Wijziging Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 augustus 2006, nr. WJZ 6057604, tot wijziging van de Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten ten aanzien van de kostendefinitie bij de berekening van de loonkosten en de algemene kosten in een IOP-project

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel I

Artikel 5 van de Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het eerste lid, onderdeel b, vervalt het woord ‘overige’.

B

In het vierde lid wordt de zinsnede ‘en de algemene kosten’ vervangen door: en, indien het een TTI-subsidieaanvraag betreft, de algemene kosten.

C

Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

5. Indien een methodiek als bedoeld in het vierde lid wordt toegepast op een IOP-project, wordt het uurloon berekend op basis van 1650 productieve uren per jaar.

Artikel II

Op aanvragen om subsidie die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend en op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt, blijft de regeling van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 augustus 2006
De Staatssecretaris van Economische Zaken, C.E.G. van Gennip.

Toelichting

De Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten staat in artikel 5, vierde lid, toe dat loonkosten en algemene kosten op basis van een alternatieve methodiek berekend worden. Met deze regeling wordt een wijziging aangebracht in deze methodiek voor IOP-projecten. Deze regeling laat de TTI’s buiten beschouwing. Indien noodzakelijk wordt de regeling ook aangepast voor TTI’s.

Aanleiding voor deze wijziging zijn enkele verzoeken die op grond van artikel 5, vierde lid, van deze regeling zijn gedaan, om de berekening van de loonkosten inclusief sociale lasten en de opslag voor algemene kosten van 50% te mogen vervangen door een in de gehele organisatie gebruikelijke, controleerbare methodiek. Uit deze verzoeken is gebleken dat toepassing van een eigen berekeningsmethodiek van de publiek gefinancierde kennisinstellingen tot een substantiële verhoging leidt van de subsidiabele IOP-projectkosten ten opzichte van de berekening op grond van artikel 5, eerste lid.

Het doel van de bepaling in artikel 5, vierde lid, is om de publiek gefinancierde kennisinstellingen, door toepassing van een voor hen gebruikelijke en vertrouwde berekeningsmethodiek, administratieve lastenverlichting te bieden. Een onbedoeld neveneffect daarvan blijkt te zijn dat de berekende subsidie voor de loonkosten en de opslag voor algemene kosten in de regel veel hoger is dan bij toepassing van de berekening op grond van de standaardmethodiek. Dit neveneffect strookt niet met het uitgangspunt van het kader voor programmatisch onderzoek dat gemeld is bij de Europese Commissie, dat het gebruik van een eigen kostenmodel voor loonkosten en opslag voor algemene kosten geen invloed zal hebben op de subsidieomvang.

Vanwege de ongewenstheid van deze neveneffecten worden twee aanpassingen van de regeling doorgevoerd. Ten eerste wordt voor de algemene kosten niet langer de alternatieve berekeningswijze toegestaan. De opslag voor algemene kosten wordt forfaitair vastgesteld op 50% van de loonkosten inclusief sociale lasten. De berekening vindt plaats op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

Ten tweede wordt het loonkostenuurtarief van de kennisinstelling op basis van het eigen aantal productieve uren omgerekend naar het loonkostenuurtarief bij 1650 productieve uren per jaar. Met deze wijziging zal bij gebruik van een in de organisatie van de subsidie-ontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek waarvoor het gebruik goedgekeurd is door de Minister van Economische Zaken, de IOP-projectsubsidie voor loonkosten worden vastgesteld op een bedrag dat vergelijkbaar is met een bedrag dat tot stand gekomen zou zijn bij een berekening volgens de standaardmethodiek.

De wijziging in artikel I onder A is niet ingegeven door de bovenbeschreven wijziging, maar dient om misverstanden te voorkomen. De term ‘overige’ die door deze regeling vervalt, zou onterecht de indruk kunnen wekken dat de kosten die genoemd zijn in het eerste lid, onder a, onderdelen 2 tot en met 8, ook algemene kosten zijn in plaats van specifieke kosten.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. De publiek gefinancierde kennisinstellingen kunnen hun voorstellen blijven indienen volgens hun eigen kostenmethodiek, mits door het ministerie van Economische Zaken goedgekeurd.

Voor meer informatie over deze programma’s kan contact worden opgenomen met SENTERNOVEM, telefoon 070-3735319 of kan voor IOP’s de website www.senternovem.nl/IOP worden geraadpleegd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip

  • 1

    Stcrt. 2005, 221; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 juni 2006 (Stcrt. 113).

Naar boven