Regeling overlopende kosten PO

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 augustus 2006, nr. PO/ADR/06/26265, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de afrekening personeelskosten van de periode tot en met 31 juli 2006 in het primair onderwijs (Regeling overlopende kosten PO)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel V van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 2005, 423);

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Wet op het primair onderwijs respectievelijk Wet op de expertisecentra, beide zoals luidend op 9 februari 2006;

b. bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in de wet;

c. CASO-systeem: systeem voor geautomatiseerde verwerking van de salarisadministratie van scholen;

d. sluitingsdatum: laatste dag van de maand waarop salarisgegevens kunnen worden ingevoerd in het CASO-systeem;

e. gedeclareerde loonkosten: de declarabele uitgaven voor personeel als bedoeld in artikel 137, eerste lid onderdelen a en c, van de wet, respectievelijk artikel 131, eerste lid onderdelen a en c, van de wet

Artikel 2

Afrekening personeelskosten over de periode tot en met 31 juli 2006

De personeelskosten van het bevoegd gezag, die volgens de bij of krachtens de wet gegeven voorschriften voor bekostiging in aanmerking komen en

die door de minister tot en met 31 juli 2006 nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden door de minister afgerekend op basis van de artikelen 3 tot en met 5.

Artikel 3

Personeelskosten in verband met werkgeversafdrachten op basis van CASO-gegevens

1. De aanspraken op de bekostiging van de loonbelasting en premies over de maand juli 2006, die samenhangen met de in die maand door het bevoegd gezag gedeclareerde loonkosten worden in augustus 2006 als voorschot beschikbaar gesteld.

2. De omvang van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op grond van de gegevens van het CASO-systeem op de sluitingsdatum van de maand juli 2006.

3. Het bedrag van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen in de Aanvraag Rijksvergoeding 2006 welke betrekking heeft op de periode 1 januari tot en met 31 juli 2006.

Artikel 4

Afrekening van personeelskosten in verband met andere overlopende kosten op basis van CASO-gegevens

1. In november 2006 vindt afrekening plaats van de aanspraken op bekostiging van het bevoegd gezag in verband met de kosten van:

a. de structurele eindejaarsuitkering, opgebouwd in de periode januari tot en met juli 2006;

b. de eindejaarsuitkering van onderwijsondersteunend personeel, opgebouwd in de periode januari tot en met juli 2006;

c. de vakantie-uitkering opgebouwd tot en met juli 2006; en

d. de nominale uitkering 2006, opgebouwd in de periode januari tot en met juli 2006.

2. De omvang van de afrekening, bedoeld in het eerste lid, wordt normatief vastgesteld op basis van de gegevens in het CASO-systeem, op de sluitingsdatum van de maand oktober 2006, vermenigvuldigd met voor wat betreft de onderdelen bedoeld in het eerste lid onder a tot en met c een factor van 110,5% en voor wat betreft het onderdeel bedoeld in het eerste lid onder d, met een factor van 126,8%..

3. Wijziging van de gegevens in het CASO-systeem na de sluitingsdatum, bedoeld in het tweede lid, hebben geen gevolgen voor de omvang van de afrekening, bedoeld in het eerste lid.

4. Indien na de sluitingsdatum, bedoeld in het tweede lid, algemene salarismaatregelen leiden tot wijziging van de omvang van de aanspraken, bedoeld in het eerste lid, kan de omvang van de afrekening, bedoeld in het eerste lid, opnieuw worden vastgesteld.

Artikel 5

Wijziging van personeelskosten als gevolg van correcties door het bevoegd gezag over de periode januari tot en met juli 2006 uitgevoerd in de periode 1 augustus tot 12 oktober 2006

1. Wijziging van de p ersoneelskosten, bedoeld in artikel 2, als gevolg van door het bevoegd gezag aangebrachte wijzigingen in de gegevens in het CASO-systeem in de periode 1 augustus tot en met 12 oktober 2006, welke betrekking hebben op de periode tot en met 31 juli 2006 worden in november 2006 als voorschot betaalbaar gesteld, respectievelijk verrekend met de door het bevoegd gezag te ontvangen bekostiging over die maand.

2. De omvang van de bevoorschotting respectievelijk de verrkening, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op grond van de gegevens van het CASO-systeem.

3. Het bedrag van het voorschot respectievelijk de verrekening, bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen in de Aanvraag Rijksvergoeding over de periode 1 januari tot en met 31 juli 2006.

Artikel 6

Wijze van afrekening voor scholen van een bevoegd gezag niet aangesloten bij het CASO-systeem

1. Op een bevoegd gezag dat niet is aangesloten bij het CASO-systeeem, zijn de artikelen 3 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

a. het voorschot bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op basis van aldaar bedoelde kosten over de maand juni 2006,

b. de afrekening van de bekostiging bedoeld in artikel 4 plaatsvindt op basis van een daartoe door het bevoegd gezag uiterlijk op 16 oktober 2006 in te dienen overzicht van de overeenkomstige gegevens als bedoeld in artikel 4, tweede lid,

c. het voorschot bedoeld in artikel 5 wordt vastgesteld indien het bevoegd gezag uiterlijk op 16 oktober 2006 een overzicht indient van de in artikel 5 bedoelde mutaties, en

d. het bevoegd gezag bij de Aanvraag Rijksvergoeding tevens een verklaring indient omtrent de juistheid van de in onderdeel b bedoelde gegevens, voorzien van een accountantsverklaring.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling overlopende kosten PO

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van het komende schooljaar vindt in het primair onderwijs de bekostiging van het personeel plaats op basis van lumpsumbekostiging. De basis voor deze nieuwe vorm van bekostiging is de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 2005, 423).

Omdat na invoering van de lumpsumbekostiging er geen declaraties meer mogelijk zijn moeten de overlopende kosten van de declaratieperiode nog afgehandeld worden. Deze regeling voorziet in de wijze waarop die afrekening plaatsvindt.

Overlopende kosten zijn aanspraken op de overheid die in de periode 1 januari tot en met 31 juli 2006 zijn ontstaan en die pas na 1 augustus 2006 tot uitbetaling kunnen komen. Het gaat om loonkosten die op grond van de regelgeving zoals die van toepassing blijft over de periode tot en met 31 juli 2006, voor vergoeding door het Ministerie van OCW in aanmerking zouden komen en die door het ministerie tot en met 31 juli 2006 nog niet betaalbaar zijn gesteld.

Binnen deze kosten zijn 3 categorieën te onderscheiden welke respectievelijk geregeld worden in de artikelen 3 t/m 5.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Het gaat hier om de afdrachten over juli 2006 die samenhangen met de in juli 2006 door het bevoegd gezag uitbetaalde salarissen. Bij voortgezette declaratiebekostiging zouden deze in augustus 2006 aan het bevoegd gezag als voorschot betaalbaar zijn gesteld. De afdrachten met betrekking tot de loonbelasting en de premies worden in augustus 2006, evenals in de periodes daarvoor, als voorschot uitbetaald door OCW aan het bevoegd gezag. De definitieve vaststelling vindt vervolgens plaats via de Aanvraag Rijksvergoeding 2006.

Artikel 4

Het gaat hier om kosten die onder voortgezette declaratiebekostiging deels in de periode 1 augustus 2006 tot 1 januari 2007 aan het bevoegd gezag zouden zijn uitbetaald (structurele eindejaarsuitkering, nominale uitkering 2006 en eindejaarsuitkering onderwijsondersteunend personeel) en deels in de periode 1 januari 2007 tot 1 augustus 2007 zouden zijn uitbetaald (vakantie-uitkering). De opgebouwde aanspraken leiden pas na invoering van lumpsumbekostiging tot uitbetaling. Daarom is nog niet exact vast te stellen wat de loonkosten van deze opgebouwde rechten precies zijn. De loonkosten van deze aanspraken worden daarom normatief vastgesteld en de normatieve vaststelling leidt tot de feitelijke aanspraak. Voor aanspraken genoemd in het eerste lid onder a, b en c geldt dat de vastgestelde bruto aanspraken met een factor van 110,5% worden vermenigvuldigd om de te bekostigen loonkosten te bepalen en de bruto aanspraken op basis van het eerste lid onder d (de nominale uitkering 2006) worden met een factor 126,8% vermenigvuldigd.

In november 2006 ontvangt het bevoegd gezag een beschikking waarin de bedoelde bekostiging wordt vastgesteld en wordt tevens de vergoeding uitbetaald. Aangezien dit onderdeel van de bekostiging aldus in november 2006 definitief wordt vastgesteld, blijft dit onderdeel van de overlopende kosten buiten de afrekening in het kader van de Aanvraag Rijksvergoeding 2006.

Artikel 5

Dit zijn kosten die per situatie verschillen. Het gaat om correcties op declaraties in schooljaar 2005–2006, zogenaamde terugwerkende kracht mutaties, die voor 12 oktober 2006 (afsluiting mutaties verwerkingsmaand oktober 2006) moeten zijn verwerkt.

Ook de omvang van deze kosten wordt door OCW op grond van CASO-gegevens vastgesteld. De omvang van de terugwerkende kracht mutaties over het voorgaande schooljaar 2005–2006 die zijn ingevoerd in de periode van 1 augustus tot en met 12 oktober 2006 wordt vastgesteld en in november 2006 als voorschot uitbetaald, dan wel, indien het leidt tot een negatief bedrag verrekend met de aan het bevoegd gezag uit te betalen bekostiging over de maand november 2006. Met de Aanvraag Rijksvergoeding 2006 vindt de definitieve afrekening plaats van de totale declaratie, inclusief de terugwerkende kracht mutaties.

Artikel 6

Voor bevoegd gezagsorganen die niet zijn aangesloten bij het CASO-systeem is in verband hiermee voorzien in een iets afwijkende regeling waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij artikel 23 van het Bekostigingsbesluit WPO zoals dat van toepassing was over de periode tot en met 31 juli 2006. Voor wat betreft de in artikel 4 bedoelde bekostiging is, nu deze geen onderdeel uit zal maken van de vaststelling in het kader van de Aanvraag Rijksvergoeding, tevens voorzien in een verklaring omtrent de juistheid van de in oktober 2006 ingediende gegevens met een daarbij behorende verklaring van de accountant.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven