Besluit vaste beloning restitutiecommissie

Besluit van 25 augustus 2006, nr. 06.002886, houdende de toekenning van een vaste beloning aan de voorzitter en de niet-ambtelijke leden van de Adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, bedoeld in artikel 8 van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (Besluit vaste beloning restitutiecommissie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 11 augustus 2006, nr. WJZ/2006/18046(8196), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 3 van het Vacatiegeldenbesluit 1988;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Aan de voorzitter van de Adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog wordt met terugwerkende kracht tot en met 23 december 2004 in plaats van een vacatiegeld een vaste beloning ten bedrage van € 17.740,– per jaar, zijnde 19% van de jaarwedde, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988, voor 3 jaar toegekend.

Artikel 2

Aan de leden van de adviescommissie, genoemd in artikel 1, wordt met terugwerkende kracht tot en met 23 december 2004 in plaats van een vacatiegeld een vaste beloning ten bedrage van € 9.340,– per jaar, zijnde 10% van de jaarwedde, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988, voor 3 jaar toegekend.

Artikel 3

Indien de voorzitter of een lid van de adviescommissie, bedoeld in artikel 1, niet gedurende 3 jaar de functie van voorzitter of lid bekleedt, wordt zijn beloning, genoemd in respectievelijk artikel 1 en 2, naar evenredigheid vastgesteld.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, werkt terug tot en met 23 december 2004 en vervalt met ingang van 23 december 2007.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 25 augustus 2006 Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

De Adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, kortweg Restitutiecommissie, is eind 2001 in het leven geroepen door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Sindsdien brengt de commissie onafhankelijk advies uit aan de staatssecretaris van Cultuur over individuele verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn verdwenen. Het gaat daarbij om claims op kunstwerken waarvan de eigenaar (dit staat niet in instellingsbesluit en is niet een voorwaarde), onvrijwillig het bezit is verloren door omstandigheden die direct verband hielden met het nazi-regime.

Eind 2001 was de verwachting dat de adviescommissie over een periode van drie tot vijf jaar 30 tot 50 zaken te behandelen zou krijgen die betrekking hebben op voorwerpen in rijksbezit. Over het aantal particuliere verzoeken dat mogelijk ter advisering aan de commissie zou worden voorgelegd, bestond geen inzicht.

In de loop van 2005, in het eerste jaar van de hernoemingsperiode bleek deze verwachting naar boven te moeten worden bijgesteld: niet alleen wat betreft het aantal adviesverzoeken (naar verwachting minimaal 60) maar ook wat betreft de tijd die de commissie nodig heeft om tot een zorgvuldig opgesteld advies te komen, waarbij meerdere disciplines worden betrokken. De advisering van de Restitutiecommissie wordt bemoeilijkt door het feit dat bepaalde feiten slechts zeer moeilijk of in het geheel niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn terug gevonden of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. Het beroep op de expertise van de commissieleden is aanzienlijk groter dan in eerste instantie was voorzien.

Gezien de hoge werkdruk van de commissieleden, de specifieke werkzaamheden, de complextiteit van haar adviezen en de gebleken politieke en publicitaire implicaties ervan, is een meer passende vergoeding gerechtvaardigd. Daarom is ervoor gekozen om met terugwerkende kracht per 23 december 2004 de vacatiegelden zoals geregeld bij het besluit Vergoeding leden adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (Stcrt. 2002, 16) om te zetten in een vaste vergoeding voor de duur van drie jaar, overeenkomstig de voorschriften van artikel 3, van het Vacatiegeldenbesluit 1988. De reeds uitgekeerde vacatiegelden worden vanzelfsprekend verrekend met de nog uit te keren vaste vergoedingen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven