Wijziging Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza (afscherming Anseriformes)

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 september 2006, nr. TRCJZ/2006/2972, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza (afscherming Anseriformes)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEU L 10);

Gelet op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

Gelet op Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L 274);

Gelet op artikel 17, eerste lid, 18, 32 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Voor zover de in het eerste lid bedoelde maatregelen genomen worden ten aanzien van hobbypluimvee behorende tot de orde van de eendvogels (Anseriformes) of fazanten, wordt, in afwijking van het tweede lid, onder passende maatregelen als bedoeld in het eerste lid, ten minste begrepen het afdichten aan de bovenzijde van de al dan niet beperkte uitloop met gaas of netten met een maaswijdte van maximaal tien centimeter, en het daarbij afschermen met gaas of netten met een maaswijdte van maximaal tien centimeter van de zijkanten van deze uitloop.

2. Na het derde lid worden de volgende leden toegevoegd:

4. De houder die de in het derde lid bedoelde uitloop op de in dat lid beschreven wijze afdicht:

a. meldt zich vóór het treffen van deze maatregelen telefonisch aan bij het LNV-loket, waarbij ten minste de volgende gegevens dienen te worden verstrekt:

1°. naam, adres, postcode, woonplaats van de houder en, voor zover beschikbaar, UBN-nummer; en

2°. soorten en aantallen hobbypluimvee, bedoeld in het derde lid;

b. draagt er zorg voor dat door een op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 bij de VWA geregistreerde dierenarts bloedmonsters van de desbetreffende dieren worden afgenomen; en

c. draagt er zorg voor dat de bloedmonsters, bedoeld in onderdeel b, door tussenkomst van de dierenarts die de in onderdeel b bedoelde bloedmonsters heeft afgenomen, terstond na het afnemen worden verstuurd naar de GD voor onderzoek naar de aanwezigheid van het Aviaire Influenzavirus.

5. De bloedmonsters, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, worden in de periode vanaf 1 november 2006 tot en met 31 december 2006 afgenomen bij vijf procent van de in het derde lid bedoelde dieren, waarbij van ten minste vijf en ten hoogste twintig dieren een bloedmonster wordt afgenomen. Indien sprake is van minder dan vijf van de in het derde lid bedoelde dieren, wordt van ieder dier een bloedmonster afgenomen.

B

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

De verplichting tot het nemen van de maatregelen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, geldt niet:

a. voor de houder van in dierentuinen gehouden gevaccineerd gevogelte, enkel ten aanzien van het gevogelte dat na 21 november 2005, maar niet langer dan 1 jaar geleden, is gevaccineerd overeenkomstig de Tijdelijke vrijstellingsregeling enten AI-gevoelige vogels dierentuinen 2003;

b. voor de houder van gevaccineerd hobbypluimvee, gevaccineerde biologische legkippen of gevaccineerde legkippen met vrije uitloop, mits voedsel en water wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt voor wat betreft:

1°. de gevaccineerde dieren, een week na de datum van de tweede vaccinatie, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, en 16 van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, en

2°. de gevaccineerde dieren, die niet langer dan 1 jaar geleden volledig zijn gevaccineerd overeenkomstig de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, zoals deze van kracht was tot 31 juli 2006;

c. voor de houder van struisvogels, emoes, nandoes, duiven, niet zijnde voor consumptie gehouden duiven, mits voedsel en water wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt.

C

Artikel 5, tweede lid, onderdeel e, vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 24 september 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

§ 1. Achtergronden

De najaarstrek van wilde vogels is inmiddels aangevangen. Dit leidt tot het ontstaan van grotere risico’s op verspreiding van het Aviaire Influenzavirus en besmetting van dieren met het virus. Om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken is met ingang van 1 september 2006 de afschermplicht van kracht geworden ten aanzien van gevogelte. Hieronder wordt verstaan pluimvee, en, kort gezegd, gehouden watervogels (Anseriformes), loopvogels (Struthionidae, Dromaiidae en Rheidae) en duiven (Columbidae). Op grond van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza dient de uitloop van deze dieren aan de bovenzijde te worden afgeschermd met niet doorlaatbare materialen en aan de zijkant met netten. Een alternatief is dat de dieren worden gevaccineerd tegen het Aviaire Influenzavirus H5N1. Ook watervogels en fazanten kunnen thans gevaccineerd worden.

Tijdens de voorjaarstrek in 2006 waren vergelijkbare voorschriften van kracht. Ten aanzien van de watervogels en fazanten waren evenwel enkele afwijkende voorschriften opgenomen in de toenmalige Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II. Een aantal van deze vogelsoorten kon destijds nog niet worden gevaccineerd, terwijl afschermen mogelijk zou leiden tot ernstige welzijnsproblemen, met name gelet op het feit dat het paarseizoen op dat moment in volle gang was. Om die redenen was het houders van watervogels destijds onder bepaalde, strikte voorwaarden toegestaan de dieren rond te laten lopen zonder afgeschermd te zijn op de wijze waarop bijvoorbeeld pluimvee moest worden afgeschermd. Dit laatste gold ook voor fazanten.

De watervogels en fazanten kunnen thans echter gevaccineerd worden. Om die reden is tot op heden in de regeling geen bijzondere voorziening getroffen voor de hobbymatige houders van watervogels en fazanten. Gebleken is echter dat vaccinatie niet in alle gevallen een oplossing biedt voor de problemen van de hobbymatige houders van watervogels en fazanten. Tegen deze achtergrond wordt de houders van watervogels en fazanten die deze dieren bij wijze van hobby houden, een alternatief geboden, naast de alternatieven van vaccinatie en afscherming met ondoorlaatbare materialen. De onderhavige wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza strekt hiertoe.

§ 2. Afscherming Anseriformes

De houder van hobbymatig gehouden watervogels (Anseriformes) en fazanten wordt met deze wijziging de keuze geboden om de uitloop, inclusief de waterpartijen, voor deze dieren af te schermen met gaas en netten, in plaats de dieren te vaccineren of de hier bedoelde uitloop met ondoorlaatbare materialen af te schermen. Door deze vorm van afscherming wordt het trekvogels onmogelijk gemaakt neer te strijken bij de gehouden watervogels en fazanten en kunnen risicovolle contacten tussen de dieren in beginsel worden vermeden.

Indien de houder de uitloop aldus met netten en/of gaas afschermt, dient de houder binnen de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2006 echter wel bloedmonsters te laten nemen van ten minste vijf procent van de dieren. In die periode loopt de hoogrisico-periode, in casu de najaarstrek, ten einde. Gelet op de doorlaatbaarheid van de netten die en het gaas dat bij dit alternatief wordt toegepast, is het veterinair immers noodzakelijk bij deze dieren gericht onderzoek te doen naar mogelijke besmettingen met het Aviaire Influenzavirus. De gehouden watervogels en fazanten zouden onder de netten of het gaas immers in contact kunnen komen met uitwerpselen van besmette trekvogels.

In het licht hiervan dient de houder die kiest voor afscherming met netten of gaas en zich aldus verbindt tot nadere serologische monitoring van zijn dieren, zich voorafgaand aan het treffen van de maatregelen telefonisch bij het LNV-loket te melden. Daarbij dient hij aan het LNV-loket mede te delen hoeveel en welke soorten dieren worden gehouden en daadwerkelijk met netten of gaas worden afgeschermd. De monitoringskosten die de keuze van de houder met zich meebrengt, komen voor eigen rekening van de houder. Het betreft dan zowel de kosten voor de dierenarts zelf, als de kosten gemoeid met het laboratoriumonderzoek.

De melding bij het LNV-loket vormt een administratieve last. De tijd die een houder voor deze verklaring nodig heeft, bedraagt circa 5 minuten per hobbydierhouder. Op voorhand valt overigens niet in te schatten hoeveel houders van het onderhavige alternatief gebruik zullen maken.

§ 3. Verbod tijdelijke verzamelingen (wedvluchten postduiven)

In artikel 5 is het verbod tot het tijdelijk verzamelen van gevogelte neergelegd. Dit verbod is wat betreft de duiven (Columbidae) uitsluitend van toepassing op voor consumptie gehouden duiven en postduiven. Het verzamelverbod is niet van toepassing op sierduiven (i.e. alle duiven die niet voor consumptie of als postduif gehouden worden). Onder de voorwaarden beschreven in artikel 5 van de regeling zijn tijdelijke verzamelingen toegestaan. Op grond van de onderhavige wijzigingsregeling wordt het verzamelverbod ten aanzien van postduiven versoepeld; één van de beperkende voorwaarden waaronder wedvluchten met postduiven zijn toegestaan, is komen te vervallen. Het betreft de voorwaarde dat wedvluchten binnen Nederland of vanuit België naar Nederland moeten plaatsvinden. De veterinaire risico’s die uit deze wedvluchten voortvloeien, zijn in de huidige omstandigheden verwaarloosbaar te achten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2006, 162.

Naar boven