Wijziging Regeling bekostiging jeugdzorg

Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie van 22 augustus 2006, nr. DJB/JZ-2702202, houdende vaststelling van de herziene bijlagen 2 en 3, behorende bij de Regeling bekostiging jeugdzorg

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie,

Besluiten:

Artikel I

De Regeling bekostiging jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

De bijlagen 2 en 3 worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-Van Dorp.De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Bijlage 1

Bijlage 2 behorende bij de Regeling bekostiging jeugdzorg

Controleprotocol voor de accountantscontrole bij provincies

1. Inleiding

Als onderdeel van de aanvraag van de uitkering van het Rijk aan de provincie voor het komende jaar, dient de provincie vóór 1 oktober (zie artikel 32 Wet op de jeugdzorg, hierna ook: de wet) het ontwerp van het uitvoeringsprogramma jeugdzorg in bij de Ministers. Het uitvoeringsprogramma dient ingevolge artikel 32, tweede lid, van de wet een overzicht te bevatten van:

a. de in het aan het jaar van vaststelling (van het uitvoeringsprogramma) voorafgaande kalenderjaar door de stichting en de zorgaanbieders geleverde activiteiten en de voor de uitvoering van die activiteiten verstrekte subsidies;

b. de in het jaar van vaststelling, met inachtneming van het provinciale beleidskader, door de stichting en de zorgaanbieders te leveren activiteiten en de voor de uitvoering daarvan verleende subsidies;

c. de in het kalenderjaar volgend op het jaar van vaststelling, met inachtneming van het provinciale beleidskader, door de stichting en de zorgaanbieders te leveren activiteiten en de voor de uitvoering daarvan beschikbare subsidies. Ingevolge artikel 7 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg (hierna ook: het besluit) dient het onder a genoemde onderdeel van het uitvoeringsprogramma te worden voorzien van een accountantsverklaring. Deze verklaring gaat vergezeld van een rapportage over de naleving van de wettelijke voorschriften. Ingevolge artikel 32, zevende lid van de wet kunnen de Ministers een model voorschrijven voor de inrichting van het uitvoeringsprogramma en derhalve ook voor het onder a genoemde onderdeel, dat de verantwoording bevat. Voor deze verantwoording is in artikel 4 van de Regeling bekostiging jeugdzorg een model voorgeschreven. Artikel 7, tweede lid, van het besluit verplicht de Ministers een controleprotocol vast te stellen. Deze bijlage strekt daartoe. Het doel van dit protocol is om alle betrokkenen duidelijkheid te verschaffen over de benodigde reikwijdte van de controle en de rapportage van de accountant. Het controleprotocol geeft een minimum aan en laat de eigen verantwoordelijkheid van de provincie en die van de door haar aangewezen accountant om tot een goede controle te komen, onverlet. De provincie en haar accountant behouden de mogelijkheid om zelf accenten voor de controle te leggen en specifieke controleaspecten te formuleren, mits daardoor het vereiste minimum niet wordt aangetast. Het controleprotocol beoogt niet om de aanpak van de controle voor te schrijven. De accountant zal op basis van een analyse van de risico's ten aanzien van de uitvoerings- en beheerssystemen afwegen welke mix van controlemiddelen hij wil inzetten. Artikel 7, vierde lid, van het besluit biedt de mogelijkheid bij ministeriële regeling regels te stellen omtrent de verklaring van getrouwheid. Dit is uitgewerkt in de als annex bij deze bijlage gevoegde model accountantsverklaring.

2. Object van controle

Objecten van controle zijn:

– de jaarlijkse verantwoording van de provincie genoemd in artikel 32, tweede lid, onder a, van de wet, zoals deze overeenkomstig onderdeel A van bijlage 3 behorende bij deze regeling, wordt opgenomen in het uitvoeringsprogramma;

– de aan deze verantwoording ten grondslag liggende processen en administraties, voorzover van belang voor de oordeelsvorming over het financieel beheer (subsidiebeheer, beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden, reviewbeleid).

3. Doel en reikwijdte

Het doel van de controle is het verstrekken van een accountantsverklaring bij de verantwoording, alsmede het geven van een oordeel over het financieel beheer. De reikwijdte van de controle omvat in ieder geval:

– de juiste inrichting van de verantwoording;

– de getrouwe weergave van de financiële verantwoording;

– de rechtmatigheid van de subsidieverleningen en -vaststellingen;

– correcte berekening van de egalisatiereserve;

– de ordelijkheid en controleerbaarheid van het provinciale beheer.

4. Betrouwbaarheid en tolerantie

4.1. Betrouwbaarheid

Bij het onderzoek naar de getrouwheid van de financiële verantwoording, de rechtmatigheid van de daarin opgenomen financiële stromen (verleningen en verstrekkingen), de daarvoor geleverde activiteiten en de stand van de egalisatiereserve dient een hoge mate van zekerheid te worden gehanteerd. Het begrip hoge mate van zekerheid wordt vertaald met een betrouwbaarheid van tenminste 95%.

4.2. Tolerantie

In artikel 2 van het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten zijn de toleranties vastgelegd voor de controle van de provinciale jaarrekening (eerste lid) en deelverantwoording (zesde lid).

De verantwoording die als onderdeel van het ontwerp uitvoeringsprogramma jeugdzorg moet worden ingediend kan worden gezien als een deelverantwoording waarvoor de normen gelden, genoemd in artikel 2, zesde lid van dat besluit. De term ontwerp betreft het voorgenomen beleid en niet de verantwoording, die is namelijk al definitief, alleen nog niet bekrachtigd door provinciale staten.

Dit houdt in dat bij het onderzoek naar de getrouwheid van de verantwoording en naar de rechtmatigheid van de daarin opgenomen stromen (verleende en verstrekte subsidies), de stand van de egalisatiereserve en de geleverde activiteiten een tolerantie van maximaal 1% van de vastgestelde uitkeringen van VWS en Justitie, dient te worden gehanteerd. Uitgangspunt in de verantwoording door de provincie is het stelsel van baten en lasten. Het voorgaande houdt in dat een goedkeurende accountantsverklaring impliceert dat de meest waarschijnlijke fout niet groter is dan 1% van de omvangbasis. Indien de meest waarschijnlijke fout zit tussen de 1% en 3% leidt dit tot een beperking. Indien de 3% wordt overschreden zou dit moeten leiden tot een afkeurende verklaring.

De situatie kan zich voordoen dat de accountant op basis van objectieve verhinderingen tijdens het onderzoek geen zekerheid kan verkrijgen ten aanzien van de rechtmatigheid of getrouwe weergave. Voor deze beperkingen geldt als omvangbasis 3%. Indien de 3% wordt overschreden zou dit moeten leiden tot een beperking, respectievelijk oordeelonthouding bij een overschrijding van 10%. Naast kwantitatieve fouten en onzekerheden dient de accountant zich ook een oordeel te vormen over kwalitatieve aspecten, zoals of de verantwoording is ingericht in overeenstemming met artikel 4 van de Regeling bekostiging jeugdzorg.

4.3. Foutdefinitie en weging van de fouten

Bij de bepaling of iets fout is of niet geldt als norm de vigerende wet- en regelgeving. De accountant toetst zelfstandig of aan het normatieve kader is voldaan. Bij de foutschatting van de financiële fout moet worden uitgegaan van de meest waarschijnlijke fout. De weging van de fouten is in eerste instantie een vakkundige afweging van de controlebevindingen (professional judgement). Naast kwantitatieve factoren spelen hierbij ook kwalitatieve aspecten (zie ook artikel 3 van het Besluit accountantscontrole provincie en gemeenten) een rol zoals kwalitatieve aspecten (zie 4.2). Indien kwalitatieve aspecten daartoe aanleiding geven kan de accountant een goedkeurende accountantsverklaring onthouden.

5. Aandachtspunten bij de controle

De accountant stelt bij de controle vast dat:

– de verantwoording is opgemaakt conform het model, bedoeld in artikel 4 van de Regeling bekostiging jeugdzorg;

– de verleende en verstrekte subsidies, tot stand zijn gekomen op basis van de provinciale verordening zoals bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg;

– in de verantwoording alle verleende en verstrekte subsidies zijn opgenomen;

– de door de zorgaanbieders geleverde activiteiten juist en volledig zijn weergegeven;

– de door de stichting geleverde activiteiten juist en volledig zijn weergegeven;

– de egalisatiereserve is gevormd conform de bepalingen in artikel 10 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg;

– het aantal aan- en afmeldingen aan LBIO jaar t-2 door het bureau jeugdzorg juist en volledig zijn weergegeven op grond van de verklaring van de accountant van bureau jeugdzorg.

6. Rapportering door de accountant

6.1. Accountantsverklaring

In de annex bij dit controleprotocol is een model (goedkeurende) accountantsverklaring opgenomen.

6.2. Oordeel over financieel beheer

Volgens artikel 2, tweede lid, van de Regeling bekostiging jeugdzorg legt de accountant zijn oordeel en bevindingen over het financiële beheer vast in een apart verslag. Dit verslag wordt door de provincie ter kennis gebracht van de Ministers tezamen met de verklaring over de verantwoording.

In zijn rapportage over het gevoerde financieel beheer, gaat de accountant waar nodig in op in ieder geval:

– afwijkingen van de provinciale verordeningen van de wettelijke voorschriften. (Ingevolge artikel 41 van de wet moet de verordening van de provincie voldoen aan de in artikel 39 genoemde onderwerpen);

– beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden;

– opzet en werking van het systeem van interne controle waaronder het sanctie- en reviewbeleid;

– geconstateerde fouten en onzekerheden;

– andere zaken, aangegeven door de provincie, die van belang zijn voor de sturing door de Ministers en het inzicht in de doelmatigheid van het beleid en de uitvoering door de provincie. Hieronder moet ook worden verstaan de bevindingen van de controlerend accountants van het bureau jeugdzorg en de zorgaanbieders, voor zover die bevindingen een zodanige strekking hebben dat ze van belang zijn voor het functioneren van het stelsel van jeugdzorg als geheel (stelselverantwoordelijkheid van de Ministers van VWS en Justitie). De beoordeling van de doelmatigheid van het beleid behoort niet tot de controletaak van de accountant.

Annex behorende bij het controleprotocol voor de accountantscontrole van de Wet Jeugdzorg door provincies

Model accountantsverklaring ingevolge artikel 7 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg

Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij het bijgevoegde en door ons voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte verantwoordingsdeel van het uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 32, tweede lid onder a van de Wet op de jeugdzorg over het Jaar van NaamProvincie, gecontroleerd. Het verantwoordingsdeel van het uitvoeringsprogramma is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het College van gedeputeerde staten van NaamProvincie. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake het verantwoordingsdeel van het uitvoeringsprogramma te verstrekken. Deze verklaring is bestemd voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat het verantwoordingsdeel van het uitvoeringsprogramma geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de gegevens in het verantwoordingsdeel van het uitvoeringsprogramma. Verder hebben wij de aanwijzingen voor de controle in achtgenomen die zijn gegeven in het accountantscontroleprotocol zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling bekostiging jeugdzorg (gepubliceerd met Staatscourant ….). Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat het verantwoordingsdeel van het uitvoeringsprogramma voldoet aan de eisen die daaraan zijn gesteld. Dit impliceert dat (sluit aan bij par.5 van het controleprotocol):

– de verantwoording is opgemaakt conform het model, bedoeld in artikel 4 van de Regeling bekostiging jeugdzorg;

– de verleende en verstrekte subsidies, tot stand zijn gekomen op basis van de provinciale verordening zoals bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg;

– in de verantwoording alle verleende en verstrekte subsidies zijn opgenomen;

– de door de zorgaanbieders geleverde activiteiten juist en volledig zijn weergegeven;

– de door de stichting geleverde activiteiten juist en volledig zijn weergegeven;

– de egalisatiereserve is gevormd conform de bepalingen in artikel 10 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg;

– het aantal aan- en afmeldingen aan LBIO jaar t-2 door het bureau jeugdzorg juist en volledig zijn weergegeven op grond van de verklaring van de accountant van bureau jeugdzorg.

Toelichting

Zonder afbreuk te doen aan ons oordeel brengen wij nog het volgende onder uw aandacht:

Wij hebben de opzet, bestaan en werking van het financieel beheer met betrekking tot de Wet op de jeugdzorg van NaamProvincie beoordeeld. In een rapport zijn onze bevindingen (zowel positief als negatief) vastgelegd.

AanvullendeTekstAccountantsverklaring

Naam accountantskantoor en vestigingsplaats:

Handtekening en naam accountant:

Datum:

Bijlage 2

Bijlage 3, bedoeld in artikel 4

stcrt-2006-170-p15-SC76600-1.gifstcrt-2006-170-p15-SC76600-2.gifstcrt-2006-170-p15-SC76600-3.gifstcrt-2006-170-p15-SC76600-4.gifstcrt-2006-170-p15-SC76600-5.gif

Toelichting

De bijlagen 2 en 3 van de Regeling bekostiging jeugdzorg behoeven wijziging omdat het controleprotocol en het verantwoordingsmodel niet tot de beoogde duidelijkheid leidden voor de controlerende accountants. De wijzigingen betreffen technische aanpassingen die materieel geen gevolgen hebben.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-Van Dorp

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven