 2006 gezamenlijk knelpuntsectoren benoemen;

- zullen beide ROC’s gezamenlijk een adequate monitoring van tekorten aan BPV-plaatsen opstarten (zie ook punt 8a). Op basis van dit overzicht zullen genoemde partijen periodiek (minimaal eens per kwartaal) gezamenlijk overleg voeren en concrete afspraken maken gericht op het verhelpen van deze tekorten, o.a. door optimaal gebruik te maken van de projecten en initiatieven die met gemeentelijk middelen voor dit doel worden gefinancierd. Aan dit kwartaaloverleg nemen vertegenwoordigers van de partijen deel met voldoende mandaat;

- zullen beide ROC’s de ‘tekorten’ aan BPV-plaatsen die moeten worden toegeschreven aan een overschot aan leerlingen in bepaalde opleidingsrichtingen verhelpen door leerlingen te ontmoedigen voor deze opleidingsrichtingen te kiezen. Aangezien voor leerlingen geldt dat zij vrij zijn in het kiezen van een school en opleidingsrichting, kunnen beide ROC’s slechts adviseren om voor een opleidingsrichting met arbeidsmarktpotentieel te kiezen;

- zullen MKB-Amsterdam en VNO-NCW Amsterdam, intensief met hun leden/achterban in de regio communiceren. Ten eerste om de acquisitie van additionele BPV-plaatsen in de knelpuntsectoren te helpen bevorderen. Ten tweede om een scherp beeld te krijgen van de knelpunten die bedrijven ervaren bij het realiseren van BPV-plaatsen op alle niveaus (MBO-niveau 1 t/m 4);

- zullen genoemde partijen zich inspannen om belemmeringen die bedrijven ervaren bij het creëren van BPV-plaatsen te verhelpen (o.a. het creëren van oplossingen voor de administratieve lasten van het fenomeen ‘erkend leerbedrijf, het zorgdragen voor extra begeleidingscapaciteit voor zwakkere en minder gemotiveerde leerlingen);

- zullen genoemde partijen ‘good practices’ benoemen: (sectorale) projecten en initiatieven die zich in de Amsterdamse praktijk hebben bewezen. Partijen committeren zich aan het continueren en uitbreiden van deze good practices;

c. om tussentijdse uitval te voorkomen en tussentijdse instroom mogelijk te maken zullen het ROC van Amsterdam en ROC ASA zorgdragen dat er voor het cursusjaar 2006/2007 minimaal 2 instroommomenten voor zoveel mogelijk opleidingsrichtingen zijn ingevoerd. Beide ROC’s zullen hier hun opleidingsprogramma’s op aanpassen. In de daarop volgende cursusjaren zullen beide ROC’s het aantal instroommomenten verder verhogen.

Uiterlijk 1 februari 2006 zullen beide ROC’s per opleidingsrichting aangeven welke instroommomenten in het kalenderjaar 2006 gehanteerd zullen worden. Vervolgens zullen beide ROC’s in de maand mei van elk kalenderjaar (start 2006) expliciet aangeven welke instroommomenten er per opleidingsrichting voor het volgende cursusjaar door hen zullen worden gehanteerd;

d. instroom buiten de reguliere instroommomenten vindt plaats in een zogenaamde oriëntatieklas. Dit is een voorziening waarin leerlingen kunnen uitzoeken welk beroep ze willen gaan volgen en waarin ze voorbereid worden op de BBL-plaats. Daarbij valt te denken aan ontwikkeling van werknemersvaardigheden, oriëntatieactiviteiten, taalvaardigheid, etc. De gemeente kan vanuit haar reïntegratiebudget (W-deel WWB) bijdragen in de kosten t.b.v. deze oriënterende activiteiten voor haar wettelijke doelgroep, met inachtneming van de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 2005 (kenmerk W&B/SFI/05/82365).

2. realisatie extra duale trajecten voor huidige bijstandsgerechtigden

a. het ROC van Amsterdam, ROC ASA en de gemeente Amsterdam spannen zich in om zowel de 3.300 bijstandsgerechtigden tussen de 23 en 40 (waarvan bij de gemeente Amsterdam (DWI) (onderdeel van de gemeente Amsterdam) bekend is dat ze geen traject volgen) die recent zijn opgeroepen door de gemeente Amsterdam (DWI)/sociale dienst, als de ca. 400 bijstandsgerechtigden die recent de Werkmarkt in de RAI hebben bezocht, te plaatsen op een voor elk individu meest geschikt aanbod. Onder aanbod verstaan partijen in dit verband: een duaal traject op MBO-niveau (al dan niet in combinatie met een opvangklas voorafgaand aan het traject), een reïntegratietraject, bemiddeling naar werk of eventueel ontheffing van de arbeidsplicht:

- de circa 1.600 van de 3.300 bijstandsgerechtigden die zich na oproep hebben gemeld en/of zich bij de Werkmarkt hebben geregistreerd, dienen voor ultimo 2005 door de ROC’s en de gemeente Amsterdam (DWI) op een passend aanbod te zijn geplaatst;

- de overige circa 1.700 bijstandsgerechtigden (die niet aan de oproep van de gemeente Amsterdam (DWI)/sociale dienst gehoor hebben gegeven) zullen vanaf januari 2006 actief door de gemeente Amsterdam (DWI) worden benaderd en dienen ultimo maart 2006 door de ROC’s en de gemeente Amsterdam (DWI) op een passend aanbod te zijn geplaatst;

- de 400 bijstandsgerechtigden die de Werkmarkt in de RAI hebben bezocht, zullen eveneens vanaf januari 2006 door de gemeente Amsterdam (DWI) actief worden benaderd;

b. het ROC van Amsterdam, ROC ASA en de gemeente Amsterdam zorgen er gezamenlijk voor dat ze al de opgeroepen bijstandsgerechtigden in beeld brengen en houden: van iedere bijstandsgerechtigde wordt exact bijgehouden op welk aanbod de persoon is geplaatst (zie verder onder punt 8);

c. afhankelijk van de competenties van deze deelnemers zullen door de ROC’s niet alleen BPV plaatsen op niveau 3 en 4 worden gerealiseerd, maar juist ook op niveau 1 en 2;

d. de deelnemers waarvan de ROC’s constateren dat zij een achterstand hebben ten aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal, ontvangen tijdens het duale traject additioneel Nederlands taalonderricht (dit zijn de zogenoemde GIT-trajecten: leren & werken & taal);

e. ambitie van het ROC van Amsterdam, ROC ASA en de gemeente Amsterdam is om voor de doelgroep bijstandsgerechtigden in de komende drie jaar in Amsterdam 2.500 extra duale trajecten te realiseren.voor deze doelgroep is het cruciaal dat personen snel op het juiste aanbod worden geplaatst. Daarom zullen het ROC van Amsterdam, ROC ASA en de gemeente Amsterdam uiterlijk eind januari 2006 nadere concrete afspraken te maken over de inhoud en de organisatie en financiering van een adequaat assessment voor deze doelgroep en over maximale doorlooptijden;

f. ROC’s hebben een (wettelijke) inspanningsverplichting om voldoende BPV-plaatsen te werven. In de praktijk blijkt extra ondersteuning noodzakelijk: een actuele inventarisatie leert dat er in de regio Amsterdam een tekort is aan 1400 plaatsen. Om te voorkomen dat leerlingen bij gebrek aan BPV-plaatsen uitvallen uit de BBL-opleiding en (terug) instromen in de WWB zal de gemeente Amsterdam additionele inspanningen verrichten om voor haar wettelijke doelgroep werkervaringsplaatsen te acquireren en daarop te bemiddelen. Hiertoe is recent een ESF-beschikking ontvangen. Cofinanciering kan vanuit de W-middelen geschieden met inachtneming van de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 2005 (kenmerk W&B/SFI/05/82365).

3. het waarborgen van voldoende uitvoeringscapaciteit en eenduidige coördinatie

a. partijen zijn met elkaar overeengekomen dat het ROC van Amsterdam en ROC ASA primair verantwoordelijk zijn voor het werven van voldoende BPV-plaatsen op alle MBO-niveaus, dat de scholingsinstellingen verantwoordelijk zijn voor het bieden van adequate begeleiding aan hun leerlingen en voor het effectief bestrijden van voortijdig schooluitval;

b. de gemeente Amsterdam toont zich bereid dat daar waar de beide ROC’s er in samenwerking met de KBB’s en de branches niet in slagen om voldoende BPV-plaatsen te acquireren, de zwakkere leerlingen adequaat te begeleiden en uitval te voorkomen projecten en initiatieven te (blijven) financieren die voorkomen dat voormalige of potentiële leerlingen hun opleidingen op MBO-niveau niet kunnen afronden;

c. partijen achten het van belang dat projecten en initiatieven die in Amsterdam succesvol zijn gebleken in het realiseren van duale trajecten en het verhelpen van knelpunten t.a.v. de BPV-plaatsen worden gecontinueerd en waar nodig uitgebreid;

d. onder partijen is er in toenemende mate draagvlak ontstaan om de hiervoor genoemde succesvolle projecten en initiatieven vanuit de PAO-structuur onder een eenduidige regie te brengen en daarbij tevens voldoende uitvoeringscapaciteit op operationeel niveau te waarborgen. Eenduidige regie maakt het mogelijk om initiatieven van de beide ROC’s, de gemeenten en de front-office bedrijfsleven (onderdeel PAO) effectief te coördineren, zodat in Amsterdam knelpunten op het grensvlak van arbeidsmarkt-onderwijs-sociale zekerheid zo effectief mogelijk kunnen worden bestreden. Voldoende uitvoeringscapaciteit maakt het mogelijk om oplossingen tot op het niveau van de individuele werkgever en de individuele werkzoekende/leerling te realiseren;

e. voor het realiseren van de eenduidige regie en structuur op uitvoeringsniveau zullen partijen een projectplan inclusief begroting uitwerken. Beide zullen uiterlijk eind februari 2006 door partijen bij de Projectdirectie Leren & Werken te worden ingediend.

4. realiseren extra arbeidsplaatsen met opleidingscomponent door ‘MKB-pool’

a. MKB-Amsterdam geeft aan dat bij een groot aantal MKB-werkgevers in Amsterdam werk voor het oprapen ligt, maar dat door administratieve rompslomp, de werkgeversrisico’s die gepaard gaan met (vaste) arbeidsovereenkomsten en door conjunctuurrisico’s werkgevers het besluit om iemand in dienst te nemen (o.a. voor het volgen van een BBL-opleiding) uitstellen;

b. tegen deze achtergrond willen partijen zich gezamenlijk inspannen om een pilot te starten waarin een detacheringspool wordt ingericht die bijstandsgerechtigden en langdurig werkzoekenden in dienst neemt:

- deze pool dient professioneel beheerd te worden en de deelnemers uitzicht te geven op vast werk;

- de pool stelt via een EVC-procedure vast over welke competenties de deelnemers beschikken. Voor de deelnemers die niet over een over een startkwalificatie (niveau 2 MBO) wordt een duaal opleidingstraject gestart;

- streven is dat deelnemers de pool na verloop van tijd verlaten, in het bezit van (deel) certificaten en een nieuwe (vaste) baan buiten de pool;

c. partijen zullen voor deze pilot een plan van aanpak inclusief begroting uitwerken dat eind februari 2006 gereed dient te zijn. In dit plan van aanpak zullen ervaringen uit specifieke branches die vergelijkbaar zijn met dit poolconcept (bijvoorbeeld Stichting Opleidingspool in de bouw) zoveel mogelijk worden geïncorporeerd. In het plan van aanpak zullen streefgetallen nader worden gespecificeerd; vooralsnog lijkt het streefgetal van 1.000 poolwerknemers gedurende een periode van 3 jaar een optie. Partijen zullen dit plan inclusief begroting indienen bij de Projectdirectie Leren & Werken en nadere afspraken maken over de wijze waarop realisatie van deze poolconstructie wordt gefinancierd;

d. MKB-Amsterdam, VNO-NCW Amsterdam, de front-office bedrijven van het PAO zullen zich inspannen om de dienstverlening van de pool actief onder de aandacht van hun leden/achterban te brengen;

e. de poolconstructie zal worden benut om extra plaatsen met opleidingscomponent te realiseren bij publiek gefinancierde instellingen, met name bij zorg- en welzijnsinstellingen.

5. duale trajecten voor werkenden

a. partijen zullen in PAO-verband onderzoeken of het wenselijk en haalbaar is om duale trajecten voor werkenden in Amsterdam te gaan stimuleren.

6. oplossen van problemen t.a.v. de kwaliteit van duale trajecten op MBO-niveau 1 t/m 4

a. het ROC van Amsterdam en ROC ASA zullen zowel bij het wegwerken van de tekorten aan BPV-plaatsen in het reguliere onderwijs als bij de realisatie van duale trajecten ten behoeve van de huidige bijstandsgerechtigden optimaal op korte termijn maatwerk bieden. Beide ROC’s zullen trajecten realiseren die goed aansluiten bij de behoefte van het bedrijfsleven en bij de competenties van de leerlingen;

b. het ROC van Amsterdam en ROC ASA en de gemeente Amsterdam verwachten knelpunten bij het realiseren van de gewenste kwaliteit, met name bij duale trajecten op niveau 1 en 2 voor de specifieke doelgroep bijstandsgerechtigden. Het (georganiseerde) bedrijfsleven en de publiek gefinancierde instellingen in Amsterdam hebben daarnaast belang bij het verhelpen van eventuele knelpunten t.a.v. de kwaliteit van de reguliere BPV-plaatsen. Knelpunten zullen zich naar verwachting voordoen bij:

- aanpassing van het onderwijsprogramma aan de specifieke doelgroep bijstandsgerechtigden;

- aanpassing van het onderwijsprogramma aan de behoeften van het bedrijfsleven/instellingen;

- aanpassing van het onderwijsprogramma aan de meerdere instroommomenten;

- het kunnen beschikken over docenten met de juiste competenties en vaardigheden. Deze competenties en vaardigheden hebben vooral betrekking op het kunnen omgaan met de doelgroep en het inbrengen van ervaring uit de beroepspraktijk;

c. het ROC van Amsterdam en ROC ASA zullen daarom een pilot starten om de kwaliteit van de duale trajecten op MBO-niveau te verbeteren met gebruikmaking van EVC. Zij zullen dit doen in samenwerking met de gemeente Amsterdam en met partijen met aantoonbare expertise op het gebied van EVC in het onderwijs, waaronder de Hogeschool van Amsterdam;

d. belangrijke aspecten van het nieuw te ontwikkelen onderwijsaanbod zijn:

- de deelnemer doorloopt een EVC-procedure (assessment) voorafgaand aan de opleiding;

- de deelnemer hoeft alleen de onderdelen van het onderwijsprogramma te volgen dat gericht is op de competenties die hij/zij nog niet beheerst;

- het onderwijsprogramma wordt afgestemd op de behoeftes van het bedrijfsleven.

Dit heeft de volgende positieve effecten:

- een zo efficiënt mogelijk traject: besparingen van tijd en geld voor zowel de deelnemer als de bekostigende scholingsinstantie;

- sterker gemotiveerde deelnemers, die immers erkenning krijgen voor hun verworven competenties en eerder de eindstreep kunnen halen;

- een betere aansluiting tussen beroepsonderwijs en de beroepspraktijk met als resultaat beter opgeleide werknemers voor het bedrijfsleven.

Streven is de pilot zo mogelijk in G4-verband te starten. Doel van de pilot is om in 2006 en 2007:

- een doorlopende leerweg voor een aantal opleidingen te ontwikkelen, waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van competentiegericht onderwijs (EVC);

- het inschakelen van docenten die ervaring hebben met (afkomstig zijn uit) de beroepspraktijk en met de doelgroep die is aangewezen op opleidingen op MBO niveau 1 en 2 (waaronder de bijstandsgerechtigden die door de gemeente Amsterdam (DWI) naar duale trajecten worden verwezen);

- deskundigheidsbevordering van docenten, zowel wat het omgaan met de doelgroep van niveau 1 en 2 (agogische kwaliteiten) als het benutten EVC op MBO-niveau betreft;

- de expertise van partijen die ervaring hebben met EVC in het (MBO-)onderwijs - waaronder de Hogeschool van Amsterdam - optimaal te benutten, zowel bij het aanpassen van de inhoud van het onderwijsprogramma als bij het bevordering van de deskundigheid van docenten;

- onderzoek te doen naar de mogelijkheden waarop de beroepspraktijkvorming op MBO niveau 1 en 2 het beste ingevuld kan worden, rekening houdend met de wensen van het bedrijfsleven en de competenties van de deelnemers. Daarbij zal onderzocht worden in welke mate leerlingen op dit niveau daadwerkelijk stage kunnen lopen binnen bedrijven en in welke mate de praktijkcomponent van het onderwijs binnen het onderwijsdomein dient te worden georganiseerd (om het bedrijfsleven niet onnodig te belasten). Bij dit onderzoek zal in ieder geval door partijen gekeken worden naar de mogelijkheden die het Praktijkcentrum Zuidoost (met daarbinnen het CVV) en het leerbedrijf (waarin ROC ASA participeert) te bieden hebben.

In het onderzoek zal ook de inrichting praktijkcomponent binnen de zorg- en welzijnsinstellingen worden betrokken.

Het ROC van Amsterdam, ROC ASA en de gemeente Amsterdam zullen in maart 2006 een plan van aanpak opleveren waarin wordt geëxpliciteerd:

- de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van de pilot;

- de samenwerkingspartners;

- de inbreng van elk van de partners (projectorganisatie);

- tijdsplanning;

- monitoring van de resultaten;

- kosten;

- wijze en momenten van evaluatie en rapportage.

7. het oplossen van de huidige knelpunten die voortvloeien uit wet- en regelgeving

a. tot voor kort leek de huidige bekostigingssystematiek op basis van de vaste teldata 1 oktober en 31 december voor het ROC van Amsterdam en ROC ASA een belemmering voor het realiseren van duale trajecten, onder andere ten behoeve van bijstandsgerechtigden. Inmiddels hebben beide ROC’s echter aangegeven dat de teldata geen belemmering vormen om leerlingen (waaronder de bijstandsgerechtigden) na 1 oktober 2005 te laten instromen. Daarnaast garanderen het ROC van Amsterdam en ROC ASA dat vanaf december 2005 het niet hebben van een BBL-plaats geen reden meer zal zijn om leerlingen te laten uitvallen. Beide ROC’s zullen in samenwerking met de gemeente voor de leerlingen die op 31 december 2005 geen BBL-plaats hebben alsnog een BBLplaats trachten te acquireren, of een andere passende oplossing te bieden;

b. het bekostigen van leerlingen die op 31 december 2005 nog geen BBL-plaats hebben kent een financieringsprobleem. OCW erkent dit en zal daarom met ingang van het studiejaar 2006/2007 de bekostiging zodanig aanpassen dat deelnemers voor een BBL-opleiding die op 31/12 geen BPV-overeenkomst hebben toch meetellen in de bekostiging van de ROC’s. Voor 2005/2006 blijft mogelijk een eenmalig knelpunt over. Om dit te beoordelen maken de ROC’s het tekort aan BPV-plaatsen en de daarbij behorende additionele kosten van het vasthouden van deze leerlingen na 31/12 inzichtelijk. OCW zal in het geval van gebleken knelpunt actief meedenken met gemeente en ROC’s om tot een oplossing te komen;

c. binnen de MBO-niveaus 1 en 2 is meer aandacht voor disciplinerende en opvoedkundige activiteiten wenselijk. De uitval binnen deze doelgroep is 61%. In de praktijk blijken leerkrachten vooral gericht (en toegerust) op informatieoverdracht. Terwijl voor de moeilijkste groep leerlingen een opvoedkundige aanpak meer soelaas zou bieden om uitval terug te dringen. Dit wordt niet geheel vanuit de reguliere onderwijsmiddelen bekostigd.

Dit probleem is gesignaleerd in verschillende regio’s. Op dit moment wordt op basis van de ervaring van meerdere gemeenten een oplossingsrichting verkend. Voor 1 april zal een pragmatische oplossing worden gevonden;

d. de Projectdirectie Leren & Werken en de Projectdirectie Taskforce Jeugdwerkloosheid zullen als aanspreekpunt voor knellende regelgeving fungeren, en zullen die binnen de Rijksoverheid aan de orde stellen.

8. monitoring en evaluatie

a. het ROC van Amsterdam en ROC ASA zullen zich inspannen om zo spoedig mogelijk op kwartaalbasis een overzicht aan de gemeente op te leveren waarin op basis van exact dezelfde definities wordt aangegeven wat de actuele tekorten aan BPV-plaatsen zijn. Beide ROC’s zullen toewerken naar een monitoringsysteem waarin per instelling, per niveau en per hoofdsector wordt aangeven het tekort aan BOL- en BBL-plekken is;

b. partijen zullen periodiek aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van de bijstandsgerechtigden tot 40 jaar die zijn opgeroepen. Uitgangspunten daarbij zijn:

- ROC Amsterdam en ROC ASA zijn verantwoordelijk voor registratie van de personen die zich bij hen hebben gemeld (en door hen worden ingeschreven of beargumenteerd afgewezen);

- de gemeente Amsterdam (DWI) is verantwoordelijk voor personen die op een ander aanbod dan een duaal traject worden geplaatst;

- ROC Amsterdam en ROC ASA zijn verantwoordelijk voor het nominatief verantwoorden van de status van elke deelnemer op 31 december 2005 en vervolgens aan het eind van elk kwartaal in 2006;

- de gemeente Amsterdam (DWI) is verantwoordelijk voor het nominatief verantwoorden van de status van elke deelnemer ultimo maart 2006 en vervolgens aan het eind van elk volgend kwartaal;

- bij eventuele uitval of afwijzing dient door de verantwoordelijke partij de reden hiervan te worden geëxpliciteerd;

c. op basis van de ervaringen met de eerste groep opgeroepen bijstandsgerechtigden zullen het ROC van Amsterdam, ROC ASA en de gemeente Amsterdam in maart 2006 concrete afspraken maken voor de nabije toekomst (2006, 2007 en 2008) ten aanzien van plaatsen van bijstandsgerechtigden in duale trajecten. Ten behoeve van deze plannen leveren het ROC van Amsterdam en ROC ASA uiterlijk 14 februari een adequate evaluatie van de ervaringen met de eerste groep bijstandsgerechtigden aan de gemeente en de ministeries van SZW en OC&W op (met zowel kwantitatieve als kwalitatieve inzichten);

d. partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de verspreiding van de resultaten van deze intentieverklaring.

Slotbepalingen

Afdwingbaarheid

Partijen kunnen op tekortkomingen in de nakoming van deze intentieverklaring of van afspraken die daarmee samenhangen, bij de burgerlijke rechter geen beroep doen.

Inwerkingtreding, looptijd en verlenging

Deze intentieverklaring treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en eindigt op 1 maart 2007. Na schriftelijke toestemming van alle partijen kan de duur van de intentieverklaring worden verlengd.

Toetreding

Teneinde andere partijen dan de bij het sluiten van deze intentieverklaring betrokken partijen in zo ruim mogelijke mate te doen participeren in dit convenant, bestaat voor hen de mogelijkheid om gedurende de looptijd van de intentieverklaring als partij toe te treden. Een toetredende partij dient de verplichtingen die voor haar uit het convenant voortvloeien, te aanvaarden.

Een toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend bij de Projectdirectie Leren & Werken van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zodra partijen schriftelijk hebben toegestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van partij bij de intentieverklaring en gelden voor die partij de voor haar uit de intentieverklaring voortvloeiende rechten en verplichtingen.

Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden in afschrift als bijlage aan het convenant gehecht.

Wijziging

Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken de intentieverklaring te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.

Opzegging

Elke partij kan met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden de intentieverklaring schriftelijk opzeggen, indien de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat de partij het redelijk vindt om dit convenant te beëindigen. De opzegging moet de verandering van omstandigheden vermelden.

Openbaarheid

Binnen vier weken na ondertekening van deze intentieverklaring wordt de zakelijke inhoud daarvan gepubliceerd in de Staatscourant. In de Staatscourant wordt tevens medegedeeld dat de intentieverklaring ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,M. Rutte.
De gemeente Amsterdam,
namens deze,
wethouder van Werk en Inkomen en Educatie,
A. Aboutaleb.
ROC van Amsterdam,
namens deze,
E.C.M. de Jaeger.
Taskforce Jeugdwerkloosheid,
namens deze,
P. Krikke.
ROC ASA,
namens deze,
L.J. Molenkamp.
MKB-Amsterdam,
namens deze,
E. van der Sluis.
VNO-NCW Amsterdam,
namens deze,
M.C.A. Stassen.

Naar boven