Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW 2006

Besluit van de Minister van Justitie d.d. 24 augustus 2006, kenmerk 5438509/06/CBK, houdende de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW 2006)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet economische delicten, artikel 142, eerste lid, onder c, en artikel 142, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid, en artikel 9, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2 van dit besluit;

b. inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

Maximaal 300 personen, werkzaam bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2, van dit besluit, is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de in de bijlage bij dit besluit genoemde wetten, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie;

b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland en daarbuiten voor zover de Nederlandse rechtsmacht strekt.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen het hoofd van het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het Korps Landelijke Politiediensten.

Artikel 5

De buitengewoon opsporingsambtenaar, voor zover hij strafbare feiten onderzoekt terzake het wegvervoer, is bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor aan hem opsporingsbevoegdheid is toegekend, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 6

De inspecteur-generaal brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december van dat jaar werkzaam was bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten en het aantal gevallen waarin daarbij gebruik is gemaakt van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd;

d. het aantal klachten dat is ingediend tegen buitengewoon opsporingsambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de aard van die klachten.

Artikel 7

De buitengewoon opsporingsambtenaar beschikt over een ontheffing van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, onder de navolgende voorwaarden:

a. de buitengewoon opsporingsambtenaar is bekwaam indien hij met goed gevolg een basisopleiding voor de buitengewoon opsporingsambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft voltooid,

b. de onder a. bedoelde basisopleiding omvat ten minste de eindtermen zoals vastgesteld bij de Circulaire bekwaamheidseisen buitengewoon opsporingsambtenaar, en wordt afgesloten met een toets,

c. zo mogelijk wordt tijdens de basisopleiding het door de minister van Justitie goedgekeurde examen afgelegd,

d. de onder b. bedoelde toetsing van de buitengewoon opsporingsambtenaar geschiedt door een onafhankelijke examencommissie waarin een lid van het Openbaar Ministerie is opgenomen, en

e. door middel van een systeem van periodieke toetsing of bijscholing wordt gewaarborgd dat het door de buitengewoon opsporingsambtenaar verworven kennisniveau blijft gehandhaafd.

Artikel 8

Ingetrokken worden:

a. het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW-DV 2002.

b. het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Scheepvaart 2004.

Artikel 9

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van de in artikel 8 genoemde besluiten, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit te zijn.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW 2006.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 augustus 2006.
De Minister van Justitie,namens deze,
hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken i.o.,
R.R. Joesoef Djamil.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Bijlage

Arbeidsomstandighedenwet 1998

Arbeidstijdenwet, voor zover het arbeid als bedoeld in hoofdstuk 2 (wegvervoer), hoofdstuk 5 (binnenvaart) dan wel hoofdstuk 6 (zeevaart) van het Arbeidstijdenbesluit betreft

Besluit van 27 februari 1973, tot aanwijzing van de ambtenaren, belast met de handhaving der bepalingen van de Herziene Rijnvaartakte en van de daarop gegronde reglementen

Bestrijdingsmiddelenwet 1962

Binnenschepenwet

Kernenergiewet

Locaalspoor- en Tramwegwet

Luchtvaartwet

Meetbrievenwet 1981

Rijkswet noodvoorzieningen scheepvaart

Scheepvaartverkeerswet

Schepenwet

Spoorwegwet

Uitvoeringswet Visserijverdrag

Vaarplichtwet

Warenwet

Wegenverkeerswet 1994

Wetboek van Strafrecht

Wet aansprakelijkheid olietankschepen

Wet behoud scheepsruimte 1939

Wet bodembescherming

Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot

Wet explosieven voor civiel gebruik

Wet goederenvervoer over de weg

Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen

Wet laden en lossen zeeschepen

Wet luchtvaart

Wet Milieubeheer

Wet Milieugevaarlijke stoffen

Wet personenvervoer 2000

Wet tot uitvoering van de verordening No. 11 van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap

Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Wet verontreiniging zeewater

Wet vervoer binnenvaart

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

Wet voorkoming verontreiniging door schepen

Wet vrachtprijzen vervoer van kolen en staal

Zeevaartbemanningswet

Toelichting

Als gevolg van een reorganisatie binnen de Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft de Inspecteur-Generaal verzocht het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW-DV 2002 en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Scheepvaartinspectie 2004 te wijzigen. In de voornoemde besluiten dienen de verwijzingen naar de onderscheiden divisies te vervallen en dient verwezen te worden naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Om onduidelijkheid te voorkomen is besloten de beide besluiten samen te voegen tot één Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IVW 2006. De opsporingsbevoegdheden, die in de aparte besluiten waren opgesomd, worden samengevoegd. Op deze wijze wordt een algemene buitengewoon opsporingsambtenaar voor de Inspectie Verkeer en Waterstaat gecreëerd, waarbij uitwisseling van taken en expertise gemakkelijker wordt gemaakt. De opsporingsbevoegdheid kan evenwel slechts worden uitgeoefend voor de specifieke taak waarvoor de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaar is aangesteld.

In artikel 5 van het onderhavige besluit wordt de geweldsbevoegdheid ingevolge artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, aan een aantal buitengewoon opsporingsambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat toegekend. Slechts voor de buitengewoon opsporingsambtenaren die strafbare feiten opsporen ter zake het wegvervoer is de noodzaak aangetoond voor het toekennen van de geweldsbevoegdheid. Opgemerkt zij dat deze buitengewoon opsporingsambtenaren die dienen te voldoen aan de opleidingseisen als gesteld in de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de Inspectie Verkeer en Waterstaat een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 9 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

Den Haag, 24 augustus 2006.

De Minister van Justitie,

namens deze,

hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken i.o.,

R.R. Joesoef Djamil.

Naar boven