Regeling aanwijzing opsporingsambtenaren luchtvaart IVW
Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat houdende
aanwijzing van ambtenaren bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat belast met
de opsporing van strafbare feiten (Regeling aanwijzing opsporingsambtenaren
luchtvaart IVW)
10 augustus 2006
Nr. HDJZ/LUV/2006-1233
Hoofddirectie Juridische Zaken
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 71, onderdeel b, van de Luchtvaartwet en artikel 11.3,
eerste lid, van de Wet luchtvaart;
Besluit:
Artikel 1
Door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen ambtenaren van
de Inspectie Verkeer en Waterstaat, zijn aangewezen als ambtenaren belast
met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens de Luchtvaartwet
en de Wet luchtvaart.
Artikel 2
Ingetrokken worden:
a. het besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 24
november 1981 (Stcrt. 239) houdende de aanwijzing ambtenaren als bedoeld in
de Luchtvaartwet,
b. de Regeling van de minister van Verkeer en Waterstaat van 6 mei 1998
(Stcrt 95) houdende aanwijzing van ambtenaren van de RVI als personen belast
met de opsporing van de bij of krachtens de Luchtvaartwet strafbaar gestelde
feiten, en wijziging van het Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat
van 17 augustus 1995 (Stcrt. 169).
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 4
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing opsporingsambtenaren
luchtvaart IVW.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,M.H.
Schultz van Haegen.
Toelichting
In deze regeling wordt opsporingsbevoegdheid toegekend aan de ambtenaren
van de Inspectie Verkeer en Waterstaat van de bij of krachtens de Luchtvaartwet
of de Wet luchtvaart strafbaar gestelde feiten. Deze bevoegdheid was voor
de bij of krachtens de Luchtvaartwet strafbaar gestelde feiten opgenomen in
het besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 24 november
1981 (Stcrt. 239) houdende de aanwijzing ambtenaren als bedoeld in de Luchtvaartwet
en in artikel I van de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat
van 6 mei 1998 (Stcrt. 95) houdende aanwijzing van ambtenaren van de RVI als
personen belast met de opsporing van de bij of krachtens de Luchtvaartwet
strafbaar gestelde feiten, en wijziging van het Besluit van de Minister van
Verkeer en Waterstaat van 17 augustus 1995 (Stcrt. 169) houdende aanwijzing
ambtenaren die luchtvaartterreinen en luchtvaartuigen mogen betreden. Vervolgens
worden deze ambtenaren door de minister van Justitie als buitengewoon opsporingsambtenaar
aangewezen in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW 2006.
Als gevolg van een reorganisatie binnen de Inspectie Verkeer en Waterstaat
is de divisiestructuur binnen de inspectie opgeheven. Derhalve dienen ook
voor wat betreft de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren de verwijzingen
naar de onderscheiden divisies te vervallen en dient verwezen te worden naar
de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Bij de formulering is gekozen voor “de
door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen ambtenaren van de Inspectie
Verkeer en waterstaat”, zodat de verschillende onderdelen, indien gewenst,
op een lager niveau bij naam aangeduid kunnen worden.
Op deze wijze wordt een algemene buitengewoon opsporingsambtenaar voor
de Inspectie Verkeer en Waterstaat gecreëerd, waarbij uitwisseling van
taken en expertise gemakkelijker wordt gemaakt. De opsporingsbevoegdheid kan
evenwel slechts worden uitgeoefend voor de specifieke taak waarvoor de betreffende
buitengewoon opsporingsambtenaar is aangesteld.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor
bedrijven en burgers en heeft eveneens geen gevolgen voor subsidieverhoudingen.
Daarom is deze regeling niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege
toetsing administratieve lasten.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M.H. Schultz van Haegen.