Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 augustus 2006, nr. TRCJZ/2006/2640, houdende tijdelijke maatregelen ter wering van de insleep van Aviaire Influenza

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEU L 10);

Gelet op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

Gelet op Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L 274);

Gelet op Beschikking 2006/474/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 2006 tot vaststelling van voorschriften voor de preventie van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten en tot intrekking van Beschikking 2005/744/EG (PbEU L 187);

Gelet op artikel 17, eerste lid, 18, 32 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

§ 1

Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. gevogelte: pluimvee, alsmede andere gehouden dieren van een soort behorende tot de orde van de eendvogels (anseriformes), tot de families van de struisvogels (Struthionidae), emoes (Dromaiidae) en nandoes (Rheidae) en de familie van de duiven (Columbidae);

b. hobbypluimvee: gevogelte als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop;

c. vervoermiddel: voertuig, waaronder mede begrepen een combinatie van een voertuig met één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;

d. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit;

e. dierentuin: dierentuin als bedoeld in artikel 2, tweede alinea, van beschikking 2006/474/EG;

f. richtlijn 2005/94/EG: Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEG L10);

g. beschikking 2005/734/EG: Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L 274);

h. beschikking 2006/474/EG: Beschikking 2006/474/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 2006 tot vaststelling van voorschriften voor de preventie van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten en tot intrekking van Beschikking 2005/744/EG (PbEU L 187).

§ 2

Maatregelen ter wering van insleep van Aviaire Influenza door trekvogels

Artikel 2

1. Het is verboden gevogelte te houden.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien wordt voldaan aan deze paragraaf.

Artikel 3

1. De houder van gevogelte neemt passende maatregelen om zo veel mogelijk te voorkomen dat de door hem gehouden dieren in contact komen met wilde vogels of hun uitwerpselen.

2. Onder passende maatregelen als bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste begrepen het niet doorlaatbaar afdichten aan de bovenzijde van de al dan niet beperkte uitloop en het afschermen met netten van de zijkanten van deze uitloop.

3. De verplichting tot het nemen van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, geldt niet:

a. voor de houder van in dierentuinen gehouden gevaccineerd gevogelte, enkel ten aanzien van het gevogelte dat na 21 november 2005, maar niet langer dan 1 jaar geleden, is gevaccineerd overeenkomstig de Tijdelijke vrijstellingsregeling enten AI-gevoelige vogels dierentuinen 2003;

b. voor de houder van gevaccineerd hobbypluimvee, gevaccineerde biologische legkippen of gevaccineerde legkippen met vrije uitloop, mits voedsel en water wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt voor wat betreft:

1°. de gevaccineerde dieren, een week na de datum van de tweede vaccinatie, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, en 16 van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, en

2°. de gevaccineerde dieren, die niet langer dan 1 jaar geleden volledig zijn gevaccineerd overeenkomstig de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, zoals deze van kracht was tot 31 juli 2006;

c. voor de houder van struisvogels, emoes, nandoes, duiven, niet zijnde voor consumptie gehouden duiven, mits voedsel en water wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt.

Artikel 4

1. De houder van bedrijfsmatig gehouden gevogelte draagt ervoor zorg dat:

a. voedsel en water aan het gevogelte wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt, en

b. het gevogelte geen water krijgt dat afkomstig is van oppervlaktewateren waartoe wilde vogels toegang hebben, tenzij dat water behandeld is om eventueel aanwezig virus te inactiveren.

2. De houder die zowel bedrijfsmatig gehouden gevogelte als, niet-bedrijfsmatig gehouden eenden of ganzen houdt, neemt passende maatregelen om te voorkomen dat zijn eenden of ganzen in contact komen met het bedrijfsmatig gehouden gevogelte.

Artikel 5

1. In afwijking van de artikelen 44 tot en met 46 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s is het verboden gevogelte, met uitzondering van sierduiven, afkomstig van verschillende plaatsen tijdelijk op één plaats te verzamelen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op het tijdelijk op één plaats verzamelen ten behoeve van wedvluchten, culturele evenementen, tentoonstellingen, keuringen of andere tijdelijke verzamelingen, anders dan markten waar gevogelte worden verhandeld, indien:

a. degene, die voornemens is gevogelte van verschillende plaatsen tijdelijk op één plaats te verzamelen de VWA van dit voornemen ten minste 8 dagen van tevoren kennis heeft gegeven;

b. het gevogelte dat tijdelijk worden verzameld afkomstig is van plaatsen binnen Nederland;

c. het gevogelte, alvorens dit wordt toegelaten bij de plaats van aanvoer, op de kosten van degene, die voornemens is gevogelte van verschillende plaatsten tijdelijk op één plaats te verzamelen, wordt onderzocht door één of meer dierenartsen;

d. voor zover het een tentoonstelling of keuring betreft, slechts gevogelte wordt toegelaten dat vergezeld gaat van een op deze vogels betrekking hebbende, volledig ingevulde en ondertekende verklaring van enting tegen Newcastle Disease zoals bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, en

e. voor zover het het tijdelijk verzamelen van postduiven ten behoeve van wedvluchten betreft, de wedvluchten plaatsvinden binnen Nederland of vanuit België naar Nederland.

3. Een aanvraag op grond van artikel 4b, derde lid, van de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II, zoals deze luidde voordat onderhavige regeling van kracht werd, geldt als kennisgeving als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

Artikel 6

1. Een vervoermiddel dat kennelijk is gebruikt voor het vervoeren van gevogelte of broedeieren in derde landen, alsmede in lidstaten van de Europese Unie waar een uitbraak van hoogpathogene Aviaire Influenza is bevestigd, en vanuit deze derde landen of lidstaten, anders dan in doorvoer leeg in Nederland wordt gebracht, wordt gereinigd en ontsmet op een reinigings- en ontsmettingsplaats voor vervoermiddelen die is geregistreerd overeenkomstig artikel 78 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. De vervoerder overlegt binnen 24 uur na binnenkomst in Nederland aan de VWA een bewijs van de reiniging en ontsmetting.

2. Voor de werking van dit artikel wordt onder een uitbraak van hoogpathogene Aviaire Influenza in een lidstaat niet verstaan een uitbraak in een circus, een dierentuin, een vogelwinkel, een wildpark, een omheind terrein waar gevogelte voor wetenschappelijke doeleinden of met het oog op de bescherming van zeldzame pluimveerassen wordt gehouden, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2005/94/EG.

3. Het bewijs van de laatste reiniging en ontsmetting, bedoeld in het eerste lid, dient in ieder geval een datum, tijdstip van reiniging en ontsmetting en kenteken van het gereinigde vervoermiddel te bevatten en is te allen tijde in het vervoermiddel aanwezig.

4. De reiniging en ontsmetting, bedoeld in het eerste lid, geschiedt overeenkomstig bijlage 10 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

5. In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan vervoermiddelen te reinigen en te ontsmetten op andere plaatsen dan die, bedoeld in het eerste lid, indien deze plaatsen zodanig zijn ingericht en uitgerust dat de reiniging en ontsmetting met het oog op de wering van Aviaire Influenza op adequate wijze plaatsvinden.

6. De plaatsen, bedoeld in het vijfde lid, worden door de minister geregistreerd nadat is gebleken dat aan de voorwaarden, genoemd in het vijfde lid, is voldaan. Artikel 78, derde tot en met zesde lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

1. Het is verboden een vervoermiddel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, dat in een derde land is gebruik om gevogelte of broedeieren te vervoeren, alsmede in lidstaten van de Europese Unie waar een uitbraak van hoogpathogene Aviaire Influenza is bevestigd, vanuit deze derde landen en lidstaten, anders dan in doorvoer, leeg in Nederland te brengen.

2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6.

Artikel 8

In afwijking van artikel 50, eerste lid, onderdelen d en e, van de Flora- en Faunawet is het gebruik van gehouden eenden als lokvogels als middel tot jagen verboden.

Artikel 9

De artikelen 4 tot en met 8 zijn niet van toepassing op gevogelte, gehouden in dierentuinen.

§ 3

Slotbepalingen

Artikel 10

De Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

§ 1. Inleiding

Onderhavige regeling voorziet in maatregelen om de insleep van hoogpathogene Aviaire Influenza (hierna: AI) van het type H5N1 te voorkomen. Gelet op de najaarstrek van wilde vogels zijn de maatregelen, zoals de afschermverplichting die in het najaar van 2005 en het voorjaar van 2006 van kracht was, heroverwogen. De kennis over de ontwikkeling en de verspreiding van het hoogpathogene AI-virus van het type H5N1 in Europa die gedurende 2005 en in het voorjaar van 2006 opgedaan is, is in de overwegingen betrokken. Op basis van de heroverweging zijn de maatregelen meer toegespitst op het bestaande risico van insleep van het hoogpathogene AI-virus. De Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II1 wordt bij onderhavige regeling ingetrokken.

§ 2. Algemeen

Ingevolge beschikking 2005/734/EG2 dienen lidstaten passende en uitvoerbare maatregelen te treffen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogeen AI van in het wild levende vogels naar pluimvee. Deze bioveiligheidsmaatregelen dienen regelmatig beoordeeld en zonodig aangepast te worden aan het veranderde risico van insleep van het AI-virus door in wilde vogels.

De Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid (EFSA) en het Permanente Comité voor de Voedselkwaliteit en de Diergezondheid van de Europese Commissie hebben aangegeven dat er een blijvende dreiging uitgaat van wilde vogels bij de verspreiding van het hoogpathogene AI-virus van het type H5N1. In diverse landen in de wereld, waaronder Rusland, is het desbetreffende AI-virus endemisch aanwezig en via de verschillende trekroutes van wilde vogels staat Europa in verbinding met deze landen.

In veel lidstaten van de Europese Unie zijn wilde vogels gevonden die zijn besmet met het zijn hoogpathogene AI-virus van het type H5N1. In bepaalde Europese staten, zoals Frankrijk, Duitsland, Hongarije en Roemenië heeft de verspreiding van het AI-virus door trekvogels geleidt tot uitbraken bij pluimveebedrijven met uitloop en bij niet-bedrijfsmatig, in de buitenlucht gehouden pluimvee. Tot dusverre zijn er in Nederland nog geen wilde vogels gevonden die het bewuste AI-virus met zich dragen.

Veterinair deskundigen beschouwen de najaarstrek van wilde vogels als een risico voor de insleep van het hoogpathogene AI-virus, type H5N1. Trekvogels die in het najaar naar Nederland trekken, zijn voornamelijk afkomstig uit Europees Rusland, Siberië en Scandinavië. In Rusland zijn het afgelopen voorjaar van 2006 tot in juli 2006 nog uitbraken van hoogpathogene AI, type H5N1 gemeld. Deze uitbraken zijn volgens de Russische autoriteiten veroorzaakt doordat wilde vogels het virus hebben overgebracht. In Rusland is na de uitbraken het bedrijfsmatig gehouden pluimvee in de risicogebieden gevaccineerd. Het is onduidelijk op welke schaal er in Rusland monitoring van wilde vogels op de aanwezigheid van hoogpathogeen AI plaatsvindt.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de maatregelen in onderhavige regeling, waaronder de afschermverplichting, houdt verband met de aanvang van de wintertrek van wilde vogels. De vereniging SOVON Vogelonderzoek Nederland heeft aangegeven dat de najaarstrek doorgaans begin september op grote schaal optreedt. In het begin van de najaarstrek bereiken evenwel de wilde vogels uit Siberië en het Europese deel van Rusland, waarvan de grootste dreiging uitgaat, Nederland al. De najaarstrek treedt voorts vervroegd op bij droogte. Van een dergelijke vervroegde trek is dit jaar waarschijnlijk sprake. Gelet hierop is het gerechtvaardigd de maatregelen reeds met ingang van 1 september van kracht te laten zijn.

§ 3. Het afschermen van gevogelte

Op grond van onderhavige regeling dient de houder van gevogelte deze dieren zodanig af te schermen dat wordt voorkomen dat deze in contact komen met wilde vogels of hun uitwerpselen. Onder gevogelte wordt in deze regeling begrepen alle gehouden dieren van een soort behorende tot de orde van de hoenderachtigen (Galliformes) tot de orde van de eendvogels (anseriformes), tot de families van de struisvogels (Struthionidae), emoes (Dromaiidae) en nandoes (Rheidae) en de familie van de duiven (Columbidae). De afschermverplichting geldt zonder onderscheid voor de houders van bedrijfsmatig en niet-bedrijfsmatig gehouden gevogelte. Het risico van overdracht van het hoogpathogene AI-virus, van het type H5N1, door trekvogels is namelijk voor bedrijfsmatig en niet-bedrijfsmatig gehouden gevogelte even groot. Veel van de uitbraken in Europa van het genoemde AI-type betroffen zogenoemde backyard flocks die in Nederland vergelijkbaar zijn met de hobbyhouderij. In onderhavige regeling wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen hoog- en laagrisicogebieden. Gelet op de hoge dichtheid van trekvogels in Nederland is dit onderscheid niet te rechtvaardigen.

Er bestaan uitzonderingen op de verplichting gevogelte af te schermen. In de eerste plaats hoeven duiven die niet gehouden worden voor consumptie niet afgeschermd te worden. Gebleken is dat deze vogels nauwelijks gevoelig zijn voor hoogpathogene AI van het H5N1-type. De uitzondering is tevens van toepassing op loopvogels (struisvogels, emoes en nandoes) op grond van welzijnsredenen. Voorts geldt de verplichting niet voor houders van hobbypluimvee, biologische legkippen, legkippen met vrije uitloop en pluimvee gehouden in dierentuinen, voor zover deze vogels zijn gevaccineerd. Met uitzondering van de in dierentuinen gehouden gevaccineerd gevogelte dienen de houders van wie de dieren van de afschermverplichting zijn uitgezonderd er wel zorg voor te dragen dat de verstrekking van voedsel en water aan deze dieren plaatsvindt in een ruimte die tenminste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt. De uitzondering van de afschermverplichting ten aanzien van eenden, ganzen en zwanen die bij grote vijvers gehouden worden, is komen te vervallen. Deze watervogels kunnen thans op grond van de gewijzigde Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop gevaccineerd worden.

Zodra zulks verantwoord is, zal de afschermverplichting worden ingetrokken. Dit is afhankelijk van het einde van de piek van de najaarstrek van wilde vogels. De najaarstrek neemt volgens Sovon normaliter begin december in snel tempo af.

§ 4. Andere maatregelen ter wering van AI

Ter implementatie van beschikking 2005/734/EG is in onderhavige regeling een aantal aanvullende verplichtingen opgenomen ten aanzien van houders van bedrijfsmatig gehouden gevogelte. Het betreft in de eerste plaats de verplichting om voedsel en water aan het gevogelte te verstrekken in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt. In de tweede plaats mag gevogelte geen ongezuiverd oppervlakte water toegediend worden. Gevogelte kan namelijk ook met het AI-virus worden besmet doordat het water heeft gebruikt waarin dit virus aanwezig is. Tenslotte dient de houder van bedrijfsmatig gehouden gevogelte die tevens hobbymatig eenden of ganzen houdt ervoor te zorgen dat deze eenden en ganzen niet in aanraking kunnen komen met het andere gevogelte. Ter implementatie van beschikking 2005/734/EG is tevens het verbod opgenomen om te jagen met behulp van gehouden eenden als lokvogel.

Tijdelijke verzamelingen

Op grond van beschikking 2005/734/ EG dienen lidstaten voorts het bijeenbrengen van pluimvee en andere vogels op markten, shows, tentoonstellingen en culturele evenementen te verbieden. Op basis van een gunstige risicobeoordeling mag de bevoegde autoriteit evenwel vrijstellingen voor dergelijke gelegenheden verlenen. Markten waar pluimvee, loopvogels en postduiven worden verhandeld zijn in Nederland al niet toegestaan.

Gelet op de afwegingen van het huidige risico wordt een verzamelverbod van gevogelte thans vooralsnog niet noodzakelijk geacht. Op grond van de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II, die bij onderhavige regeling wordt ingetrokken, kon de VWA, namens de Minister, op aanvraag van de organisator van een tentoonstelling, keuring, wedvlucht of een andere tijdelijke verzameling van gevogelte ontheffing verlenen van het verbod om deze dieren tijdelijk te verzamelen. Op grond van onderhavige regeling is de voorafgaande toestemming van de VWA niet meer noodzakelijk. De organisator kan na een voorafgaande kennisgeving aan de VWA uit Nederland afkomstig gevogelte tijdelijk verzamelen ten behoeve van een tentoonstelling, keuring, wedvlucht of een andere tijdelijke verzameling. De organisator dient daarbij wel te voldoen aan de gebruikelijke veterinaire vereisten, zoals het onderzoek van de vogels door een dierenarts bij de plaats van aanvoer. Wedvluchten met postduiven zijn slechts toegestaan indien deze binnen Nederland of vanuit België naar Nederland worden gehouden.

Reiniging en ontsmetting van pluimveevervoer

De verplichting om vervoermiddelen te reinigen en ontsmetten die levend gevogelte en broedeieren in derde landen, of in EU-lidstaten hebben vervoerd waar een uitbraak van hoogpathogene AI is bevestigd en leeg terugkeren uit die derde landen of betreffende lidstaten blijft ter voorkoming van de insleep van AI gehandhaafd. Een vervoermiddel is leeg in de zin van onderhavige regeling indien deze niet met gevogelte of broedeieren is beladen. Een uitbraak in een lidstaat geldt als bevestigd op het moment dat autoriteiten van deze lidstaat een uitbraak bij de Europese Commissie hebben gemeld. Een uitbraak in een dierentuin, circus, vogelwinkel, een wildpark, een omheind terrein waar gevogelte voor wetenschappelijke doeleinden of met het oog op de bescherming van zeldzame pluimveerassen wordt gehouden geldt ter zake niet als een uitbraak.

§ 6. Slotopmerkingen

Het handelen in strijd met de voorschriften uit onderhavige regeling levert op grond van de Wet op de economische delicten een economisch delict op. Onderhavige regeling introduceert voorts geen nieuwe informatieverplichtingen voor de burger en het bedrijfsleven aan de overheid. De administratieve lasten nemen derhalve toe noch af.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven