Wijziging Warenwetregeling algemene chemische produktveiligheid

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 september 2006, nr. VGP/PSL 2703528, houdende wijziging van de Warenwetregeling algemene chemische produktveiligheid ter implementatie van richtlijn nr. 2005/84/EG (PbEU L 344) (ftalatenrichtlijn)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene chemische produktveiligheid;

Gelet op Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200);

Gelet op Richtlijn 2005/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 houdende de tweeëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (Pb EG L 344);

Besluit:

Artikel I

De Warenwetregeling algemene chemische produktveiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:

c. de preparatenrichtlijn: richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200), met inbegrip van toekomstige aanpassingen van bijlage I bij richtlijn nr.1999/45/EG.

B

In de tabel bij artikel 2 wordt punt 6 toegevoegd, luidende:

6.1 speelgoedartikelen ontworpen en bestemd om door kinderen bij het spelen te worden gebruikt en kinderverzorgingartikelen bestemd om de slaap, de ontspanning, hygiënische verzorging en voeding van, alsmede het zuigen door kinderen te vergemakkelijken

Ftalaten:

– bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

(CAS nr. 117-81-7) (Einecs nr. 204-211-0)

– dibutylftalaat (DBP) (CAS nr. 84-74-2)

(Einecs nr. 201-557-4)

– benzylbutylftalaat (BBP) (CAS nr. 85-68-7) (Einecs nr. 201-622-7)

in concentraties van meer dan 0,1% massaprocent van het week gemaakte materiaal

6.2 speelgoedartikelen ontworpen en bestemd om door kinderen bij het spelen te worden gebruikt en kinderverzorgingsartikelen bestemd om de slaap, de ontspanning, hygiënische verzorging en voeding van, alsmede het zuigen door kinderen te vergemakkelijken, die door kinderen in de mond kunnen worden gestopt

Ftalaten:

– di-‘isononyl’ftalaat (DINP)

(CAS nr. 28553-12-0 en 68515-48-0) (Einecs nr. 249-079-5 en 271-090-9)

– di-‘isodecyl’ftalaat (DIDP)

(CAS nr. 26761-40-0 en 68515-49-1)

(Einecs nr. 247-977-1 en 271-091-4)

– di-n-octylftalaat (DNOP) (CAS nr. 117-84-0) (Einecs nr. 204-214-7)

in concentraties van meer dan 0,1% massaprocent van het week gemaakte materiaal

Artikel II

Deze regeling treedt in werking op 16 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Voorliggende regeling strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 2005/84/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 december 2005 houdende de tweeëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingartikelen) (PbEU L 344).

De richtlijn verbiedt de aanwezigheid van bepaalde ftalaten in speelgoed- en kinderverzorgingartikelen van week gemaakt materiaal of met onderdelen van week gemaakt materiaal, aangezien deze aanwezigheid risico’s, of potentiële risico’s inhoudt, of kan inhouden voor de gezondheid van jonge kinderen. Van de ftalaten bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP), dibutylftalaat (DBP) en benzylbutylftalaat (BBP )is komen vast te staan dat zij schadelijk zijn voor de voortplanting.

Speelgoed en kinderverzorgingartikelen kunnen, indien zij in de mond kunnen worden gestopt zonder hiervoor bedoeld te zijn, in bepaalde omstandigheden een gezondheidsrisico vormen voor kleine kinderen, indien zij vervaardigd zijn van week gemaakt materiaal of met onderdelen van week gemaakt materiaal dat bepaalde ftalaten bevat. In verband hiermee zijn de ftalaten di-‘isononyl’ftalaat (DINP), di-’isodecyl’ftalaat (DIDP) en di-n-octylftalaat (DNOP) uit voorzorg niet toegestaan voor speelgoed en kinderverzorgingartikelen die door kinderen in de mond kunnen worden gestopt.

Tijdens de vergadering van het comité voor richtlijn 76/769/EEG heeft de Europese Commissie aangegeven dat de grenswaarde van 0,1% per groep van drie ftalaten moet worden toegepast. Deze waarde heeft betrekking op het kunnen traceren van deze stoffen.

Richtlijn 2005/84/EG volgt in feite Beschikking 1999/845/EG van de Commissie (Pb EG L 315) op. Met deze beschikking werd de aanwezigheid van alle zes genoemde ftalaten reeds (tijdelijk) verboden in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen bestemd om door kinderen onder de drie jaar in de mond te worden genomen. Beschikking 1999/815/EG had een geldigheidsduur van drie maanden maar werd vele malen verlengd. Laatstelijk nog door Beschikking 2004/781/EG (Pb EG L 344) welke tot 20 september 2005 geldig was.

Deze regeling leidt niet tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de burger.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de omschrijving van de Preparatenrichtlijn (Richtlijn 99/45/EG) te actualiseren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven