Levensloopregeling sector Rechterlijke Macht

Regeling van de Minister van Justitie van 28 augustus 2006, nr. 5418018/806, houdende regels met betrekking tot de mogelijkheid van levensloopverlof voor de sector Rechterlijke Macht

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 38q, tweede lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

Besluit:

Artikel 1

De Levensloopregeling rijkspersoneel is, met uitzondering van de artikelen 2.1.5, eerste lid, onder d, 7.1.1 en 7.2.1, van overeenkomstige toepassing op de rechterlijk ambtenaar, die is aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak, en de rechterlijk ambtenaar in opleiding, met dien verstande dat:

a. onder ambtenaar wordt verstaan: de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding;

b. onder bevoegd gezag wordt verstaan: de functionele autoriteit;

c. onder bezoldiging, salaris, salaris per uur en vakantie-uitkering wordt verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in het bij en krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde;

d. onder vakantie wordt verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren; en

e. onder de vergoeding op grond van artikel 22, vijftiende lid, van het ARAR wordt verstaan: de vergoeding op grond van artikel 27a, zesde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

Artikel 2

De Regeling van de Minister van Justitie van 17 maart 2004, nr. 5270412, tot invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht (Stcrt. 60) wordt ingetrokken.

Artikel 3

1. Op de tot 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken op compensatie in vrije dagen blijft het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1996, kenmerk AD96/U1026 (Stcrt. 233), zoals dat luidde op 31 december 2005, van overeenkomstige toepassing voor zover de aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge deze regeling.

2. De waarde van de gespaarde compensatie in vrije dagen kan op verzoek van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding worden toegevoegd aan het levenslooptegoed, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

3. De waarde van de gespaarde compensatie in vrije dagen, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend op basis van het salaris per uur dat de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding geniet op de eerste dag van de maand waarin het in het tweede lid bedoelde verzoek is ontvangen.

Artikel 4

1. Op de tot 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken op spaarverlof blijft de Regeling van de Minister van Justitie van 17 maart 2004, nr. 5270412, tot invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht (Stcrt. 60), zoals die luidde op 31 december 2005, van toepassing, voor zover die aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge deze regeling.

2. Het saldo van de verlofspaarrekening als bedoeld in de Regeling van de Minister van Justitie van 17 maart 2004, nr. 5270412, tot invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen sector Rechterlijke Macht (Stcrt. 60), kan op verzoek van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding worden toegevoegd aan het levenslooptegoed.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Levensloopregeling sector Rechterlijke Macht.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Algemeen

Bij Besluit van 15 februari 2006 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met onder meer de formalisering van het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rechterlijke Macht 2004 en de toepasselijkheid van de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 ten aanzien van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding (Stb. 80) is artikel 38q van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren gewijzigd. Hierdoor is komen te gelden dat de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van levensloopverlof. Voorts is hiermee de grondslag voor de Regeling van de Minister van Justitie van 17 maart 2004, nr. 5270412, tot invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht (Stcrt. 60) vervallen en vervangen door de grondslag voor een regeling met betrekking tot de mogelijkheid van levensloopverlof. Voor rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding wordt het mogelijk om geld te sparen ter financiering van levensloopverlof. De onderhavige regeling strekt tot nadere regelgeving hiervan.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 wordt de Levensloopregeling rijkspersoneel, met uitzondering van de artikelen 2.1.5, eerste lid, onder d, 7.1.1 en 7.2.1, van overeenkomstige toepassing verklaard op rechterlijke ambtenaren, die zijn aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak, en rechterlijke ambtenaren in opleiding. In onderdeel a tot en met e van dit artikel worden nog wel enkele definities van begrippen waarnaar wordt verwezen in de Levensloopregeling rijkspersoneel uitgezonderd van overeenkomstige toepassing. Hiervoor worden vergelijkbare maar specifiek op de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding toegesneden begrippen in de plaats gesteld.

Artikel 2

Bij eerdergenoemd besluit van 15 februari 2006 is vanwege de wijziging van artikel 38q van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren de grondslag voor de Regeling verlofsparen sector Rechterlijke Macht vervallen en vervangen door de grondslag voor een regeling met betrekking tot de mogelijkheid van levensloopverlof. In verband hiermee kan de Regeling verlofsparen sector Rechterlijke Macht vervallen.

Artikel 3

Bij de invoering van de 36-urige werkweek is, evenals in de sector Rijk, afgesproken dat de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die een werktijd heeft van meer dan gemiddeld 36 uur per week, aanspraak heeft op compensatie in de vorm van vrije dagen. Deze compensatie wordt berekend door de ingeroosterde werktijd te verminderen met de arbeidsduur, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De compensatie in vrije dagen kon over een periode van ten hoogste zeven jaren worden opgespaard en vervolgens aaneengesloten worden opgenomen. De bepalingen die op dit punt gelden voor de burgerlijke rijksambtenaren, namelijk die in het op artikel 21, twaalfde lid, ARAR, gebaseerde Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1996 (Stcrt. 233), zijn ingevolge artikel 21, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing op de sector Rechterlijke Macht.

Als gevolg van gewijzigde fiscale wetgeving is het met ingang van 1 januari 2006 niet meer mogelijk compensatie in vrije dagen te sparen. De tot 1 januari 2006 opgespaarde compensatie in vrije dagen behoeft echter op grond van artikel 108 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 niet te worden omgezet in geld en ingebracht in een levensloopregeling. Net als voor burgerlijke rijksambtenaren is geregeld in artikel 7.1.1 van de Levensloopregeling rijkspersoneel, is in artikel 3 van deze regeling ten eerste bepaald dat ten aanzien van de tot 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken op compensatie in vrije dagen het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1996 (Stcrt. 233), zoals dat luidde op 31 december 2005, van overeenkomstige toepassing blijft, voor zover die aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge deze regeling. Ten tweede is in dit artikel geregeld dat de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding kan verzoeken om de waarde van gespaarde compensatie in vrije dagen toe te voegen aan het levenslooptegoed, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. De waarde van de gespaarde compensatie in vrije dagen die wordt toegevoegd aan het levenslooptegoed wordt berekend op basis van het salaris per uur dat de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding geniet op de eerste dag van de maand waarin hij het verzoek om de compensatie in vrije dagen toe te voegen aan het levenslooptegoed heeft ingediend. De waarde van de toegevoegde compensatie in vrije dagen mag samen met de in dat jaar gespaarde voorziening in geld niet meer bedragen dan 12% van het bruto jaarloon.

Artikel 4

Gelet op de gewijzigde fiscale wetgeving is het met ingang van 1 januari 2006 niet meer mogelijk (geweest) te sparen op grond van de Regeling verlofsparen sector Rechterlijke Macht. Ook hier geldt dat op grond van het bepaalde bij artikel 108 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 op de tot 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken de Regeling verlofsparen sector Rechterlijke Macht, zoals die luidde op 31 december 2005, van toepassing blijft, voor zover deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge een levensloopregeling. In het tweede lid is bepaald dat de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding kan verzoeken het saldo van de verlofspaarrekening toe te voegen aan het levenslooptegoed.

Artikel 5

Bij bovenvermeld besluit van 15 februari 2006 is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2006 aan de wijziging van artikel 38q van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, dat de grondslag vormt voor de onderhavige regeling. Met het oog hierop wordt in dit artikel aan deze regeling eveneens terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2006.

Naar boven