Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 september 2006, nr. VO/F-2006/32887, houdende de aanpassing en vaststelling van de bedragen van de landelijke gemiddelde personeelslast, aanvullende bekostiging personeelskosten en opslagpercentages van vervanging en wachtgeld voor het kalenderjaar 2006 en 2007 (Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 84b, tweede lid, 85, derde lid, en artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. directie: rectoren, directeuren, conrectoren en adjunct-directeuren als bedoeld in artikel 84, eerste lid, onder a van de WVO;

b. schoolsoortgroep 1:

1°. scholen voor mavo, vbo en scholengemeenschappen mavo/vbo, inclusief de afdeling leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs;

2°. scholen voor praktijkonderwijs waarop artikel 9 van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging niet van toepassing is;

c. schoolsoortgroep 2: scholen voor vwo, havo en scholengemeenschappen vwo/havo;

d. schoolsoortgroep 3: scholengemeenschappen havo/mavo of scholengemeenschappen vwo/havo/mavo, inclusief de afdelingen leerwegondersteunend onderwijs;

e. schoolsoortgroep 4: scholengemeenschappen havo/mavo/vbo of scholengemeenschappen vwo/havo/mavo/vbo, inclusief de afdelingen leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs; en

f. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs.

Paragraaf 2

Artikel 2

Artikel 6 van de Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006 komt te luiden:

Artikel 6

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2006

1. Voor de directie bedraagt per 1 januari 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 71.357,81 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 85.166,13 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 84.257,07 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 81.844,41 voor schoolsoortgroep 4.

2. Voor de leraren bedraagt per 1 januari 2006 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 60.884,30 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 69.497,55 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 66.102,35 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 62.653,97 voor schoolsoortgroep 4.

3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 januari 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 37.416,18, ongeacht de schoolsoortgroep.

Paragraaf 3

Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 2006

Artikel 3

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 2006

1. Voor de directie bedraagt per 1 augustus 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 71.745,38 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 85.628,69 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 84.714,69 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 82.288,93 voor schoolsoortgroep 4.

2. Voor de leraren bedraagt per 1 augustus 2006 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 61.214,98 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 69.875,02 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 66.461,37 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 62.994,26 voor schoolsoortgroep 4.

3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 augustus 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 37.619,40, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 4

Aanvullende personele bekostiging vanaf 1 augustus 2006

1. Indien een aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO wordt verstrekt, die ziet op de periode 1 augustus 2006 tot 1 september 2006, zijn op de vaststelling van die bekostiging het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.

2. Voor de directieformatie van de school geldt de in artikel 3, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

3. Voor de lerarenformatie geldt de voor de school in artikel 3, tweede lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

4. Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 3, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf 4

Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 september 2006

Artikel 5

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 september 2006

1. Voor de directie bedraagt per 1 september 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 72.330,26 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 86.326,76 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 85.405,31 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 82.959,77 voor schoolsoortgroep 4.

2. Voor de leraren bedraagt per 1 september 2006 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 61.714,02 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 70.444,65 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 67.003,18 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 63.507,81 voor schoolsoortgroep 4.

3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 september 2006 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 37.926,08, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 6

Aanvullende personele bekostiging vanaf 1 september 2006

1. Indien een aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO wordt verstrekt, die ziet op de periode 1 september 2006 tot 1 januari 2007, zijn op de vaststelling van die bekostiging het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.

2. Voor de directieformatie van de school geldt de in artikel 5, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

3. Voor de lerarenformatie geldt de voor de school in artikel 5, tweede lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

4. Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 5, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf 5

Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2007

Artikel 7

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2007

1. Voor de directie bedraagt per 1 januari 2007 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 72.448,15 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 86.467,45 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 85.544,50 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 83.094,98 voor schoolsoortgroep 4.

2. Voor de leraren bedraagt per 1 januari 2007 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 61.845,41 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 70.594,94 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 67.146,12 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 63.643,38 voor schoolsoortgroep 4.

3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 januari 2007 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 37.987,89, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 8

Aanvullende personele bekostiging vanaf 1 januari 2007

1. Indien een aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO wordt verstrekt vanaf 1 januari 2007, zijn op de vaststelling van die bekostiging het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.

2. Voor de directieformatie van de school geldt de in artikel 7, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

3. Voor de lerarenformatie geldt de voor de school in artikel 7, tweede lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

4. Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 7, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf 6

Percentage in verband met bekostiging kosten van vervanging van personeel, uitkeringen aan gewezen personeel en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid

Artikel 9

Vervanging van personeel

Het percentage in verband met de kosten van vervanging, bedoeld in artikel 84b van de WVO, bedraagt per 1 augustus 2006 2,07%.

Artikel 10

Werkloosheidsuitkeringen of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid

Het percentage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 84b van de WVO, bedraagt per 1 augustus 2006 2,16%.

Paragraaf 7

Slotbepalingen

Artikel 11

Intrekking regeling

De Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 21 december 2005.

Artikel 13

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

De voorliggende regeling betreft een wijziging van de Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006, die is gepubliceerd in de Staatscourant van 19 december 2005, nummer 246 (kenmerk VO/F-2005/50446). Het betreft hier een wijziging van de gpl-bedragen per 1 januari 2006. Enerzijds heeft dat te maken met aanpassingen in het premiebeeld dat lager is uitgevallen en vervolgens weer leidt tot lagere werkgeverslasten. Anderzijds zijn o.a. middelen in verband met de levensloopregeling aan de gpl-bedragen toegevoegd en is rekening gehouden met de peildatumsystematiek.

Daarnaast zijn in deze regeling nieuwe gpl-bedragen vastgesteld. Ten opzichte van de wijziging per 1 januari 2006 zijn per 1 augustus 2006 de gpl-bedragen verhoogd door de toevoeging van de middelen voor professionalisering en begeleiding van onderwijspersoneel in het voortgezet onderwijs. Verder zijn in deze regeling de in de CAO 2005–2007 afgesproken salarismaatregelen verwerkt. Het gaat daarbij om de salarisverhogingen per 1 september 2006 en 1 januari 2007 en een correctie van de eenmalige nominale uitkering van € 200,– bij een normbetrekking. Om te voorkomen dat deze eenmalige uitkering structureel doorwerkt zijn de gpl-bedragen per 1 januari 2007 aangepast. Tot slot is per 1 januari 2007 de volgende tranche voor integraal personeelsbeleid en de verbetering van loopbaanperspectieven in het onderwijs (IPB) in de gpl-bedragen opgenomen en zijn de middelen voor professionalisering en begeleiding van onderwijsniveau op het structurele niveau gebracht. Afhankelijk van besluitvorming van het kabinet ten aanzien van het premiebeeld en overige arbeidsvoorwaardelijke aspecten kunnen deze bedragen per 1 januari 2007 nog wijzigen. In het voorjaar van 2007 kan hierover meer duidelijkheid worden verstrekt.

De desbetreffende maatregelen zijn hieronder nader toegelicht.

Maatregelen per 1 januari 2006

Voor alle personeelscategorieën zijn de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2006:

– Aanpassing van de franchisebedragen en wijzigingen in de premies OP/NP, VUT/FPU, WIA, Ipbw, pseudo-WW en Zvw. De hiervoor vermelde maatregelen zijn al aangekondigd in de voorlichtingspublicatie Financiële arbeidsvoorwaarden per 1 januari 2006, kenmerk AP/A&A-2006/2144, gepubliceerd op 13 januari 2006 in het overzicht Regelingen OCW op CFI-online.

– CAO: 0,65% extra in verband met de levensloopregeling;

– Peildatumsystematiek: betreft meerjarige doorwerking op het premiebeeld als gevolg van in 2005 getroffen salarismaatregelen.

Maatregelen per 1 augustus 2006

Voor alle personeelscategorieën is de volgende maatregel van invloed op de gpl per 1 augustus 2006

– Convenant professionalisering en begeleiding van onderwijspersoneel in het voortgezet onderwijs. Voor de realisatie van de in dit convenant genoemde streefdoelen zijn extra middelen toegekend: 2006: € 8,35 mln.; 2007 structureel: € 41,0 mln. De afzonderlijke regelingen voor de aanvraag van subsidie voor zij-instromers, opleiden in de school en de begeleiding van leraren komen per 1 augustus 2006 te vervallen. Ook de kosten voor stagebegeleiding zijn verrekend in het convenantsgeld. De geclusterde middelen uit genoemde regelingen vormen slechts een deel van het convenantsgeld dat scholen ontvangen als gevolg van het convenant. Het convenant draagt daarmee tevens bij aan de vermindering van regelgeving en administratieve lasten van de scholen. Het belangrijkste doel van het convenant is leraren en ander onderwijspersoneel meer mogelijkheden te geven om zich verder te kunnen ontwikkelen binnen de school.

Voor een gemiddelde school in het voortgezet onderwijs (ongeveer 1385 leerlingen) is vanaf 2007 een bedrag beschikbaar van € 62.325,–. Per leerling is dit een bedrag van gemiddeld € 45,–. Het convenant is op 30 juni 2006 als voorlichtingspublicatie opgenomen in het overzicht Regelingen OCW op CFI-online.

Maatregelen per 1 september 2006

Voor alle personeelscategorieën is de volgende maatregel van invloed op de gpl per 1 september 2006

– CAO: een algemene salarismaatregel per 1 september 2006 van 1%.

Maatregelen per 1 januari 2007

Voor alle personeelscategorieën zijn de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2007:

– CAO: correctie doorwerking éénmalige nominale uitkering van € 200,– op kalenderjaarbasis bij een normbetrekking. De verhoging van de gpl-bedragen in 2006, om de eenmalige nominale uitkering 2006 mogelijk te maken, wordt per 1 januari 2007 weer ongedaan gemaakt. Deze correctie is noodzakelijk om te voorkomen dat deze eenmalige uitkering structureel doorwerkt.

– CAO: een algemene salarismaatregel per 1 januari 2007 van 0,4%.

– Wet Walvis: correctie doorwerking compensatie effecten wet Walvis. De compensatie is vanaf 2006 verwerkt in de gpl-bedragen en loopt af op 1 juli 2007. De verlaging wordt, vanwege de kalenderjaarbekostiging, in twee stappen verwerkt. Per 1 januari 2007 vindt een correctie plaats van 0,1%. Met ingang van 1 januari 2008 zal het restant worden verrekend. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat deze tijdelijke compensatie structureel doorwerkt.

– Convenant professionalisering en begeleiding van onderwijspersoneel in het voortgezet onderwijs. Met ingang van 1 januari 2007 is de verhoging op het structurele niveau gebracht.

Specifiek voor de personeelscategorie leraren zijn ook nog de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2007:

– Beloningsdifferentiatie vmbo en praktijkonderwijs: voor dit doel zijn vanaf het kalenderjaar 2004 extra middelen toegekend aan de scholen met vmbo en praktijkonderwijs (schoolsoortgroepen 1 en 4). Dat betekent dat alle scholen met vmbo (smal en breed) en het praktijkonderwijs vanaf 1 januari 2004 via een verhoging van de desbetreffende gpl-leraren een extra bedrag hebben ontvangen. Deze verhoging betrof een jaarlijks bedrag in totaal € 8,4 mln. Voor een gemiddelde school met 1000 (vmbo/pro-)leerlingen is hiervoor een bedrag beschikbaar van € 20.000,–. In het convenant beloningsdifferentiatie is afgesproken dat de scholen dit bedrag in 2005 en 2006 uit eigen middelen verdubbelen, zodat een gemiddelde school een budget van € 40.000,– voor beloningsdifferentiatie heeft. Dit budget is bestemd voor het creëren van extra ruimte voor de beloning van individuele leraren of groepen van leraren die bijzondere prestaties leveren. Binnen de sector VO is deze behoefte aan beloningsdifferentiatie relatief het grootst in het vmbo en het praktijkonderwijs (pro). Daarom zijn voor deze groepen de mogelijkheden verruimd voor beloningsdifferentiatie. Dit is een uitvloeisel van het op 13 oktober 2004 gesloten convenant met het Werkgeversverbond Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Vereniging Samenwerkende Werkgeversorganisaties Onderwijs (VSWO). Voorlichting over dit convenant is verstrekt in de publicatie Convenanten beloningsdifferentiatie voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en beloning schoolleider primair onderwijs (po), gepubliceerd in het Gele katern nr. 17 van 27 oktober 2004. Het streven is dat medio 2006 minimaal 50% van de scholen beschikt over en uitvoering geeft aan beleid ten aanzien van beloningsdifferentiatie. In het convenant is ook afgesproken dat de uitvoering en werking van het convenant door de VO-raad wordt gemonitord. De uitkomsten van de nog lopende evaluatie in 2006 zullen worden betrokken bij de besluitvorming over een verdere structurele verhoging van de middelen vanaf 2007. In het voorjaar van 2007 kan hierover meer duidelijkheid worden verstrekt.

– Sinds 2002 zijn de middelen voor integraal personeelsbeleid en de verbetering van loopbaanperspectieven in het onderwijs (IPB) verwerkt via de gpl. Voor 2006 ging het nog om een bedrag van in totaal € 22,8 mln. op jaarbasis. Met ingang van 2007 is dit budget verhoogd met een bedrag van € 2,0 mln. op jaarbasis. Voor een gemiddelde school in het voortgezet onderwijs (ongeveer 1385 leerlingen) is vanaf 2007 een bedrag beschikbaar van € 37.400,–. Per leerling is dit een bedrag van gemiddeld € 27,–.

Uitbetaling

In de herziene bekostigingsbrief voor 2006 zal de berekening van de bijstelling voor het kalenderjaar worden gespecificeerd. De bekostigingsbrief zal in oktober 2006 verstuurd worden. De verrekening met de al betaalbaar gestelde bedragen over de maanden januari tot en met september 2006 zal (met terugwerkende kracht) in de maand oktober plaatsvinden. Bij de betaalbaarstelling van de bedragen vanaf 1 oktober 2006 zal uiteraard rekening worden gehouden met de bepalingen in deze regeling.

De bekostigingsbrief voor het gehele kalenderjaar 2007 zal in december 2006 worden verstuurd. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van de gpl-bedragen zoals die nu in deze regeling vanaf 1 januari 2007 zijn vastgesteld.

In onderstaande tabel zijn de verschillende gpl-bedragen opgenomen:

Overzicht landelijke gemiddelde personeelslast (GPL) bedragen kalenderjaar 2006 en 2007

Soort bedrag

Bedrag per 1 januari 2006

Bedrag per 1 augustus 2006

Bedrag per 1 september 2006

Bedrag per 1 januari 2007

Schoolsoortgroep 1

    

Directie:

€ 71.357,81

€ 71.745,38

€ 72.330,26

€ 72.448,15

OP gpl:

€ 60.884,30

€ 61.214,98

€ 61.714,02

€ 61.845,41

OP gpl aanvullende bekostiging:

€ 60.884,30

€ 61.214,98

€ 61.714,02

€ 61.845,41

     

Schoolsoortgroep 2

    

Directie:

€ 85.166,13

€ 85.628,69

€ 86.326,76

€ 86.467,45

OP gpl:

€ 69.497,55

€ 69.875,02

€ 70.444,65

€ 70.594,94

OP gpl aanvullende bekostiging:

€ 69.497,55

€ 69.875,02

€ 70.444,65

€ 70.594,94

     

Schoolsoortgroep 3

    

Directie:

€ 84.257,07

€ 84.714,69

€ 85.405,31

€ 85.544,50

OP gpl:

€ 66.102,35

€ 66.461,37

€ 67.003,18

€ 67.146,12

OP gpl aanvullende bekostiging:

€ 66.102,35

€ 66.461,37

€ 67.003,18

€ 67.146,12

     

Schoolsoortgroep 4

    

Directie:

€ 81.844,41

€ 82.288,93

€ 82.959,77

€ 83.094,98

OP gpl:

€ 62.653,97

€ 62.994,26

€ 63.507,81

€ 63.643,38

OP gpl aanvullende bekostiging:

€ 62.653,97

€ 62.994,26

€ 63.507,81

€ 63.643,38

     

OOP alle groepen:

€ 37.416,18

€ 37.619,40

€ 37.926,08

€ 37.987,89

Artikelsgewijs

Artikel 1 (begripsbepalingen)

Op grond van het Besluit van 19 januari 2006, houdende wijziging van onder meer het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in verband met beëindiging declaratiebekostiging praktijkonderwijs en overgang naar lumpsumbekostiging (Stb. 2006, 49), zijn de ongeveer honderd scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging met ingang van 1 augustus 2006 overgegaan op lumpsumbekostiging VO. Dit betekent dat deze regeling met ingang van 1 augustus 2006 ook van toepassing is voor de scholen voor praktijkonderwijs die op 1 augustus 2006 zijn overgegaan op de lumpsumbekostiging VO. Alle zelfstandige scholen voor praktijkonderwijs worden dan op dezelfde wijze bekostigd.

Artikelen 2 (januari 2006)

Per 1 januari 2006 gaan de landelijke gpl-bedragen voor de categorieën directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel met 0,08% omlaag. De aanpassing van het premiebeeld is de voornaamste oorzaak voor die verlaging. De mutatie bestaat uit een verlaging van de gpl-bedragen als gevolg van aanpassing van het premiebeeld. Hier staan lagere werkgeverslasten tegenover. Daarnaast zijn de gpl-bedragen verhoogd met de middelen voor de levensloopregeling en een mutatie als gevolg van de peildatumsystematiek. Deze laatstgenoemde mutaties leiden ertoe dat de daling beperkt blijft tot het bovenvermelde percentage. De wijziging heeft alleen betrekking op artikel 6 van de Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006. Artikel 7 is daarom niet aangepast.

Artikelen 3 en 4 (augustus 2006)

De gpl-bedragen voor de categorieën directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel worden per 1 augustus 2006 verhoogd met een percentage van 0,54% als gevolg van de toevoeging van de convenantmiddelen ten behoeve van professionalisering en begeleiding van onderwijspersoneel in het voortgezet onderwijs.

Artikelen 5 en 6 (september 2006)

De gpl-bedragen voor de categorieën directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel worden per 1 september 2006 verhoogd als gevolg van de salarismaatregel per 1 september 2006.

Artikelen 7 en 8 (januari 2007)

De gpl-bedragen voor de categorieën directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel wijzigen per 1 januari als gevolg van de (salaris)maatregelen per 1 januari 2007.

Specifiek voor personeelscategorie leraren geldt, ten opzichte van de gpl-bedragen van 1 september 2006, een verhoging van 0,22%. Hetzelfde geldt voor de aanvullende bekostiging onderwijzend personeel. Dit is vooral het gevolg van de toevoeging van IPB. De ontwikkelingen die de overige wijzigingen veroorzaken, zijn in het algemeen deel nader toegelicht.

Artikel 9 en 10

De percentages zijn ongewijzigd ten opzichte van de publicatie in de Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006 van 2 december 2005, kenmerk VO/F-2005/50446, gepubliceerd in de Staatscourant van 19 december 2005, nummer 246.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven