Stimuleringsregeling Ruimte voor contact

Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 22 september 2006, nr. DDS 5442253, inzake de stimulering van interetnische ontmoeting (Stimuleringsregeling Ruimte voor contact)

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 48s van de Wet Justitie-subsidies en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

b. etnische groepen: niet-westerse allochtonen, alsmede allochtonen afkomstig uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie.

Artikel 2

Strekking van de regeling

1. De Minister kan op aanvraag subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van lokale projecten die gericht zijn op ontmoeting tussen autochtonen en etnische groepen, met als doel te komen tot duurzame sociale contacten.

2. Het beschikbare subsidiebudget bedraagt € 3,6 miljoen per jaar voor de jaren 2006 tot en met 2009. De Minister kan jaarlijks vóór 1 september besluiten de hoogte van het beschikbare budget voor het daarop volgende kalenderjaar te wijzigen.

Artikel 3

Toekenningscriteria

1. De Minister toetst een aanvraag tot verlening van subsidie aan de volgende criteria:

a. de mate waarin het project beantwoordt aan het doel van de regeling, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid;

b. de mate waarin het project in doel en werkwijze draagvlak heeft onder autochtonen en etnische groepen;

c. de mate waarin sprake is van een geografische spreiding in de projecten waarvoor aanvragen om subsidie zijn ingediend;

d. het belang van verlening van een subsidie op grond van de onderhavige stimuleringsregeling in relatie tot eventuele andere financieringsmogelijkheden.

2. Een subsidie bedraagt ten minste € 50.000 en ten hoogste € 100.000 per project en per jaar.

3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een project dat meerdere jaren bestrijkt en/of op meerdere locaties wordt uitgevoerd, kan een subsidie worden verleend van ten minste € 100.000 en ten hoogste € 300.000 per project.

4. Subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4

Aanvraag

1. Een aanvraag tot verlening van subsidie geschiedt door middel van indiening van het daarvoor bestemde formulier.

2. Een aanvraag bevat:

a. een activiteitenplan;

b. een projectbegroting;

c. een motivering, waarin het belang van verlening van subsidie op grond van de onderhavige stimuleringsregeling wordt geschetst, mede in relatie tot andere financieringsmogelijkheden.

3. Een aanvraag gaat vergezeld van:

a. een afschrift van de meest recente statuten van de rechtspersoon;

b. een afschrift van de inschrijving van de rechtspersoon in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een project dat meerdere jaren bestrijkt en/of op meerdere locaties wordt uitgevoerd, dienen het activiteitenplan en de projectbegroting zodanig te zijn ingericht dat het gehele project kan worden onderscheiden in naar jaar dan wel locatie te onderscheiden deelprojecten.

Artikel 5

Verlening en betaling

1. De Minister beslist op de aanvraag binnen zes weken na ontvangst ervan.

2. De Minister kan aan de verlening van een subsidie voorwaarden verbinden.

3. Het besluit tot verlening van een subsidie bepaalt of voorschotten worden verleend. De hoogte van de bevoorschotting is naar rato van de looptijd van een project, met dien verstande dat tijdens de uitvoeringsperiode ten hoogste 80% kan worden bevoorschot en 20% bij de afrekening.

4. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is goedgekeurd, geschiedt de verlening onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 6

Uitvoering en verantwoording

1. De subsidie-ontvanger voert het project uit overeenkomstig het ingediende activiteitenplan en de ingediende begroting, binnen de termijn die in het besluit tot verlening van het subsidieis vermeld.

2. De subsidie-ontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek in verband met het betreffende project.

3. Na afronding van een project dient de subsidie-ontvanger, binnen de termijn die staat vermeld in het besluit tot verlening van de subsidie, bij de Minister een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie. Deze aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

4. Het activiteitenverslag bestaat ten minste uit:

a. een verslag van de verrichte activiteiten;

b. een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

5. Het financiële verslag bestaat ten minste uit:

a. een overzicht van de gedane uitgaven;

b. een accountantsverklaring.

6. De Minister stelt het subsidievast binnen dertien weken na ontvangst van de vaststellingsaanvraag.

7. Het vastgestelde subsidiebedrag wordt onder verrekening van betaalde voorschotten binnen vier weken na de vaststelling ervan betaald.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling Ruimte voor Contact.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Inleiding

In oktober 2005 heeft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) het advies ‘Niet langer met de ruggen naar elkaar; een advies over verbinden’ uitgebracht. Kern van het advies is de constatering dat autochtonen en allochtonen te veel langs elkaar heen leven. De Raad acht het daarom noodzakelijk dat de overheid een beleid ontwikkelt om mensen duurzaam en herhaald bij elkaar te brengen. Het kabinet heeft zich in grote lijnen achter de analyses en aanbevelingen van de RMO geschaard (zie TK 2005–2006, 30 304, nr. 4). Goede en duurzame sociale relaties tussen (groepen) burgers zijn van belang voor de stabiliteit en de vooruitgang van dit land. De ambitie van het kabinet om ‘gedeeld burgerschap’ te bereiken kan alleen worden gerealiseerd wanneer burgers niet van elkaar vervreemd zijn, maar sociale verbanden aangaan, ook buiten de eigen etnische kring.

De onderhavige subsidieregeling is er op gericht de sociale binding te versterken tussen de diverse naar etniciteit te onderscheiden bevolkingsgroepen en deze duurzaam te verankeren. Indachtig het advies van de RMO is daarvoor nodig dat ontmoeting zich niet beperkt tot incidentele situaties maar een vanzelfsprekendheid wordt. Zowel bestaande als nieuwe initiatieven kunnen een beroep doen op de regeling. Het kan daarbij gaan om heel verschillende typen van contact, zoals organiseren van ontmoeting tussen verschillende groepen, kweken van wederzijds begrip, uitwisselen van sociale en culturele informatie, maken van afspraken om concrete problemen samen aan te pakken, vormgeven van wederzijdse hulprelaties, enzovoorts. De mogelijkheden zijn legio.

Het landelijk loket

Om de ontwikkeling en uitwisseling van goede ervaringen op het gebied van interetnische ontmoeting te bevorderen, heeft het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW/Sociaal Beleid1 ) subsidie ontvangen om een landelijk loket op te zetten. Dit landelijk loket is het centrale punt waar alle informatie samen komt en verspreid wordt. Subsidie-aanvragers kunnen daar ook terecht voor informatie en advies. NIZW Sociaal Beleid geeft samen met het Instituut voor multiculturele ontwikkeling Forum het loket vorm. De organisaties Sardes en Oberon leveren bijdragen op onderdelen. NIZW Sociaal Beleid is hoofdaannemer en brengt haar kennis rondom multifunctionele accommodaties, diversiteit en leefbaarheid in. Forum bemenst de helpdesk en zal haar expertise inbrengen rondom begeleiding van groepen burgers op lokaal niveau (o.a. woonateliers). Sardes brengt zijn deskundigheid inzake brede scholen en andere lokale initiatieven in. Oberon is verantwoordelijk voor de kwalitatieve monitoring.

Het landelijk loket zal de volgende taken uitvoeren:

a. voorlichting en publiciteit over deze subsidieregeling;

b. verzameling, ontwikkeling en publicatie van bestaande ‘good practices’ op het gebied van interetnische ontmoeting;

c. begeleiding van voorbeeldprojecten;

d. advisering van potentiële subsidieaanvragende organisaties;

e. serviceverlening aan organisaties die subsidie hebben ontvangen bij de uitvoering van het project door middel van een website, organisatie van landelijk en regionale informatiebijeenkomsten en een helpdesk.

Lokale projecten

Lokale organisaties en instellingen kunnen een beroep doen op financiële ondersteuning voor projecten die beantwoorden aan het in artikel 2 van de subsidieregeling omschreven doel. Ook landelijke en bovenlokale organisaties kunnen intekenen, mits de aanvraag betrekking heeft op een lokaal project. Er kan per project en per jaar maximaal € 100.000 worden aangevraagd. Projecten die een projectjaar overstijgen, kunnen een veelvoud van dit bedrag inhouden. Hetzelfde geldt voor projecten die tegelijkertijd of volgtijdelijk op meerdere locaties worden uitgevoerd.

De RMO richtte in zijn advies de aandacht vooral op bevordering van ontmoeting in multifunctionele centra. Een dergelijke infrastuctuur die er naar zijn aard al op is gericht om groepen verschillende gebruikers min of meer langs natuurlijke weg met elkaar in contact te brengen, is inderdaad een aantrekkelijk uitgangspunt om meer interactie tot stand te brengen. Maar ontmoeting kan ook elders plaatsvinden, bijvoorbeeld in een monofunctioneel gebouw, of in de publieke ruimte van een park of een speeltuin. Deze subsidieregeling beperkt zich dus – anders dan het advies van de RMO – niet tot de fysieke infrastructuur van een multifunctioneel gebouw.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onder etnische groepen als bedoeld in artikel 48s van de Wet Justitie-subsidies worden in het kader van de onderhavige beleidsregels niet-westerse allochtonen, alsmede allochtonen afkomstig uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie begrepen. De doelgroep is daarmee dezelfde als die van de oudkomersregelingen van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Voor wat betreft de definitie van ‘niet-westerse allochtoon’ wordt aangesloten bij het begrippenkader zoals gebruikt door het CBS.

Artikel 2

In de onderhavige regeling staat de interetnische ontmoeting centraal. In de eerste plaats gaat het daarbij om ontmoeting tussen autochtonen enerzijds en leden van etnische groepen anderzijds.

‘Ontmoeting’ impliceert dat in te dienen projecten moeten zijn gericht op kennismaking en elkaar wederzijds (beter) leren kennen. Met ‘duurzame sociale contacten’ wordt bedoeld dat een project niet op zichzelf moet staan, maar een katalysator moet vormen voor herhaalde ontmoeting na afloop van het project. Borging van bereikte resultaten en inbedding van de ervaringen in bestaande structuren is daarom essentieel.

Vooralsnog is per kalenderjaar € 3,6 miljoen aan subsidie beschikbaar en loopt de subsidieperiode over de jaren 2006 tot en met 2009. Als periode of bedrag gewijzigd worden, is in de regeling bepaald dat dit vóór 1 september duidelijk is. In de loop van 2008 zal de werking van de subsidieregeling worden geëvalueerd en vindt besluitvorming plaats over eventuele continuering in de daaropvolgende jaren.

Subsidie-aanvragen kunnen gedurende het gehele jaar worden ingediend tussen 1 januari en 31 augustus. Zij worden behandeld in volgorde van binnenkomst. Indien het budget voor een specifiek kalenderjaar is uitgeput, zullen de daarna ingediende aanvragen worden aangehouden tot januari van het daaropvolgende kalenderjaar. Dit geldt ook voor aanvragen die na 31 augustus van een jaar worden ontvangen.

Artikel 3

Artikel 3 bevat vier toetsingscriteria voor de beoordeling van aanvragen. Naast het feit dat een projectaanvraag moet vallen binnen de subsidiedoelstelling (a) zal een aanvraag vooral worden getoetst op de vraag of een project een gemeenschappelijke activiteit van autochtonen en etnische groepen omvat (b). In het geval er meer aanvragen zijn dan het subsidiebudget reikt, zal ook gekeken worden naar geografische spreiding over Nederland, en naar grootte van gemeenten en wijken (c). Voorts wordt gekeken naar het belang van een subsidie uit deze regeling ten opzichte van andere financieringsmogelijkheden (d). Er is geen bezwaar tegen wanneer een bepaald project uit meerdere geldbronnen gefinancierd wordt, maar in het geval er meer aanvragen zijn dan het subsidiebudget groot is, kan dit wel een grond vormen voor afwijzing.

Uitgangspunt is dat er subsidieaanvragen worden ingediend voor projecten die een jaar duren. De aanvraag om subsidie moet minimaal € 50.000 bedragen en maximaal € 100.000. Het minimum is gekozen om alleen aanvragen van enige (financiële) substantie te ontvangen. Organisaties die enkel kleinere projecten zouden kunnen uitvoeren, kunnen er voor kiezen om de krachten te bundelen met andere organisaties teneinde een aanvraag te kunnen indienen voor ten minste het minimumbedrag. Wel moet dan sprake zijn van één aanvrager. Het maximum is gekozen om te bereiken dat uiteindelijk enkele tientallen projecten onder de regeling gesubsidieerd kunnen worden.

De regeling voorziet in de mogelijkheid om een subsidie voor een hoger bedrag te verlenen. Het moet dan om een project gaan dat meerdere jaren bestrijkt, of op meerdere locaties plaats vindt. Voorwaarde is wel dat de aanvraag is onderscheiden naar jaren en locaties, zodat de Minister eventueel kan besluiten alleen een specifiek onderdeel van de aanvraag te subsidiëren. Zo nodig verleent de Minister het subsidievoor de daaropvolgende jaren onder voorwaarde van een deugdelijke voortgangsrapportage.

Artikel 4

Een aanvraag wordt bij voorkeur op elektronische wijze ingediend, met gebruikmaking van een elektronisch aanvraagformulier. Verdere correspondentie (bevestiging ontvangst, aanvullende vragen, toezending beschikking, etc) zal waar mogelijk langs dezelfde weg plaatsvinden. Het aanvraagformulier is te downloaden via de website www.ruimtevoorcontact.nl.

Een aanvraag bestaat uit een aanvraagformulier, een activiteitenplan, een begroting en een motivering waarom het subsidiewordt aangevraagd. Het activiteitenplan en de motivering zullen worden getoetst aan de strekking van de regeling (artikel 2, lid 1) en de toekenningscriteria (artikel 3, lid 1).

Het activiteitenplan moet een beschrijving bevatten van het doel van het project, de te verrichten activiteit(en), de te bereiken doelgroep(en), de gemeenten(n) of wijk(en) waar het project zal worden uitgevoerd, de aantallen te bereiken personen en het beoogde resultaat.

De projectbegroting moet gespecificeerd zijn naar kostensoorten (personeel, organisatie, activiteiten) met voor elke kostensoort een motivering van de begrote uitgaven. In geval van samenwerkingsrelaties met andere partijen moeten deze relaties in het activiteitenplan en in de begroting inzichtelijk zijn gemaakt. In het geval er sprake is van een samenwerkingsovereenkomst of contract voor uitbesteding van werkzaamheden moeten deze bij de aanvraag worden gevoegd.

Artikel 5 en 6

Op de subsidieverlening en de subsidievaststelling zijn afdeling 4.2.3, respectievelijk afdeling 4.2.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Met de verlening van een subsidie wordt een voorwaardelijke aanspraak op een bepaald bedrag verstrekt; met de vaststelling wordt de aanspraak onvoorwaardelijk. De bevoorschotting van het subsidie vindt naar rato van de looptijd van het project plaats, met dien verstande dat tijdens de uitvoeringsperiode ten hoogste 80% kan worden bevoorschot en 20% na afrekening. Artikel 5 lid 4 bevat een voorbehoud voor de rijksbegroting; subsidies worden pas verstrekt wanneer de betreffende begroting is vastgesteld of goedgekeurd.

Na afloop van het project stuurt de subsidie-ontvanger het activiteitenverslag en een financiële rapportage met accountantsverklaring naar de Minister. Op basis van deze stukken wordt het subsidiebedrag definitief vastgesteld en ontstaat een onvoorwaardelijke aanspraak op het subsidiebedrag. Om die onvoorwaardelijke aanspraak te kunnen verstrekken, dient de subsidie-ontvanger ingevolge artikel 4:45 Awb aan te tonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan het subsidieverbonden verplichtingen en dient hij rekening en verantwoording af te leggen omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. Blijkt het project niet of niet geheel te zijn uitgevoerd conform de subsidiebeschikking dan kan het teveel betaalde subsidie worden terug gevorderd.

De subsidie-ontvanger is verplicht mee te werken aan gegevensverzameling over de voortgang van het project of de evaluatie ervan en is daarbij ook verantwoordelijk voor de medewerking van onderaannemers of deelnemers aan het project. Indien de Minister dit gewenst acht, kan deze een onderzoek gelasten naar de uitvoering van het project. De subsidie-ontvanger is gehouden aan dit onderzoek mee te werken.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven