Regeling toezichtkosten Wet toezicht accountantsorganisaties

21 september 2006

Nr. FM 2006-02186 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 41 van de Wet toezicht accountantsorganisaties en artikel 39 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties;

Besluit:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Wet toezicht accountantsorganisaties;

b. minister: Minister van Financiën;

c. Autoriteit Financiële Markten: Stichting Autoriteit Financiële Markten.

§ 2

Bijdragen kosten eenmalige toezichthandelingen

Artikel 2

1. De Autoriteit Financiële Markten brengt eenmalig een bedrag in rekening aan een aanvrager of een verzoeker ter vergoeding van de kosten van:

a. de behandeling van een aanvraag of verzoek om verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, welke mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang;

b. de behandeling van een aanvraag of verzoek om verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, anders dan bedoeld onder a.

2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag strekt mede ter vergoeding van de kosten van één toetsing van de betrouwbaarheid van een beleidsbepaler of medebeleidsbepaler als bedoeld in het derde lid.

3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, kan worden vermeerderd met een bedrag ter vergoeding van de kosten van een toetsing van de betrouwbaarheid of deskundigheid van een beleidsbepaler of medebeleidsbepaler voor zover deze kosten niet reeds op basis van het eerste of het tweede lid in rekening zijn gebracht.

4. Indien een aanvraag om verlening van een vergunning op elektronische wijze wordt ingediend, kan de Autoriteit Financiële Markten bij het in rekening brengen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, een korting toepassen.

§ 3

Bijdragen kosten doorlopend toezicht

Artikel 3

De Autoriteit Financiële Markten brengt jaarlijks een bedrag in rekening aan vergunninghouders ter vergoeding van kosten ter uitvoering van aan haar opgedragen taken of toegekende bevoegdheden, voor zover deze kosten niet reeds op grond van artikel 2 in rekening worden gebracht.

Artikel 4

1. De kosten, bedoeld in artikel 3, worden op basis van de begroting waarmee is ingestemd door de minister geraamd voor het jaar waarop het in rekening te brengen bedrag betrekking heeft.

2. De geraamde kosten worden toegerekend aan categorieën van vergunninghouders naar de mate van hun beslag op de werkzaamheden, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de wet.

3. De per categorie toegerekende geraamde kosten worden verminderd of vermeerderd met het aan de desbetreffende categorie toe te rekenen exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de wet, en verminderd met de aan de desbetreffende categorie toe te rekenen opbrengsten uit bestuurlijke boetes en verbeurde dwangsommen, bedoeld in artikel 41, derde lid, van de wet die niet reeds zijn opgenomen in het exploitatiesaldo.

Artikel 5

De in artikel 4, tweede lid, bedoelde categorieën van vergunninghouders zijn:

a. accountantsorganisaties die beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, welke mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang;

b. accountantsorganisaties die beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, anders dan bedoeld onder a.

§ 4

Vaststelling bedragen en tarieven

Artikel 6

1. Bij ministeriële regeling wordt jaarlijks voor 1 januari de hoogte van de eenmalig in rekening te brengen bedragen als bedoeld in artikel 2 vastgesteld.

2. De minister ontvangt hiervoor tijdig een voorstel van de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 7

1. Ter bepaling van de hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 3, wordt bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 juli op voorstel van de Autoriteit Financiële Markten per categorie een tarief vastgesteld. Onze Minister kan daarbij maatstaven hanteren en bandbreedtes bepalen en per bandbreedte een tarief vaststellen.

2. De Autoriteit Financiële Markten baseert haar voorstel voor het in het eerste lid bedoelde tarief op de kosten die aan de desbetreffende categorie zijn toegerekend op de wijze, bedoeld in artikel 4, en, in voorkomend geval, op de maatstafgegevens die betrekking hebben op het voorafgaande jaar, dan wel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, het daaraan voorafgaande jaar of het lopende jaar.

3. De tarieven, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit een jaarlijks voor 1 juli door de minister per categorie vast te stellen minimumbedrag ter dekking van de minimale toezichtkosten per vergunninghouder in de desbetreffende categorie, vermeerderd met een bedrag dat:

a. wordt gebaseerd op de kosten die per categorie zijn toegerekend op de wijze, bedoeld in artikel 4, onder aftrek van het totaal van de aan de desbetreffende categorie in rekening te brengen minimumbedragen; en

b. is doorberekend naar rato van de maatstafgegevens van het voorafgaande jaar dan wel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, het lopende jaar of het tweede voorafgaande jaar.

Artikel 8

1. Het bedrag, bedoeld in artikel 6, wordt door de minister op voorstel van de Autoriteit Financiële Markten verlaagd vastgesteld voor de aanvrager die:

a. geen wettelijke controles verricht bij organisaties van openbaar belang;

b. participeert in een stelsel van zelftoezicht en die sedert 1 januari 2003 is getoetst door het College Toetsing Kwaliteit van het NIVRA of de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s van de NOvAA of een ander stelsel van zelftoezicht als genoemd in het tweede lid, onderdeel c, met een eindoordeel als bedoeld in artikel 14, derde lid, onderdeel a, van de Verordening op de kwaliteitstoetsing dan wel artikel 11, vierde lid, onderdeel a, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing 2006 van de NOvAA dan wel daaraan gelijk te stellen eindoordeel in een stelsel van zelftoezicht als genoemd in het tweede lid, onderdeel c, waarvan de uitkomst op het tijdstip van de aanvraag is vastgesteld en aan de aanvrager is medegedeeld;

c. jaarlijks niet meer dan vijf wettelijke controles verricht; en

d. overeenkomstig artikel 80, tweede lid, van de wet. een vergunning heeft aangevraagd binnen een maand na inwerkingtreding van de wet.

2. Als een stelsel van zelftoezicht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden aangemerkt:

a. het Nederlands Instituut van Registeraccountants;

b. de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten;

c. een ander organisatorisch verband van marktpartijen dan bedoeld in de onderdelen a en b dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de toezichthouder van het toezicht op de naleving van de wet en daartoe met de toezichthouder een convenant heeft gesloten.

Artikel 9

1. Het bedrag, bepaald op basis van artikel 7, wordt voor een vergunninghouder die niet eerder dan 1 februari van het lopende jaar onder een categorie valt, in rekening gebracht naar evenredigheid van het aantal maanden in het jaar dat de vergunninghouder onder de categorie valt, waarbij een gedeelte van een maand geldt als volledige maand.

2. Aan een vergunninghouder die niet langer onder een categorie valt, wordt het bedrag terugbetaald naar evenredigheid van het aantal maanden van het jaar dat de accountantsorganisatie niet langer onder de categorie valt, waarbij een gedeelte van een maand geldt als volledige maand.

Artikel 10

De minister doet onverwijld mededeling in de Staatscourant van de vastgestelde tarieven, bedoeld in artikel 7, eerste lid, de vastgestelde bedragen, bedoeld in artikel 6, en de vastgestelde minimumbedragen, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

§ 5

Verstrekking gegevens en betaling

Artikel 11

1. Een vergunninghouder waaraan het bedrag, bedoeld in artikel 3, in rekening wordt gebracht op grond van een maatstaf als bedoeld in artikel 7, verstrekt binnen een door de Autoriteit Financiële Markten te stellen redelijke termijn een opgave van haar maatstafgegevens.

2. Indien een vergunninghouder niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opgave heeft gedaan of een kennelijk onjuiste of onvolledige opgave heeft gedaan, kan de Autoriteit Financiële Markten een schatting doen van de maatstafgegevens.

Artikel 12

1. De Autoriteit Financiële Markten bepaalt de wijze en het tijdstip van betaling van de bedragen, bedoeld in de artikelen 2 en 3.

2. Indien als wijze van betaling automatische incasso is overeengekomen, kan de Autoriteit Financiële Markten bij het in rekening brengen van het bedrag per factuur een korting toepassen.

Artikel 13

Bij een fusie tussen twee accountantsorganisaties wordt het bedrag ter vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 3, die door de Autoriteit Financiële Markten ten aanzien van de verdwijnende accountantsorganisatie zijn gemaakt, in rekening gebracht bij de verkrijgende accountantsorganisatie, voor zover deze kosten niet reeds bij de verdwijnende accountantsorganisatie in rekening zijn gebracht.

§ 6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

In het jaar 2006 wordt de hoogte van de onderscheiden eenmalig in rekening te brengen bedragen voor de jaren 2006 en 2007, bedoeld in artikel 2, door de minister voor 1 oktober 2006 op voorstel van de Autoriteit Financiële Markten vastgesteld.

Artikel 15

De kosten, bedoeld in artikel 3, kunnen door de Autoriteit Financiële Markten over een periode van 5 jaar worden verdeeld en doorberekend aan de onder toezicht staande vergunninghouders, voor zover deze kosten zijn ontstaan in de periode waarin de Autoriteit Financiële Markten beslist op vergunningsaanvragen die bij haar op grond van artikel 80, tweede lid, van de wet, zijn ingediend.

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2006.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toezichtkosten Wet toezicht accountantsorganisaties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling geeft een nadere uitwerking van de regels voor de doorberekening van een deel van de toezichtkosten die door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) worden gemaakt bij de uitvoering van haar taak op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). In deze regeling wordt aangesloten bij de thans geldende regelingen voor de bekostiging van het financiële toezicht zoals de Regeling bekostiging financieel toezicht1 . Bedoelde regeling is gebaseerd op het per 1 januari 2004 in werking getreden stelsel voor de financiering van het toezicht op de financiële markten, en is tot stand gekomen in overleg met de toezichthouders en marktpartijen.

De belangrijkste elementen in de bestaande systematiek voor kostendoorberekening zijn de volgende.

Marktpartijen betalen op basis van het zogeheten profijtbeginsel volledig de kosten van afzonderlijke toezichthandelingen, zoals de behandeling van vergunningaanvragen, alsmede de kosten van het zogenoemde reguliere toezicht. Het gaat bij het reguliere toezicht om het doorlopende toezicht op de naleving van de wet, zoals bijvoorbeeld reguliere onderzoeken en themaonderzoeken. Aan het begrip ‘kosten’ komt een ruime betekenis toe, ook bijvoorbeeld de kosten van overhead en voorbereidingskosten maken hiervan onderdeel uit. De rijksoverheid bekostigt een deel van de handhavingskosten.2 Dit sluit aan bij het MDW-rapport ‘Maat Houden’.3

De reguliere toezichtkosten worden over de onder toezicht staande vergunninghouders omgeslagen. Dit omslaan geschiedt in de eerste plaats door de kosten toe te rekenen aan gelijksoortige categorieën van vergunninghouders. Uitgangspunt bij de toerekening is dat geen kruissubsidiëring plaatsvindt tussen verschillende categorieën. De toegerekende kosten worden vervolgens doorberekend aan individuele vergunninghouders. De doorberekening geschiedt aan de hand van jaarlijks vast te stellen tarieven, waarbij gebruik kan worden gemaakt van heffingsmaatstaven. Het oogmerk is om zo goed mogelijk aan te sluiten op de werkelijke toezichtinspanningen, de daarmee gepaard gaande kosten en op het profijt van het toezicht. De afgelopen jaren is veel aandacht geweest voor de beheersing van de toezichtkosten. Deze regeling verankert de daarbij gemaakte afspraken om die beheersing te waarborgen. In de wet wordt voorzien in de inrichting van een adviserend panel van marktpartijen inzake de kosten van het toezicht. Verder moet de toezichthouder aanmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie tussentijds en tijdig worden gemeld aan de minister, opdat zonodig adequate maatregelen kunnen worden genomen. Ook is vereist dat de minister moet instemmen met de jaarrekening van de AFM.

Administratieve lasten4

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel geeft een opsomming van door de AFM eenmalig in rekening te brengen toezichthandelingen. Voor de vergoeding van de kosten van de werkzaamheden kan per afzonderlijke toezichthandeling een eenmalig bedrag in rekening worden gebracht bij accountantsorganisaties ten behoeve waarvan de toezichthandeling wordt verricht. Per soort afzonderlijke toezichthandeling wordt de hoogte van dit bedrag jaarlijks door de minister, op voorstel van de AFM, vastgesteld. Het zijn dus vaste bedragen. De vaststelling is geregeld in artikel 6. Bij de vaststelling is kostendekking het uitgangspunt. Het eerste lid heeft betrekking op zogeheten toelatingskosten. Het gaat dan bijvoorbeeld om kosten voor de behandeling van aanvragen om vergunningen, inclusief één betrouwbaarheidstoetsing van een beleidsbepaler of medebeleidsbepaler. Op grond van het derde lid kan het bedrag ter vergoeding van de toelatingskosten worden verhoogd, indien een accountantsorganisatie meer dan één beleidsbepaler of medebeleidsbepaler heeft ten aanzien waarvan de AFM een betrouwbaarheidstoets moet verrichten. In het vierde lid is de mogelijkheid van een korting opgenomen voor gevallen waarin een vergunningaanvraag elektronisch wordt ingediend.

Bij het vaststellen van de jaarlijkse bedragen wordt onderscheid gemaakt tussen accountantorganisaties met en zonder wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB’s).

Artikel 3

In dit artikel is het beginsel van kostendekking vastgelegd voor door de AFM te verrichten werkzaamheden die geen betrekking hebben op de in artikel 2 genoemde afzonderlijke toezichthandelingen. Het betreft de zogenoemde reguliere toezichtkosten. Er wordt daarbij een relatie gelegd tussen de aan een vergunninghouder in rekening te brengen bedragen en de ten aanzien van hem te verrichten werkzaamheden.

Artikel 4

In het eerste lid is een aantal regels gesteld dat betrekking heeft op de kosten die op basis van artikel 3 in rekening kunnen worden gebracht. Zoals in het algemene deel van deze toelichting al is opgemerkt gaat het om een ruim kostenbegrip, dat de integrale kosten betreft die verband houden met het verrichten van toezichtwerkzaamheden. Het uitgangspunt is dat de kosten worden geraamd op basis van de verwachte ontwikkeling van de kosten en toezichtinspanningen in het jaar waarin de bedragen in rekening worden gebracht. Dit vindt zijn grondslag in de begroting. Op de aldus geraamde kosten worden in mindering gebracht de kosten van het toezicht die worden bekostigd uit de algemene middelen. De rijksbijdrage dient tot dekking van een deel van de handhavingskosten.

In het tweede lid is de systematiek van kostentoerekening neergelegd. Deze systematiek houdt in dat de kosten worden toegerekend aan onderscheiden categorieën van (gelijksoortige) vergunninghouders. De categorie-indeling is bepaald aan de hand van hoofdkenmerken van een accountantsorganisatie. Het derde lid regelt dat een exploitatieresultaat van een voorafgaand jaar dat valt toe te rekenen aan een bepaalde categorie opgeteld of in mindering wordt gebracht op de toegerekende kosten. Aldus wordt de begrote doorberekening gecorrigeerd met een exploitatiesaldo van een voorafgaand jaar. In het derde lid is ook geregeld dat wanneer met betrekking tot een categorie door de AFM een bestuurlijke boete of dwangsom is geïncasseerd én tegen het daaraan ten grondslag liggende besluit niet langer een rechtsmiddel openstaat, het geïncasseerde bedrag volledig in mindering wordt gebracht op de aan de desbetreffende categorie toegerekende kosten.

Artikel 5

In dit artikel zijn de categorieën van vergunninghouders bepaald waaraan de kosten, bedoeld in artikel 3, worden toegerekend.

Artikel 6

De minister stelt aan het begin van het jaar de hoogte van de in dat jaar in rekening te brengen eenmalige bedragen vast, op voorstel van de AFM. Uiteraard zullen deze bedragen gebaseerd zijn op de in dat jaar te verwachten gemiddelde kosten van de desbetreffende afzonderlijke toezichthandeling.

Artikel 7

De in rekening te brengen tarieven, maatstaven, bandbreedtes en verdeelsleutels voor het reguliere toezicht worden jaarlijks voor 1 juli vastgesteld.

Het tarief is gerelateerd aan een maatstaf en een bijbehorende bandbreedte. Een maatstaf dient om tot een redelijke verdeling van de toezichtkosten binnen een categorie te komen. Bij het vaststellen van maatstaven wordt aangesloten bij de in het Rapport herziening financiering toezicht5 geformuleerde uitgangspunten. Voor zover geen maatstaven zijn vastgesteld, bestaat het tarief uit een vast bedrag per vergunninghouder. Het jaarlijks in rekening te brengen bedrag bestaat uit een vast gedeelte, het minimumbedrag en een aanvullend variabel gedeelte dat afhankelijk is van de maatstaf. Het minimumbedrag sluit aan bij de kosten van de gemiddelde minimale toezichtinspanningen die door de AFM met betrekking tot vergunninghouders binnen een bepaalde categorie worden geleverd. Op basis van de kosten die volgens de in artikel 4 voorgeschreven methode per categorie worden toegerekend, minus het totaal van de minimumbedragen binnen de desbetreffende categorie, wordt aan de hand van de toepasselijke heffingsmaatstaven vervolgens het variabele gedeelte berekend. De maatstaf wordt daarbij in beginsel gerelateerd aan maatstafgegevens van het voorafgaande jaar.

Per categorie kunnen door de minister, op voorstel van de AFM, bandbreedtes met bijbehorende tarieven worden vastgesteld. Het gaat om tariefschijven gedifferentieerd naar bijvoorbeeld de grootte van accountantsorganisaties of het aantal verrichte wettelijke controles. Zo kan met betrekking tot een categorie van een degressieve tariefstructuur worden toegepast. Het bepalen van bandbreedtes kan alleen aan de orde zijn als een adequate onderbouwing kan worden gegeven vanuit de verwachte toezichtinspanningen van de AFM en als het kostenefficiënt is.

Artikel 8

Dit artikel bepaalt dat bij de vaststelling van de tarieven voor eenmalige toezichthandelingen, rekening kan worden gehouden met een kostenverminderend effect van een stelsel van zelftoezicht. Door een adequate bijdrage van een dergelijk stelsel zullen de totale toezichtkosten van de AFM afnemen. In lijn met de in deze regeling neergelegde systematiek, wordt bij de kostentoerekening zoveel mogelijk aangesloten bij de daadwerkelijke toezichtinspanning van de AFM.

Met de gekozen formulering wordt beoogd aan te geven dat voor accountantsorganisaties met maximaal vijf wettelijke controles die door een stelsel van zelftoezicht zijn getoetst met een voldoende uitkomst, sprake kan zijn van een verlichting van de uit te voeren werkzaamheden door de AFM in het kader van de vergunningverlening in het overgangsregime. Omdat het niet uitvoerbaar is om de toezichtinspanning per individuele accountantsorganisatie te beoordelen, zal sprake moeten zijn van een omlijnbaar stelsel dat representatief is en van voldoende omvang om een relevant verschil te kunnen vertegenwoordigen.

De verminderde toezichtinspanning ten aanzien van deze groep zal aantoonbaar moeten zijn.

Artikel 9

Indien een accountantsorganisatie pas gedurende het begrotingsjaar deel gaat uitmaken van een categorie wordt aan haar voor dat jaar alleen het jaarlijkse bedrag in rekening gebracht naar evenredigheid van het aantal maanden dat zij deel uitmaakt van de desbetreffende categorie. Overigens geldt een gedeelte van een maand als volledige maand. Indien een accountantsorganisatie gedurende het jaar niet langer deel uitmaakt van een categorie krijgt zij naar evenredigheid van het aantal maanden het betaalde jaarlijkse bedrag terug. Doorgaans zal het moment van intrekking van een vergunning daarvoor bepalend zijn.

Artikel 11

Gegevens met betrekking tot een maatstaf zijn om een tweetal redenen van belang. In de eerste plaats zijn de gegevens samen met de op grond van artikel 4 toegerekende kosten bepalend voor de vaststelling door de minister van het jaarlijkse tarief. In de tweede plaats zijn de gegevens bepalend voor de hoogte van het bedrag dat individueel in rekening wordt gebracht. Vaak beschikt de AFM reeds over de benodigde gegevens, bijvoorbeeld op grond van informatie- of bekendmakingverplichtingen uit hoofde van andere wetgeving. Indien de AFM de gegevens niet binnen de gestelde redelijke termijn ontvangt of wanneer sprake is van een kennelijk onjuiste opgave, is zij op grond van dit artikel bevoegd van de gegevens een schatting te doen.

Artikel 13

Dit artikel regelt de doorberekening van kosten ingeval van een juridische fusie van twee onder toezicht staande accountantsorganisaties (vgl. artikel 309 e.v. van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). De kosten van de werkzaamheden die nog voor het moment van fusie ten behoeve van de verdwijnende accountantsorganisatie zijn gemaakt, kunnen, voor zover deze niet reeds zijn doorberekend, in rekening worden gebracht bij de verkrijgende accountantsorganisatie.

Artikel 14

Op grond van artikel 6 worden de bedragen voor eenmalige toezichthandelingen voor 1 januari van elk jaar bepaald. In 2006 geschiedt het vaststellen van de bedragen voor 2006 en 2007 met het oog op de inwerkingtreding van de Wta per 1 oktober 2006.

Artikel 15

Er is voor gekozen om de vergunningen die zijn aangevraagd op grond van artikel 80, tweede lid, van de wet, en waarop positief is besloten, zo veel mogelijk gelijktijdig te verstrekken. De AFM heeft aangegeven dat er grote verschillen kunnen ontstaan in de bedragen die worden doorberekend aan de onder toezicht staande instellingen indien vergunningen niet gelijktijdig worden verstrekt. De verwachting is dat de hier bedoelde vergunningen uiterlijk per 30 september 2007 kunnen worden afgegeven. Bijgevolg dienen de betreffende organisaties over de drie laatste maanden van dat jaar bij te dragen aan de kosten van het reguliere toezicht. De kosten die de AFM tot dat tijdstip maakt, worden voor een deel gefinancierd met de gelden die vanwege de vergunningverlening worden geïncasseerd. De kosten die door de AFM worden gemaakt tot 1 oktober 2007, niet zijnde kosten voor de vergunningverlening, worden aangemerkt als kosten van het reguliere toezicht. Om alsnog te kunnen voorzien in de financiering van het ongedekte deel van de kosten over de eerste negen maanden van 2007, niet zijnde kosten van vergunningverlening, is besloten die kosten te financieren conform de systematiek die wordt toegepast bij de voorbereidingskosten. Zij zullen, samen met de voorbereidingskosten, gespreid over een termijn van vijf jaar worden doorberekend via een tijdelijke verhoging van de heffingsbedragen voor het reguliere toezicht. Om ongewenste effecten te voorkomen, zal de laatstbedoelde doorberekening pas aanvangen per 1 januari 2008. Aldus wordt bereikt dat organisaties wier aanvraag voor een vergunning niet onder de werkingsfeer van artikel 80, tweede lid, van de Wta valt, niet onevenredig zwaar worden benadeeld.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven