Regeling gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 augustus 2006, nr. TRCJZ/2006/1706, houdende regels met betrekking tot bodemgeschiktheid en gebruiksbestemming

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 63, vierde lid, van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Reconstructiewet concentratiegebieden;

b. bodem: bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming;

c. grondwaterkarakteristiek: samenstel van gegevens inzake de langjarig gemiddeld hoogste en de langjarig gemiddeld laagste grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld.

Artikel 2

De gelijke hoedanigheid van gronden binnen een blok wordt uiterlijk op het in het tweede lid van artikel 76 van de wet laatstbedoelde tijdstip bepaald.

Artikel 3

De gelijke hoedanigheid van gronden binnen het blok wordt bepaald, voor zover deze uitruilbaar zijn op grond van hoofdstuk 2, paragraaf 3, van het Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden.

Artikel 4

1. De gelijke hoedanigheid wordt bepaald aan de hand van de volgende kenmerken:

a. de opbouw, samenstelling en fysische eigenschappen van de lagen in de bodem tot ten minste een diepte van 1 meter onder het maaiveld, en

b. de grondwaterkarakteristiek.

2. De gelijke hoedanigheid wordt vastgesteld aan de hand van deelkaarten van de Bodemkaart van Nederland en de Grondwaterkaart van Nederland met een schaal van 1:10.000.

3. In afwijking van het tweede lid kan de gelijke hoedanigheid worden bepaald aan de hand van bodem- of grondwaterkaarten met een grotere schaal dan 1: 10.000, indien de reconstructie plaatsvindt in een gebied met een grote eenvormigheid van de bodemkenmerken of grondwaterkarakteristiek.

4. Indien geen bodemkaart of grondwaterkaart beschikbaar is kan de gelijke hoedanigheid worden vastgesteld op basis van advies van deskundigen.

Artikel 5

Bij de bepaling van de gelijke hoedanigheid van gronden blijven de volgende kenmerken van de gronden buiten beschouwing:

a. het feitelijk gebruik;

b. de verkavelingssituatie;

c. de ontsluitingssituatie;

d. de beheersing van het oppervlaktewaterpeil;

e. de mate van egaliteit van het maaiveld;

f. de aanwezigheid van opstallen, opstanden en obstakels, waaronder bunkers, hoogspanningsmasten of kabels en leidingen;

g. de aanwezigheid van beregeningsinstallaties of drainage;

h. overige fysieke elementen die het feitelijk gebruik beïnvloeden, en

i. andere dan agrarische kenmerken.

Artikel 6

1. Van de gronden met een gelijke hoedanigheid wordt de bodemgeschiktheid per gebruiksbestemming bepaald aan de hand van een of meer van de volgende kenmerken:

a. de ontwateringstoestand;

b. de beschikbaarheid van bodemvocht voor de groei van gewas;

c. de stevigheid van de bovengrond;

d. de verkruimelbaarheid van de bodem;

e. de stabiliteit van de bodem op maaiveldniveau;

f. de stuifgevoeligheid van de bodem, of

g. de dikte van de laag waarin zich 80% van de wortels van een gewas bevinden.

2. Voor elke gebruiksbestemming wordt bepaald welke van de kenmerken, bedoeld in het eerste lid, daarvoor doorslaggevend zijn.

Artikel 7

1. De bodemgeschiktheid per gebruiksbestemming wordt ingedeeld in ten minste drie klassen.

2. De indeling, bedoeld in het eerste lid, wordt op een kaart vermeld.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 augustus 2006
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

1. Algemeen

Op grond van artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: Reconstructiewet) worden voor elk concentratiegebied – concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als bedoeld in bijlage I bij de Meststoffenwet – een of meer reconstructieplannen vastgesteld waarin maatregelen en voorzieningen zijn opgenomen die strekken tot bevordering van een goede ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden. Een van die maatregelen betreft herverkaveling en ziet op de ruil van gronden. Het op artikel 74 van de Reconstructiewet gebaseerde Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden (hierna: Besluit herverkaveling) bevat de door gedeputeerde staten te hanteren algemene uitgangspunten voor de herverkavelingsprocedure. Binnen die procedure zijn het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen te onderscheiden. De uitgangspunten hebben betrekking op het plan van toedeling dat deel uitmaakt van het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen.

Voordat gedeputeerde staten het ruilplan daadwerkelijk kunnen opstellen is met het oog op een efficiënte herverkaveling een aantal voorbereidingshandelingen noodzakelijk. Een van de door gedeputeerde staten in dat kader te treffen handelingen betreft het opstellen van kaarten met betrekking tot de gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming en de uitruilbaarheid van onroerende zaken. Op die kaarten staan alle uitruilbare gronden aangegeven in categorieën van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming (zogenaamde uitruilbaarheidsklassen). De uitruilbaarheid heeft betrekking op de mate waarin grond aan een andere eigenaar kan worden toegedeeld. De regels hieromtrent zijn opgenomen in hoofdstuk 2, paragraaf 3, van het Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden. De gronden die tot dezelfde klasse van uitruilbaarheid behoren hebben een vergelijkbare bodemgeschiktheid, die is vastgesteld aan de hand van de opbouw, samenstelling en fysische eigenschappen van de bodem en de grondwaterkarakteristiek. Ingevolge artikel 63, vierde lid, van de Reconstructiewet worden daartoe nadere regels gesteld. Met de onderhavige regeling is hieraan invulling gegeven.

De regeling is gericht tot gedeputeerde staten. De regeling leidt niet tot administratieve lasten voor burgers of bedrijven.

2. Uitgangspunten

Uitgangspunt van de beoordeling van de gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming is een optimale uitruil van de gronden, met inachtneming van de mogelijkheid om de geschiktheid van de grond voor een specifiek agrarisch gebruik met inrichtingsmaatregelen te beïnvloeden. Met het oog op een doelmatige herverkaveling wordt alleen van uitruilbare gronden de gelijke hoedanigheid bepaald (artikel 3 van de regeling). In hoofdstuk 2, paragraaf 3, van het Besluit herverkaveling is neergelegd welke gronden uitruilbaar zijn. Fysieke elementen die het gebruik hebben beïnvloed blijven buiten beschouwing, want deze maken geen onderdeel uit van de hoedanigheid van de bodem (artikel 5 van de regeling).

Gedeputeerde staten bepalen vervolgens in welke mate de gronden met een gelijke hoedanigheid geschikt zijn voor een bepaalde gebruiksbestemming. Daarbij geven zij aan welke kenmerken doorslaggevend zijn voor welke agrarische gebruiksbestemming (artikel 6 van de regeling). Zo zijn voor de gebruiksbestemming grasland minder kenmerken doorslaggevend dan voor de gebruiksbestemming akkerbouw en voor laatstgenoemde gebruiksbestemming zijn weer minder kenmerken doorslaggevend dan voor de gebruiksbestemming tuinbouw. Zij geven daarbij aan welk gewicht aan de beoordeling van de afzonderlijke bodemkenmerken wordt toegekend. Vervolgens delen gedeputeerde staten de gronden per gebruiksbestemming in naar ten minste drie klassen van uitruilbaarheid. In veel gevallen zal een indeling naar drie klassen toereikend zijn. Ingeval een blok wordt gekenmerkt door een grote diversiteit van grondsoorten zal een indeling naar meer klassen noodzakelijk zijn.

Gedeputeerde staten vermelden de klassen ten slotte op kaarten (artikel 7 van de regeling). De kaarten kunnen worden gebruikt bij de zogenoemde wenszittingen die in het kader van de herverkavelingsprocedure worden gehouden. Tijdens deze zittingen kunnen eigenaren en gebruikers aan gedeputeerde staten hun wensen kenbaar maken aangaande de toedeling van gronden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven