Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2006, 182 pagina 14 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2006, 182 pagina 14 | Overig |
Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, van 14 september 2006, nr. WJZ 6070432, tot vaststelling van de Subsidieregeling Food & Nutrition Delta Fase 2-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;
Besluit:
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. kaderregeling: de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten;
b. FND-innovatieproject: een innovatieproject, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling of een combinatie hiervan, dat past binnen bijlage 1;
c. FND-haalbaarheidsproject: een samenstel van activiteiten, dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een FND-innovatieproject;
d. FND-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste één onderneming en één publiek gefinancierde kennisinstelling dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een FND-innovatieproject;
e. FND-MKB-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemers, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een FND-innovatieproject;
f. publiek gefinancierde kennisinstelling:
1°. een onder a, b, c, f, of g van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder i van de bijlage van die wet bedoeld academisch ziekenhuis;
2°. een andere dan onder 1° bedoelde meerjarig en voor tenminste eenderde door de rijksoverheid gefinancierde onderzoeksinstelling zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;
3°. een openbare instelling voor hoger onderwijs en een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder 1°, welke meerjarig en voor ten minste eenderde wordt gefinancierd door een ander land, of
4°. een onderzoeksinstelling zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden, welke meerjarig en voor ten minste eenderde wordt gefinancierd door een ander land.
2. Voor de definities van minister, innovatieproject, ondernemer, MKB-ondernemer, groep, industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling zijn artikel 1, onderdelen a, b, c, d, f, i en j van de kaderregeling van toepassing.
Voor een FND-innovatieproject en een FND-haalbaarheidsproject wordt geen subsidie verstrekt aan een ondernemer die activiteiten verricht op het gebied van de productie, verwerking of verhandeling van producten als bedoeld in bijlage 1 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en op het gebied van de activiteiten bedoeld in de Europese Kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw (PbEG 2003, C317).
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-ondernemer die voor eigen rekening en risico een FND-haalbaarheidsproject uitvoert.
2. De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 50.000.
3. Voor het verstrekken van subsidies voor FND-haalbaarheidsprojecten zijn de artikelen 4, 5, 7, 9, 11, 15 tot en met 18, 19, eerste tot en met derde lid, 20 en 28 tot en met 34 van de kaderregeling van toepassing.
Het subsidieplafond voor het in 2006 verlenen van subsidie op aanvragen voor een FND-haalbaarheidsproject bedraagt € 1 miljoen.
Aanvragen voor een FND-haalbaarheidsproject moeten zijn ontvangen voor 15 november 2006.
1. In aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor een FND-haalbaarheidsproject indien:
a. het FND-innovatieproject waarop het FND-haalbaarheidsproject betrekking heeft technisch onvoldoende risicovol is;
b. het FND-haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten.
2. De in artikel 15, onderdeel c, van de kaderregeling bedoelde termijn is voor FND-haalbaarheidsprojecten 1 jaar.
In afwijking van artikel 16, derde lid, van de kaderregeling bedraagt het ambtshalve te verstrekken voorschot 50 procent van het bij de subsidieverlening voor de desbetreffende MKB-ondernemer vermelde maximale subsidiebedrag.
1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een FND-samenwerkingsverband dat voor gezamenlijke rekening en risico een FND-innovatieproject uitvoert.
2. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een FND-MKB-samenwerkingsverband dat voor gezamenlijke rekening en risico een FND-innovatieproject uitvoert.
3. Voor het verstrekken van de subsidie zijn de artikelen 3, eerste lid, onderdelen b en c, tweede tot en met vierde lid, 4, 7, 13 tot en met 23, 28 tot en met 34 van de kaderregeling van toepassing.
1. Indien de subsidiabele kosten uitsluitend betrekking hebben op industrieel onderzoek, bedraagt, in afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de kaderregeling, de subsidie voor industrieel onderzoek 35 procent van de subsidiabele kosten.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de kaderregeling is € 1 miljoen voor een FND-innovatieproject, uitgevoerd door een FND-samenwerkingsverband en € 500.000 voor een FND-innovatieproject, uitgevoerd door een FND-MKB-samenwerkingsverband.
1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:
a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het onderzoek toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:
1°. loonkosten voor betrokken personeel, voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het onderzoek noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt berekend op basis van 1650 productieve uren per jaar;
2°. de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;
3°. kosten van het gebruik van bestaande machines en apparatuur van de deelnemers;
4°. kosten van speciaal voor het onderzoek aan te schaffen machines en apparatuur;
5°. aan derden verschuldigde kosten;
6°. kosten van buitenlandstages;
7°. kosten van octrooi-aanvraag van publiek gefinancierde kennisinstellingen en MKB-ondernemers;
8°. kosten inzake kennisoverdracht en verankering;
b. een opslag voor overige algemene kosten van 50 procent van de onder a, onder 1°, bedoelde kosten.
2. Voor de directe loonkosten als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van gemiddelde uurtarieven per categorie bij het onderzoek betrokken personeel.
3. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien en voor zover de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.
4. Een publiek gefinancierde kennisinstelling kan bij de aanvraag bij de minister een verzoek indienen om de berekening van de loonkosten en de algemene kosten te mogen vervangen door een in de gehele organisatie van de subsidie-ontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek. Dit verzoek gaat vergezeld van het gebruikte kostenmodel, de berekeningswijze en een door een accountant opgesteld assurancerapport over de aanvaardbaarheid van de voorgestelde methodiek.
5. Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, wordt voor de berekening van de projectkosten uitgegaan van een uurtarief van € 35.
6. Aan een ontheffing als bedoeld in het vierde lid kunnen voorschriften worden verbonden.
1. De periode, bedoeld in artikel 12 van de kaderregeling, is voor een FND-innovatieproject de dag van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 16 oktober 2006, 18.00 uur.
2. Het subsidieplafond voor het in 2006 verlenen van subsidies op aanvragen voor FND-innovatieprojecten, ontvangen in de in het eerste lid genoemde periode, bedraagt € 11,2 miljoen, waarvan:
a. voor FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door een FND-samenwerkingsverband, € 8,5 miljoen, en
b. voor FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door een FND-MKB-samenwerkingsverband € 2,7 miljoen.
1. Er is een Adviescommissie innovatieprogramma Food & Nutrition Delta, die tot taak heeft om overeenkomstig artikel 6 van de kaderregeling de minister op zijn verzoek te adviseren over aanvragen om subsidie voor een FND-innovatieproject.
2. De minister wint over aanvragen om een subsidie voor een FND-innovatieproject waarop niet op grond van artikel 15 van de kaderregeling afwijzend wordt beslist, het advies in van de adviescommissie.
3. De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de adviescommissie, de aanvragen zodanig dat een FND-innovatieproject hoger gerangschikt wordt naar mate het meer bijdraagt aan:
a. de technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;
b. het creëren van economische waarde voor de deelnemers van het samenwerkingsverband en de daarmee samenhangende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie;
c. de kwaliteit van de technologische samenwerking, ten minste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de mate van toereikendheid van de capaciteiten van de deelnemers en de mate van de kwaliteit van de projectorganisatie;
d. de verbetering van de ecologische of sociale prestaties van een deelnemer in een samenwerkingsverband, dan wel van de ecologische of sociale aspecten van de samenleving;
e. voor zover een FND-innovatieproject is ingediend door een FND-MKB-samenwerkingsverband: uitstralend effect naar MKB.
4. Voor de rangschikking wegen de in het derde lid vermelde criteria even zwaar.
De in artikel 15, onderdeel c, van de kaderregeling bedoelde termijn, is voor een FND-innovatieproject 4 jaar indien een project wordt uitgevoerd door een FND-samenwerkingsverband en 2 jaar indien een project wordt uitgevoerd door een FND-MKB-samenwerkingsverband.
In aanvulling op artikel 21 van de kaderregeling treedt voor het indienen van de aanvraag voor het samenwerkingsverband voor FND-innovatieprojecten een ondernemer op als penvoerder.
In afwijking van artikel 29, eerste lid, onderdeel c van de kaderregeling voert de subsidie-ontvanger een administratie, gerelateerd aan de kostensoorten, genoemd in artikel 10, waaruit ten allen tijde op eenvoudige een duidelijke wijze de gemaakte en betaalde kosten zijn af te leiden.
1. In aanvulling op artikel 33 van de kaderregeling draagt de subsidieontvanger zorg voor de openbaarmaking van de algemene kennis die voorvloeit uit de resultaten van het FND-innovatieproject.
2. De minister kan voor een periode van vijf jaar na de vaststelling van de subsidie nadere verplichtingen ter uitvoering van het eerste lid opleggen.
Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:
a. een subsidie is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2;
b. een voorschot is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3;
c. een subsidievaststelling is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Food & Nutrition Delta Fase 2-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2, 3 en 4, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, te Den Haag.
Diverse workshops en consultaties met de grootbedrijven, MKB bedrijven, brancheorganisaties en kennisinstellingen vonden plaats om het Innovatieprogramma FND inhoudelijk vorm en focus te geven. Dit is eerst voor fase 1 en daarna voor fase 2 gedaan. Ten behoeve van het opzetten van de onderzoeksprogramma’s van fase 1, het TTI WCFS+, is een zorgvuldig proces doorlopen van het identificeren van consumentenbehoeften, via functionele en wetenschappelijke doelen tot het ontwikkelen van innovatiethema’s en -projecten. De consumentenbehoeften die zijn geïdentificeerd als belangrijke marktgebieden voor de toekomst zijn:
– Lichaamsvorm
mensen willen in alle fasen van hun leven een gezond lichaam. Dit varieert bijvoorbeeld van goede bot- en spieropbouw tijdens de groeifase tot het er goed uitzien.
– Resistentie tegen ziektes
het verhogen van de resistentie tegen ziektes is gericht op het verhogen van de kwaliteit van leven en het gezond opgroeien van kinderen.
– Gevoel van welbevinden
deze behoefte varieert van het gezond en vitaal voelen tot het bestrijden van depressies.
– Kwaliteit van leven van ouderen
dit is met name gericht op het verlengen van de levensduur en het verhogen van de kwaliteit van leven in de laatste levensjaren. Specifieke voorbeelden zijn het behouden van mentale vermogens en het behouden van een goede spierfunctie bij ouderen.
– Gezondheid van kinderen
voor gezond opgroeien is het van belang dat kinderen een gevarieerd en gezond eetpatroon hebben. In westerse landen wordt overgewicht van kinderen een steeds groter probleem.
– Voorkomen van chronische ziektes
diverse ziektes zijn gerelateerd aan voeding. Voorbeelden zijn hart- en vaatziektes, diabetes en obesitas. Functionele voeding kan bijdragen aan het verminderen van deze voedingsgerelateerde ziektes.
– Smaak en gemak
dit zijn belangrijke aspecten bij voeding. Dit hangt onder andere samen met het feit dat de westerse mens steeds minder tijd besteed aan het bereiden van zijn eten. Ook ten aanzien van gezonde voeding zijn deze aspecten van essentieel belang.
– Voedselveiligheid
dit is een basisvoorwaarde bij voeding. Aspecten die hier aan de orde zijn, zijn integrale controle in de keten, gedeelde verantwoordelijkheid bij ketenpartijen en heldere communicatie.
– Beschikbaarheid en betaalbaarheid van voeding.
Het WCFS+ onderzoek is precompetitief van aard en omvat vijf innovatiethema’s: Voeding en Gezondheid, Sensoriek en Structuur, Bio-ingrediënten en Functionaliteit, Consumentengedrag, en Veiligheid en Conservering.
Tijdens de interactie met het MKB over de vormgeving van fase 2 van het Innovatieprogramma FND bleek dat de wensen en behoeften van MKB bedrijven inhoudelijk grotendeels aansluiten bij de thema’s van de WCFS+-onderzoeksagenda. Echter er zijn ook een aantal aanvullende kennisbehoeftes geïdentificeerd die voor een belangrijk deel gericht zijn op aanpalende technologie die ondersteunend is voor procesinnovaties in Food & Nutrition. Deze betreffen: processing, ICT, logistiek.
Binnen fase 2 van het Innovatieprogramma FND worden de volgende innovatiethema’s onderscheiden:
– Voeding en Gezondheid.
Er ontstaat steeds meer bewustzijn omtrent de rol van voeding en gezondheid van mensen. Dit leidt allereerst tot behoefte aan nieuwe kennis omtrent de relatie tussen voedingsmiddelen en gezondheid en de identificatie van gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen en voedingscomponenten. Daarnaast leidt dit tot de vraag naar methoden en technologie om niet-invasief gezondheid, het ontstaan van ziekten in relatie tot voeding en het effect van gezondheidsbevorderende stoffen te monitoren. Verder zijn van belang methoden en technieken om de intrinsieke gezondheidswaarde van voedingsmiddelen te monitoren en behouden in de keten en deze gezondheidswaarde van producten actief te verhogen zonder dat dit ten koste gaat van andere gewenste eigenschappen.
Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:
• onderbouwing van gezondheid van inhoudsstoffen bijv. gericht op het voorkomen van hart en vaatziekten, het bevorderen van darmgezondheid, het ondersteunen mentale prestaties en het voorkomen van obesitas en diabetes,
• de selectie en identificatie van gezondheidsbevorderende stoffen en methoden en technieken voor de selectie en ontwikkeling van gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen en voedingscomponenten,
• methoden, technieken en biomarkers om bijv. gezondheid, het ontstaan van ziekten in relatie tot voeding en het effect van gezondheidsbevorderende stoffen te monitoren. Dit is mede van belang om gepersonificeerd voedingsadvies mogelijk te maken,
• (multi)analyse technieken ter identificatie/monitoring van inhoudstoffen in de keten,
• beïnvloeden van niveaus van inhoudsstoffen middels innovatie en optimalisatie van uitgangsniveaus en behoud gedurende verdere schakels in de keten,
• (multi)analyse/in-line technieken ten behoeve van tracking en tracing in de keten van componenten die gerelateerd zijn aan gezondheid.
– Sensoriek en structuur
Naast gezondheid zijn structuur en sensoriek van voedingsmiddelen belangrijke kwaliteitsaspecten die de keuze van de consument bepalen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de invloed van structuur van voedingsmiddelen op het mondgevoel en vrijkomen van geur- en smaakstoffen tijdens consumptie. Een goede controle over beide aspecten is een belangrijke vereiste om de beoogde producten met hoge toegevoegde waarde te kunnen realiseren.
Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:
• onderbouwing van effect van inhoudsstoffen of processing op structuur en sensoriek,
• beïnvloeding/optimalisatie/behoud van structuur/sensoriek door middel van innovatie en of optimalisatie van processing, bijvoorbeeld om op maat gezonde voedingsproducten te kunnen maken die zijn gericht op specifieke doelgroepen als kinderen of ouderen,
• (multi) analyse technieken ter identificatie/monitoring van structuur en sensoriek gedurende processing in de keten.
– Bio-ingrediënten en Functionaliteit
Zowel de selectie, de winning en exploitatie van functionele bio-ingrediënten, als de selectie en exploitatie van enzymen en micro-organismen die betrokken zijn bij het verkrijgen van bioactieve moleculen, als het borgen van de gewenste bio-activiteit op het moment van gebruik zijn belangrijke uitdagingen in de ontwikkeling van gezonde en functionele voedingsmiddelen.
Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:
• De selectie, winning en toepassing van functionele bio-ingrediënten,
• Enzymatische en microbiële conversie van grondstoffen om te komen tot functionele bio-ingrediënten en een optimale kwaliteit van voedingsmiddelen,
• De selectie en optimalisatie van micro-organismen die een specifiek gezondheidsbevorderend effect hebben,
• Methodes voor een optimale productie van functionele bio-ingrediënten.
– Veiligheid en Conservering
Gegarandeerde beschikbaarheid van veilig voedsel is een van de eerste vereisten waaraan de sector moet kunnen voldoen. Om gezonde voedingsmiddelen te produceren met een optimale kwaliteit (smaak, geur en structuur) en veiligheid zijn verbeterde (minimal processing) conserveringstechnieken nodig. Veranderende consumentenbehoeften en de in het kader van deze behoeften ontwikkelde nieuwe producten en productieprocessen vereisen technologie om de veiligheid, kwaliteit en functionaliteit van voedingsmiddelen gedurende processing en in de keten te kunnen borgen.
Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:
• (multi)analyse/in-line technieken ten behoeve van tracking en tracing in de keten van componenten die gerelateerd zijn aan veiligheid, kwaliteit en functionaliteit,
• methoden en technieken voor het verbeteren van houdbaarheid en conservering van voedingsmiddelen,
• intelligente verpakkingen voor o.a. versproducten.
– Consumentengedrag
De ontwikkeling van onderscheidende nieuwe processen en producten vergt dermate veel geld en de terugverdientijd is zodanig lang dat het van groot belang is om de behoefte en het gedrag van de consument van morgen goed te kunnen voorspellen.
Onderzoeksprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:
• technieken ter ondersteuning van het onderzoek naar consumentengedrag.
• innovaties ter beïnvloeding van het consumentengedrag (bijv. Life style in het kader van gezondheid).
– Aanpalende Technologie voor Food & Nutrition
Vooral voor MKB bedrijven zijn niet food gerelateerde technologische innovaties van groot belang om op het gebied van Food & Nutrition te komen tot nieuwe producten, processen en diensten.
Voorbeelden zijn technologie op het gebied van ICT, scheidingen, in line analyse voor processen, miniaturisering van productietechnologie, producttracering en intelligente verpakkingen.
Het Food and Nutrition Delta Innovatieprogramma is gericht op innovatieve projecten in de voedingsmiddelenindustrie en het deel van de industrieketen ná de oogst. Op basis van deze regeling kunnen voor twee soorten projecten subsidie worden verleend: voor haalbaarheidsprojecten en voor innovatieprojecten. Bij innovatieprojecten wordt verschil gemaakt tussen projecten die door samenwerkingsverbanden van ondernemingen en kennisinstellingen worden uitgevoerd, en projecten die door samenwerkingsverbanden tussen MKB-ondernemingen worden uitgevoerd.
Voor de subsidieverlening zijn voor elk van deze projecten specifieke regels van toepassing, naast de algemene regels van § 1. De subsidieverlening voor haalbaarheidsprojecten wordt geregeld in § 2. In § 3 wordt de subsidieverlening voor innovatieprojecten geregeld, zowel voor innovatieprojecten die door FND-samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd als voor innovatieprojecten die door FND-MKB-samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd.
2. Innovatieprogramma Food and Nutrition Delta
Het Food and Nutrition Delta innovatieprogramma (hierna: Innovatieprogramma FND) is in kader van het sleutelgebied ‘Flowers & Food’ opgezet door een 75-tal partijen, waaronder alle grootbedrijven, het midden- en kleinbedrijf (hierna: MKB), brancheorganisaties en kennisinstellingen, in dialoog met de ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit.
Het Innovatieprogramma FND bestaat uit twee fasen. De eerste fase is het Technologisch Top Instituut Wageningen Centre for Food Sciences (WCFS+). Het WCFS+ omvat een precompetitieve onderzoeksportfolio die is gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis. De tweede fase omvat onderzoek en ontwikkeling, enerzijds gericht op het vertalen van de gegenereerde kennis op het gebied van ‘Food & Nutrition’ naar nieuwe producten, processen en diensten, anderzijds zal er actief gewerkt worden om het MKB meer dan nu tot innovatie aan te zetten.
De hoofddoelstellingen van het Innovatieprogramma FND zijn: het ondersteunen van een duurzame, innovatieve en competitieve voedings- en genotmiddelenindustrie en het genereren van meer omzet en winst in de voedingsmiddelenbranche door middel van het versterken van de marktpositie en het benutten van product-markt combinaties die een hoge toegevoegde waarde kennen;
– het verhogen van consumentenwelzijn en -welbevinden (gekoppeld aan vermindering van kosten voor gezondheidszorg) door producten in de markt te brengen die een gezond voedingspatroon en gezonde levensstijl ondersteunen;
– het versterken van de ondernemerskracht en kennisintensiteit van MKB-bedrijven in deze sector, waardoor deze sterkere posities verwerven in de markt en ze volwaardige partners worden van grote bedrijven als toeleverancier;
– het creëren van de meest hoogwaardige, geïntegreerde en slagvaardige ‘food and nutrition’ kennisinfrastructuur voor innovatie in Europa;
– het dynamiseren van de kennisopbouw en -overdracht tussen bedrijven onderling, tussen bedrijven en kennisinstellingen en tussen kennisinstellingen onderling door het gericht creëren van mogelijkheden voor in- en uitspinnen van technologie en onderzoekers.
Binnen de tweede fase van het Innovatieprogramma FND zijn twee programmalijnen gedefinieerd. De eerste lijn is ‘Marktgedreven innoveren’. Deze lijn heeft als doelstellingen het intensiveren en versnellen van innovatieprocessen in de voedingsmiddelenindustrie. Dit moet leiden tot nieuwe producten, processen en diensten, het effectiever maken van innovatieprocessen, het versterken van de vraagsturing en het vergroten van de participatie van MKB-bedrijven in het innovatieproces. De tweede lijn is erop gericht om het innoverend vermogen van het MKB bedrijfsleven duurzaam te vergroten en is ‘Investeren in competentieontwikkeling’ genoemd.
Deze regeling vormt een onderdeel van de eerste programmalijn ‘Marktgedreven innoveren’ van de tweede fase. Om de doelstellingen hiervan te ondersteunen zijn in het Innovatieprogramma FND drie instrumenten voorgesteld. Dit zijn FND-innovatieprojecten voor FND-samenwerkingsverbanden en voor FND-MKB-samenwerkingsverbanden en de FND-haalbaarheidsprojecten. Ook in deze regeling zijn deze drie instrumenten opgenomen. Deze instrumenten worden ingezet in combinatie met een actief flankerend beleid, waarbij partijen met elkaar in contact worden gebracht om tot betere resultaten te komen. Door deze regeling, in combinatie met het flankerend beleid, wordt het tot stand komen van de meest innovatieve en economisch perspectiefvolle projecten van clusters van bedrijven en kennisinstellingen binnen de Food & Nutrition Delta ondersteund. Op deze wijze kunnen de doelstellingen van het Innovatieprogramma FND zo efficiënt en effectief mogelijk worden behaald.
Een aantal overwegingen heeft geleid tot het opstellen van deze subsidieregeling.
In de eerste plaats overstijgen de investeringen die nodig zijn voor innovatieve productontwikkeling binnen de focus van het Innovatieprogramma FND die van individuele ondernemingen, vooral van MKB bedrijven. Zoals in het FND innovatieprogramma wordt aangegeven ligt het gemiddelde R&D budget voor een gezondheidsgericht innovatieproject 10 tot 15 maal hoger dan voor een standaard innovatieproject en bovendien is het risico van de eerstgenoemde projecten veel hoger. Door het toekennen van subsidies aan FND-innovatieprojecten en FND-haalbaarheidsprojecten wordt de totstandkoming van kansrijke innovatieprojecten gestimuleerd die anders niet zouden worden uitgevoerd of met zodanige ernstige vertraging zouden worden uitgevoerd dat de uitkomsten van het project hun waarde zouden hebben verloren.
Daarnaast vereisen de benodigde innovaties op het gebied van Food & Nutrition een multidisciplinaire aanpak waarvoor samenwerking tussen bedrijven al dan niet met kennisinstellingen noodzakelijk is. Door gericht gebruik te maken van elkaars kennis en kunde kunnen bedrijven sneller met betere producten, productieprocessen en diensten aan de concurrentie het hoofd bieden. Deze samenwerking blijkt niet vanzelf tot stand te komen. Om deze reden wordt met deze subsidieregeling de technologische samenwerking tussen bedrijven onderling en bedrijven en kennisinstellingen binnen de FND-innovatieprojecten bevorderd.
Ongeveer 95% van de voedingsmiddelenbedrijven kan gerekend worden tot het MKB. Het versterken van innovatie en innovatieve samenwerking tussen met name MKB bedrijven onderling en MKB bedrijven met grotere bedrijven en kennisinstellingen is een belangrijke doelstelling van het Innovatieprogramma FND. De samenwerking en kennisoverdracht tussen deze actoren is geen vanzelfsprekende activiteit. Dit is een tweede reden om samenwerking tussen bedrijven onderling en bedrijven en kennisinstellingen binnen de FND innovatieprojecten te bevorderen.
De FND innovatieprojecten en de FND haalbaarheidsprojecten hebben potentieel belangrijke externe effecten voor de maatschappij. Met deze projecten wordt gestreefd naar een verbetering van de volksgezondheid door het gericht ontwikkelen van producten die kunnen bijdragen aan een gezonde voeding en daarmee aan het terugdringen van voedingsgerelateerde chronische ziekten als obesitas, hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. De maatschappelijke kosten van voedingsgerelateerde chronische ziekten werden in 2003 door het Ministerie van VWS geschat op € 4,8 miljard. Dit omvat zowel directe gezondheidszorgkosten als verlies aan arbeidsproductiviteit. Deze regeling zal, zeker in combinatie met andere activiteiten uit het Innovatieprogramma FND, een positieve invloed hebben op het verlagen van deze maatschappelijke kosten.
In de regeling wordt subsidie beschikbaar gesteld voor twee soorten projecten, waarbij FND-innovatieprojecten door twee verschillende soorten aanvragers kunnen worden aangevraagd. Voor alle projecten geldt dat zij inhoudelijk moeten voldoen aan de bij deze regeling opgenomen bijlage 1. Van belang is hierbij onder andere dat binnen het Innovatieprogramma FND een aantal thema’s is geïdentificeerd. Deze thema’s zijn gekozen omdat zij het economische belang van de sector versterken en bijdragen aan een ecosysteem met intensieve samenwerking en kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen, MKB en grote bedrijven. FND-innovatieprojecten moeten, om voor subsidie in aanmerking te komen, te plaatsen zijn binnen de volgende thema’s:
– voeding en gezondheid,
– sensoriek en structuur,
– bio-ingrediënten en functionaliteit,
– veiligheid en conservering,
– consumentengedrag,
– aanpalende technologie voor food&nutrition.
In bijlage 1 bij deze regeling worden deze thema’s nader uitgewerkt.
3.2. FND-haalbaarheidsprojecten
Het doel van het subsidiëren van FND-haalbaarheidsprojecten is het verhogen van het aantal innovatietrajecten in het MKB en het verhogen van de effectiviteit van de uitgevoerde projecten. Middels een haalbaarheidproject kan een MKB-ondernemer inzicht verkrijgen in de technologische en economische haalbaarheid van een innovatieproject, zoals hieronder omschreven en in bepaalde aspecten van het project zoals de optimale samenstelling van het samenwerkingsverband en duurzaamheid van het FND-innovatieproject waar het FND-haalbaarheidsproject over gaat. Haalbaarheidsprojecten betreffen bureau-onderzoek en kleine praktische onderzoeken. De doelgroep is het MKB, individueel of in samenwerking met een of meerdere andere partners (MKB, kennisinstelling). Alleen haalbaarheidsprojecten die door een MKB-ondernemer worden aangevraagd, komen voor subsidie in aanmerking.
3.3. FND-innovatieprojecten door FND-samenwerkingsverbanden
Het doel van het subsidiëren van FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door FND-samenwerkingsverbanden is clusters van bedrijven en kennisinstellingen te ondersteunen in risicovolle innovatietrajecten ten behoeve van nieuwe producten en processen waarmee bedrijven nieuwe onderscheidende producten met hogere toegevoegde waarde in de markt kunnen zetten. FND-innovatieprojecten kunnen bestaan uit industrieel onderzoek of de eerste fase van ontwikkeling (preconcurrentiële ontwikkeling) of een combinatie hiervan. In de bijlage bij de regeling is aangegeven binnen welke kaders de projecten moeten passen. Subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband van ten minste één bedrijf en één publiek gefinancierde kennisinstelling. Zowel grootbedrijven als MKB-ondernemingen kunnen deelnemen in het samenwerkingsverband, maar ook kennisinstellingen die niet publiek gefinancierd zijn.
Het beschikbare bedrag voor FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door een FND-samenwerkingsverband zal worden verdeeld via een tender. Belangrijke criteria bij deze tender zijn technologische innovatie, economisch perspectief, technologische samenwerking en duurzaamheid. Over de rangschikking van de projecten zal advies worden ingewonnen bij een daarvoor in het leven geroepen adviescommissie. De maximale subsidie per project bedraagt € 1.000.000, zodat binnen het beschikbare subsidieplafond van € 8,5 miljoen voldoende projecten kunnen worden ondersteund en toch een relevante ondersteuning aan een project kan worden geboden.
3.4. FND-innovatieprojecten door FND-MKB-samenwerkingsverbanden
Het doel van het subsidiëren van FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door FND-MKB-samenwerkingsverbanden, is om aansprekende en kortdurende innovatieve projecten met een hoog risico en een grote economische meerwaarde van MKB-ondernemers te ondersteunen en daarmee aan andere MKB-ondernemers te demonstreren hoe belangrijk innovatie voor hen kan zijn. De projecten moeten een voorbeeldfunctie vervullen en een uitstralend effect te hebben. FND-innovatieprojecten kunnen bestaan uit industrieel onderzoek of de eerste fase van ontwikkeling (preconcurrentiële ontwikkeling) of een combinatie hiervan. Ook voor FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door FND-MKB-samenwerkingsverbanden is in de bijlage bij de regeling aangegeven binnen welke kaders de projecten moeten passen. Een FND-MKB-samenwerkingsverband omvat minimaal twee MKB-ondernemers. Daarnaast kunnen kennisinstellingen en grotere ondernemingen bij de projecten betrokken zijn, maar mogen zij geen deel uitmaken van het samenwerkingsverband. De beoordelingscriteria zijn dezelfde als voor FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door FND-samenwerkingsverbanden maar aangevuld met het criterium uitstralend effect naar MKB (voorbeeldfunctie).
Het belang van het behaalde resultaat van het project voor de betrokken bedrijven zal via kennisoverdrachtsactiviteiten (publicaties, workshops, etc.) worden gecommuniceerd. Ook het beschikbare budget voor FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door een FND-MKB-samenwerkingsverband, zal via een tender worden verdeeld op advies van een adviescommissie. De maximale subsidie per project bedraagt € 500.000 en de looptijd van een project is twee jaar. Reden voor het lagere bedrag en de kortere termijn in vergelijking met FND-innovatieprojecten, uitgevoerd door een FND-samenwerkingsverband, is dat de projecten via aansprekende resultaten op korte termijn een voorbeeldfunctie voor andere MKB-ondernemers vervullen.
Deze regeling is gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies. In deze regeling is gebruik gemaakt van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Deze kaderregeling is het centrale instrument voor het programmatische pakket voor innovatie. Veel van de bepalingen uit de kaderregeling worden in deze regeling van toepassing verklaard. Het betreft bepalingen inzake de subsidiepercentages, (anti)cumulatie, subsidiabele kosten, aanvraagprocedure, voorschotten, afwijzingsgronden, verplichtingen voor de subsidie-ontvanger, en voor de innovatieprojecten bovendien de adviescommissie.
De regeling wordt namens de Minister van Economische Zaken uitgevoerd door het agentschap SenterNovem, de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken voor technologie, energie en milieu te ’s-Gravenhage. Daar zijn ook de formulieren die bij deze regeling horen voor het aanvragen van subsidie, het aanvragen van voorschotten en aanvragen van de vaststelling van de subsidie verkrijgbaar.
De subsidiëring op grond van deze regeling van FND-innovatieprojecten en FND-haalbaarheidsprojecten valt binnen de grenzen van het Europese steunkader voor onderzoek en ontwikkeling. Voor zover het om subsidieverstrekking voor FND-innovatieprojecten aan FND-samenwerkingsverbanden gaat, hoeft deze regeling niet vooraf gemeld te worden, aangezien de reikwijdte blijft binnen de grenzen van het kader voor programmatisch onderzoek dat door de Europese commissie is goedgekeurd via een beschikking (het zogenoemde PRIOO-kader). De primaire landbouwsector, visserij en aquacultuur zijn daarbij uitgezonderd, evenals de scheepsbouw; dit levert geen probleem op omdat het Innovatieprogramma FND primair gericht is op de voedingsmiddelenindustrie. Dit laatste geldt ook voor de FND-innovatieprojecten, die worden uitgevoerd door FND-MKB-samenwerkingsverbanden en haalbaarheidsprojecten. Bij de subsidiëring van deze projecten, is rekening gehouden met de Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen. De Europese Commissie wordt hierover geïnformeerd binnen twintig werkdagen na inwerkingtreding van de regeling.
De totale verkrijgingskosten van FND-innovatieprojecten voor FND-samenwerkingsverbanden komen neer op ongeveer 3,9% van het subsidieplafond van € 8,5 mln. Voor de innovatieprojecten voor FND-MKB-samenwerkingsverbanden komen de verkrijgingskosten neer op ongeveer 4,2% van het subsidieplafond van € 2,7 mln. Voor de FND-haalbaarheidsprojecten zijn de verkrijgingskosten ongeveer 3,9% van het subsidieplafond van € 1 mln.
Met deze regeling wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de programmatische aanpak en de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Een belangrijke doelstelling daarvan is het verminderen van administratieve lasten door eenduidige bepalingen en beperking van het aantal en de zwaarte van de administratieve voorschriften. Op basis van ervaringen bij de subsidieverlening op basis van het Besluit innovatiesubsidies samenwerkingsprojecten zijn een aantal punten aangepast die zullen leiden tot bovengenoemde percentages verkrijgingskosten.
6.2. FND-haalbaarheidsprojecten
Bij de FND-haalbaarheidsprojecten wordt het systeem van de kaderregeling gevolgd van beoordeling op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Het gaat om bescheiden subsidiebedragen tot maximaal € 50.000 per haalbaarheidsproject. Mede op basis van ervaringen met de subsidieverlening op basis van het Besluit innovatiesubsidies samenwerkingsprojecten kunnen de verkrijgingskosten worden beperkt:
– Door evenals bij de innovatieprojecten assistentie aan te bieden kan het aantal afwijzingen worden beperkt. Hierdoor wordt het aantal niet-toekenningen laag, ca. 20%, en wordt goed zicht verkregen of de begroting reëel is.
– Omdat het om MKB gaat kan bij de subsidieverlening meteen een voorschot worden verstrekt waardoor het bedrijf daarvoor geen extra kosten hoeft te maken. Het resterende deel van de subsidie wordt verleend bij uitvoering van het verzoek tot vaststelling dat vergezeld dient te gaan van het rapport van het haalbaarheidsonderzoek en de financiële verantwoording na een check op het rapport.
– Omdat sprake is van een begroting waarbij in het begin uitvoerig wordt getoetst, hoeft er geen projecturen-registratie en geen financiële voortgangsrapportage plaats te vinden.
– Om de verkrijgingskosten te beperken is bij de haalbaarheidsprojecten geen accountantsverklaring vereist.
Op basis van historische gegevens wordt verwacht dat er bij een tender met een budget van € 1 mln van de FND-haalbaarheidsprojecten 27 projecten zullen worden ingediend waarvan er naar schatting 22 (80%) zullen kunnen worden gehonoreerd.
Voor de FND-innovatieprojecten zijn dit onder andere de volgende verbeteringen:
– Bij de tenderoproep zullen potentiële indieners worden gewezen op de mogelijkheid van assistentie door SenterNovem (via e-mail of via gesprekken op voorlichtingsbijeenkomsten) waardoor met minder tijd het projectplan kan worden opgesteld en het aantal projectafwijzingen worden beperkt. Door een speciaal format te gebruiken kan de hoeveelheid tekst worden beperkt.
– In de voortgangsrapportages wordt alleen gevraagd naar afwijkingen van het projectplan, hierdoor kan de omvang worden beperkt.
– Het eindrapport dient niet voor het afleggen van verantwoording voor de inhoud van het onderzoek; hierdoor kan de omvang worden beperkt.
Voor FND-MKB-samenwerkingsverbanden geldt specifiek dat deze projecten een voorbeeldfunctie moeten hebben. De beste en meest aansprekende projecten wordt in de gelegenheid gesteld om de (tussen)resultaten te presenteren op bijeenkomsten van het FND-programma. Er wordt uitgegaan van vrijwillige deelname; dit valt niet onder de verkrijgingskosten.
Op basis van historische gegevens wordt verwacht dat er bij een tender met een budget van € 8,5 mln. van de innovatieprojecten voor FND-samenwerkingsverbanden 30 projecten zullen worden ingediend waarvan naar schatting de helft zal kunnen worden gehonoreerd. Voor FND-MKB-samenwerkingsverbanden met een budget van € 2,7 mln. zijn dit 12 projecten waarvan er naar schatting 7 zullen kunnen worden gehonoreerd.
Artikel 1, eerste lid, onderdeel d
Bij de FND-innovatieprojecten van de FND-samenwerkingsverbanden moet een van de in dit lid bedoelde categorieën kennisinstellingen deelnemen. Het is dus niet noodzakelijk dat een kennisinstelling zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel e, van de Experimentele kaderregeling, aan het samenwerkingsverband deelneemt, maar dit mag uiteraard wel.
Zoals in paragraaf 5 van het algemene gedeelte van deze toelichting is opgemerkt, moeten ingevolge het PRIOO-steunkader ondernemingen, werkzaam in de primaire landbouwsector, scheepsbouw, visserij en aquacultuur worden uitgezonderd van deelneming aan FND-innovatieprojecten. Voor een eenduidige uitvoering van het Innovatieprogramma FND, dat immers gericht is op de voedingsmiddelenindustrie is het gewenst om deze bedrijven ook uit te sluiten van FND-haalbaarheidsprojecten. Bij de uitvoering zal gebruik kunnen worden gemaakt van de zogenoemde SBI-codes, die in het Handelsregister zijn opgenomen voor een eerste toets of de aanvragende ondernemers aan deze voorwaarde voldoen. Zo nodig vindt er een inhoudelijke toets plaats.
Voor het verstrekken van FND-haalbaarheidsprojecten is een aantal bepalingen van de kaderregeling van toepassing verklaard. Deze bepalingen hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
– anti-cumulatiebepalingen (artikel 4)
– de subsidiabele kosten (artikel 5)
– de aanvraag (artikel 7)
– verdeling op volgorde van binnenkomst (artikel 9 en 11)
– de afwijzingsgronden (artikel 15)
– de bevoorschotting (artikel 16 tot en met 18)
– de vaststelling (artikel 19, eerste tot het derde lid en 20)
– de verplichtingen van de subsidie-ontvanger (artikel 28 tot en met 34)
In artikel 6 zijn de afwijzingsgronden uit de kaderregeling aangevuld met enkele afwijzingsgronden die specifiek zijn in verband met de FND-haalbaarheidsprojecten.
De uiterste datum voor indiening van aanvragen voor FND-haalbaarheidsprojecten is 15 november 2006. Aanvragen moeten op dit tijdstip zijn ontvangen zodat een beoordeling van de aanvragen en de projecten waarop de aanvragen betrekking hebben, nog mogelijk is. Dit is van belang omdat er in 2006 budget voor deze projecten is. Omdat deze regeling relatief laat in het jaar opent, is het van belang om deze einddatum op te nemen. Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag volledig is ontvangen, en alle informatie bevat die nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag en het project waarop de aanvraag betrekking heeft (zie artikel 9, eerste lid, van de kaderregeling).
In artikel 7 wordt, in afwijking van artikel 16, derde lid, van de kaderregeling, het ambtshalve te verlenen voorschot op 50% van het maximale subsidiebedrag dat in de subsidieverlening wordt genoemd, vastgesteld.
Voor het verstrekken van subsidies voor FND-innovatieprojecten wordt een aantal artikelen van de kaderregeling van toepassing verklaard. De volgende onderwerpen zijn op deze manier geregeld:
– de hoogte van de subsidie (artikel 3)
– anti-cumulatiebepalingen (artikel 4)
– de aanvraag (artikel 7)
– de verdeling via een tendersysteem (artikelen 13 en 14)
– de afwijzingsgronden (artikel 15)
– de bevoorschotting (artikel 16 tot en met 18)
– de vaststelling (artikel 19, eerste tot en met derde lid, en 20)
– enkele bepalingen over samenwerkingsverbanden (artikel 21 tot en met 23)
– de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger (artikel 28 tot en met 34)
Op een aantal punten worden deze bepalingen in deze regeling aangevuld of wordt hiervan afgeweken. Waar dit het geval is, komt dit expliciet in de tekst van de regeling tot uitdrukking.
De uitzondering van artikel 19, vierde lid, is opgenomen omdat de daarin genoemde grens voor een klein aantal FND-haalbaarheidsprojecten, namelijk die waarbij het totaalbedrag aan de subsidiabele kosten meer dan € 100.000,– bedraagt, tot een relatief grote verhoging van de administratieve lasten zou leiden.
De FND-innovatieprojecten zijn gericht op het stimuleren van risicovolle innovatietrajecten ten behoeve van nieuwe producten en processen waarmee bedrijven nieuwe innovatieve producten in de markt kunnen zetten. De basis van trajecten is gelegen in de beschikbare fundamentele wetenschappelijke kennis. De projecten omvatten alleen industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling en liggen dus relatief dichter bij de markt dan projecten met betrekking tot fundamenteel onderzoek. Omdat het belang van bedrijven daarmee relatief ook groot is, is, in afwijking van de kaderregeling, gekozen voor een hogere eigen bijdrage van bedrijven in een innovatieproject. Daarnaast kunnen door het lagere subsidiepercentage ten opzichte van het beschikbare budget voor FND-innovatieprojecten, door dit lagere percentage meerdere projecten worden ondersteund.
In verband hiermee is het subsidiepercentage voor FND-innovatieprojecten in afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, vastgesteld op 35%. Dit percentage wordt bij de toepassing van artikel 3, tweede en derde lid, van de kaderregeling gehanteerd in de plaats van het percentage dat in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de regeling wordt genoemd
De FND-innovatieprojecten voor FND-samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennisinstellingen vallen onder het in paragraaf 6 van het algemene deel van deze toelichting genoemde PRIOO-kader. Omdat het PRIOO-kader, mét bijbehorende subsidiabele kosten, is goedgekeurd door de Europese Commissie, wordt de hierin gebruikte kostendefinitie overgenomen. Deze is ook gehanteerd in de subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten.
Voor projecten die door FND-MKB-samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd, en die dus vallen onder de MKB-vrijstellingsverordening, zou aangesloten kunnen worden bij de kostendefinitie van de kaderregeling. Echter, dan zou de situatie ontstaan dat voor de FND-innovatieprojecten twee verschillende kostendefinities gelden. Om dit te voorkomen, wordt voor alle FND-innovatieprojecten de in artikel 10 opgenomen kostendefinitie gehanteerd.
In het belang van zo laag mogelijke administratieve lasten, is gezocht naar mogelijkheden om de toepassing van deze kostendefinitie te vereenvoudigen. Dit heeft geresulteerd in de volgende vereenvoudigingen.
Voor de directe loonkosten kan in de begroting worden uitgegaan van door de indiener onderbouwde gemiddelde uurtarieven voor de directe loonkosten per categorie van het bij het onderzoek betrokken personeel verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten. Wat betreft het volume van de directe loonkosten kan in de begroting worden uitgegaan van een zo goed mogelijke toerekening van het deel van de jaartijd aan een bij het project of het programma betrokken fte.
Voor de nacalculatie ten behoeve van de eindafrekening van een project is een sluitende urenadministratie vereist, behalve indien:
– aantoonbaar is dat het project ingevuld wordt door medewerkers die volledig (100%) hun tijd besteden aan het project, aan te tonen door een arbeidsovereenkomst voor de duur van het R&D-project;
– aantoonbaar is dat bepaalde personen een vast percentage (bijvoorbeeld 50%) van hun beschikbare tijdsinzet besteden aan het project (dit kan bijvoorbeeld via een schriftelijke verklaring ondertekend door de verantwoordelijk leidinggevende die is opgenomen in de administratie van de instelling).
De kosten van het gebruik van bestaande machines en apparatuur van de deelnemers komen slechts in aanmerking voor de subsidiegrondslag voor zover zij zijn toe te rekenen aan het FND-innovatieproject.
De toerekening van deze kosten wordt gedaan naar evenredigheid van de tijd welke de machines respectievelijk de apparatuur worden gebruikt voor het onderzoek. Voor publiekgefinancierde kennisinstellingen is de toepassing van de nieuwe kostendefinitie problematischer dan voor het bedrijfsleven, met name wat betreft het systeem van productieve uren per fte per jaar. Daarom is voor hen de mogelijkheid geschapen hun eigen, in hun hele organisatie gangbare, controleerbare methodiek voor de berekening van het uurloon en opslag voor algemene kosten te gebruiken. Mits voldoende onderbouwd behoort toepassing van hun eigen systeem tot de mogelijkheden. Het verzoek hiertoe dient vergezeld te gaan van een assurance-rapport door een accountant. In dit assurance-rapport doet de accountant een mededeling over de aanvaardbaarheid van de methodiek, waarbij hij in dit kader onder meer beoordeelt: de toepassing van bedrijfseconomisch aanvaardbare, stelselmatige toerekening van kosten, de consistentie met de in de organisatie gangbare methodieken en het volgen van een bestendige gedragslijn.
Bij de toetsing van de eigen berekeningssystematiek voor algemene kosten en loonkosten neemt de minister in aanmerking of die systematiek niet leidt tot hogere subsidiabele kosten dan de standaardberekeningsmethode. De in het eerste lid, onder a, 5°, genoemde aan derden verschuldigde kosten betreffen onder meer de kosten van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende publiek gefinancierde kennisinstellingen en ondernemers en het inhuren van testpersonen.
De kosten voor kennisoverdracht en verankering zijn subsidiabel volgens de subsidiepercentages van de categorie onderzoek van waaruit de kennis is ontstaan.
Het is de bedoeling dat in samenwerkingsverbanden tussen ondernemers en kennisinstellingen, ondernemers een actieve rol spelen binnen de projecten. Het gaat hier ook om projecten voor industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling, dus projecten waarbij het accent meer ligt op activiteiten van ondernemers dan van kennisinstellingen. Om deze actieve rol van ondernemers tot uitdrukking te brengen, is bepaald dat een ondernemer namens het samenwerkingsverband een aanvraag om subsidie indient. Een verzoek van een kennisinstelling als bedoeld in artikel 10, vierde lid om een andere kostenberekeningsystematiek toe te passen kan als bijlage bij de subsidieaanvraag van het samenwerkingsverband worden gevoegd.
Ingevolge het PRIOO-steunkader is de openbaarheid van algemene kennis die voortvloeit uit projecten een voorwaarde. In verband hiermee is in artikel 16 en in aanvulling op artikel 33 van de kaderregeling bepaald dat de subsidieontvanger voor de openbaarmaking van algemene kennis moet zorgdragen. Met algemene kennis wordt niet bedoeld kennis die, bijvoorbeeld door octrooien, beschermd is.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
C.E.G. van Gennip
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-182-p14-SC76900.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.