Besluit aanwijzing buitengewoon opsporingsambtenaren van milieuopsporingsambtenaren bij stadsdeel Amsterdam-Centrum

Besluit van de Minister van Justitie van 1 oktober 2006, nr. 5409029/Justis/06, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van milieuopsporingsambtenaren bij het stadsdeel Amsterdam-Centrum

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van het hoofd Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Amsterdam en de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland;

Gelet op:

– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

– artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

– artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen werkzaam bij de Reinigingspolitie van de afdeling Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, die de functie vervullen van milieuopsporingsambtenaren, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. De in artikel 1a van de WED genoemde wetten alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED;

b. de Wet op de Ruimtelijke Ordening; De Woningwet; Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

c. de Algemene Plaatselijke Verordening van de in het tweede lid genoemde gemeente en andere (provinciale) verordeningen, voor zover betrokkene voor voornoemde verordeningen door het bevoegd bestuursorgaan daartoe is aangewezen;

d. de artikelen 157, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 266, 267, 427, en 435, onder ten vierde, 461 en 447e, van het Wetboek van Strafrecht;

e. andere strafbare feiten, indien en voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar daarmee in een concreet opsporingsonderzoek is belast, voor de duur van dat onderzoek;

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 30 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

1. Het hoofd Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Reinigingsagenten Dienst Binnenstad Amsterdam 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 9

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, welke zijn uitgevaardigd op het in artikel 8 van dit besluit omschreven besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2006 en vervalt op 1 oktober 2011.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar reinigingsagenten stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.

Den Haag, 1 oktober 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de Coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar, G.V.A. van Raaij.

Toelichting

Het hoofd Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum heeft bij brief van 2 februari 2006, kenmerk 06-468/OR, verzocht om verlenging/wijziging van de categoriale aanwijzing van de medewerkers van de Reinigingspolitie van de afdeling Reiniging tot buitengewoon opsporingsambtenaar van 2 juni 2003, kenmerk 5224275/DBZ/03.

Bij brief van 24 augustus 2006 heeft het hoofd van de Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum verzocht om allereerst de verlenging van het categoriaal besluit te effectueren gelet op de afloop geldigheid en de wijziging in een later stadium in te voeren.

Conform de adviezen van de direct toezichthouder, de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, en de toezichthouder, de hoofdofficier van justitie Amsterdam, acht ik de noodzaak tot verlenging van het categoriaal besluit aanwezig.

Ten aanzien van de akten en legitimatiebewijzen van de buitengewoon opsporingsambtenaren van de afdeling Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum welke zijn uitgevaardigd op het in artikel 8 van dit besluit omschreven besluit, is besloten dat deze van kracht blijven tot de in die akten en legitimatiebewijzen vermelde geldigheidsdatum en worden geacht mede te zijn gebaseerd op dit besluit.

De Minister van Justitie

namens deze:

de Coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,

G.V.A. van Raaij

Naar boven