Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2006, 162 pagina 11 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2006, 162 pagina 11 | Besluiten van algemene strekking |
Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 augustus 2006, nr. HDJZ/S&W/2006-1068, houdende vaststelling van een drietal subsidieprogramma’s voor de periode 2006–2011 als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. subsidieregeling: Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer;
b. subsidieprogramma: CO2-programma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de subsidieregeling.
De volgende subsidieprogramma’s worden vastgesteld:
a. het Subsidieprogramma CO2-reductie goederenvervoer, opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit;
b. het Subsidieprogramma CO2-reductie personenvervoer, opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit;
c. het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer, opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.
1. Bij een aanvraag tot subsidie als bedoeld in artikel 8 van de subsidieregeling, wordt voor de subsidieprogramma’s, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, gebruik gemaakt van de aanvraagformulieren waarvan het model in de bijlagen bij dit besluit is opgenomen:
a. voor investeringsprojecten: in bijlage 4;
b. voor kennisoverdrachtprojecten: in bijlage 5;
c. voor toepassingsprojecten: in bijlage 6.
2. Bij een aanvraag tot subsidie als bedoeld in artikel 8 van de subsidieregeling, wordt voor het subsidieprogramma, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, gebruik gemaakt van het aanvraagformulier waarvan het model in bijlage 7 bij dit besluit is opgenomen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Het besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen 4 tot en met 7, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Subsidieprogramma CO2-reductie Goederenvervoer
Het Subsidieprogramma CO2-reductie Goederenvervoer, hierna genoemd het programma, is een CO2-programma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer (Stcrt. 2 november 2001, nr. 213), hierna genoemd de subsidieregeling. Doel van het programma is invulling geven aan de subsidiemogelijkheden voor CO2-reductieprojecten, die voldoen aan de doelstellingen van de subsidieregeling. Het programma beperkt zich daarbij tot het ondersteunen van projecten die een substantiële bijdrage leveren aan de CO2-reductie in de sector goederenvervoer. Gedacht kan worden aan een efficiëntere manier van goederentransport of het vermijden of voorkomen van het transport van goederen.
Naast de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in het programma zijn de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in de subsidieregeling onverkort van toepassing. Ingevolge de subsidieregeling stelt de minister een programma vast. Het onderhavige programma, is een aanpassing naar aanleiding van de ervaringen met de derde ronde van het programma.
Het programma heeft een looptijd van ruim 5 jaar, van 2006 tot en met 2011.
§ 2. Subsidiabele activiteiten
a. Dit subsidieprogramma staat open voor investeringsprojecten, toepassingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten als bedoeld in artikel 1 van de subsidieregeling.
b. Ten aanzien van projecten komen alle in Nederland gevestigde ondernemingen, andere Nederlandse organisaties, lokale en regionale overheden in aanmerking, die investeringen plegen of actieve kennisoverdracht uitvoeren met betrekking tot een CO2-reductieproject waarbij de CO2-emissiereductie bij het transport van goederen, of door het vermijden van transport van goederen, wordt gerealiseerd.
§ 3. Criteria voor de subsidie
a. Een investeringsproject voldoet in elk geval aan het volgende criterium:
– het project levert een CO2-reductie van ten minste 75 ton per jaar gemiddeld op, over de technische levensduur van de voorziening.
b. Een toepassingsproject voldoet in elk geval aan de volgende criteria:
– het project levert een CO2-reductie van ten minste 75 ton per jaar gemiddeld op, berekend over een exploitatieperiode van 10 jaar vanaf de start van het project;
– de subsidie-effectiviteit heeft een waarde van niet meer dan € 45 per ton CO2.
c. Een kennisoverdrachtproject voldoet in elk geval aan de volgende criteria:
– het te verlenen subsidiebedrag bedraagt ten minste € 20.000;
– de nadruk van het project ligt op actieve kennisoverdracht die beoogt te leiden tot CO2-reductie in het personenvervoer;
– de minister moet voldoende vertrouwen hebben dat met het project de beoogde CO2-reductie wordt gerealiseerd.
d. Voor een project gelden voorts de volgende criteria:
– het project dient te starten na het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen. Onder starten wordt verstaan het aangaan van verplichtingen en/of het maken van kosten ten behoeve van het project;
– het resultaat van het project mag niet significant in strijd zijn met andere doelstellingen van het huidige beleid op het gebied van personenvervoer en milieu;
– het project mag niet leiden tot een significant verhoogde emissie van NOx, CO, VOS of SOx noch tot een significant hoger geluidsniveau. Voor intermodale en multimodale projecten geldt dat een verandering in vervoersmodaliteit moet worden aangetoond waarbij de bestaande en de nieuwe transportketen op voorhand bekend zijn;
– het project moet volledig gerealiseerd zijn voor 1 januari 2012. De eindrapportage en het verzoek tot vaststelling dienen uiterlijk 30 juni 2012 door SenterNovem te zijn ontvangen.
Indien niet wordt voldaan aan alle bovenstaande criteria zal de aanvraag worden afgewezen.
De beschikbare gelden worden verdeeld naar rangschikking van de subsidieaanvragen. De investeringsprojecten en toepassingsprojecten worden gezamenlijk gerangschikt. De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten geschiedt separaat.
§ 5. Rangschikking van subsidieaanvragen
a. De rangschikking van investingsprojecten en toepassingsprojecten wordt bepaald aan de hand van vijf criteria:
– de subsidie-effectiviteit, waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate de subsidie effectiever is;
– de omvang van de CO2-reductie van het project. Het betreft de mate van vermindering van de CO2-emissie die is toe te rekenen aan Nederland, ten gevolge van het project;
– andere maatschappelijke effecten. Het betreft de neveneffecten die optreden als gevolg van het project. Het gaat hierbij om een bijdrage aan bereikbaarheid, duurzaamheid (bijvoorbeeld de kwaliteit van water, lucht of geluidsoverlast) en veiligheid;
– het herhalingspotentieel. Hierbij wordt gekeken naar:
• de innovativiteit: de mate waarin de toe te passen technologie of het concept vernieuwend is, en de mate waarin marktintroductie plaatsvindt;
• de voorbeeldwerking: de mate waarin de technologie of het concept binnen de onderneming(en) van de bij het project betrokken projectpartner(s) of elders in de markt, binnen en buiten de branche kan worden herhaald;
– de haalbaarheid gelet op de technische, organisatorische en financiële slaagkans. Het betreft de mate waarin de risico’s worden ingeschat en de beoogde resultaten daadwerkelijk zullen worden bereikt.
Een project wordt hoger gewaardeerd naarmate het project meer positief bijdraagt aan deze criteria. Hierbij geldt dat het eerste rangschikkingcriterium twee keer meeweegt en de overige vier één keer.
b. De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten wordt bepaald aan de hand van vier criteria:
– de verhouding tussen de verwachte omvang van de CO2-emissiereductie als gevolg van het project en de kosten van het project; waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate de subsidie effectiever is;
– het herhalingspotentieel: de mate waarin de projectresultaten elders in de markt kunnen worden toegepast of door hun voorbeeldwerking kunnen bijdragen aan kennisverspreiding in de markt;
– de haalbaarheid gelet op de technische, organisatorische en financiële slaagkans. Het betreft de verwachting van de mate waarin de beoogde resultaten worden bereikt, en de mate waarin de aanvrager in staat wordt geacht het project uit te voeren;
– andere maatschappelijke effecten dan CO2-emissiereductie: het betreft de neveneffecten die optreden als gevolg van het project. Het gaat hierbij om een bijdrage aan bereikbaarheid, duurzaamheid (bijvoorbeeld de kwaliteit van water, lucht of geluidsoverlast) en veiligheid.
Een project wordt hoger gewaardeerd naarmate het project meer positief bijdraagt aan bovenstaande criteria. De hiervoor genoemde vier criteria wegen even zwaar.
§ 6. Indiening en beoordeling van een subsidieaanvraag
Aanvragen kunnen worden ingediend met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst en dienen uiterlijk op 18 januari 2007 voor 18.00 uur te zijn ontvangen.
Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij SenterNovem door middel van een daar te verkrijgen aanvraagformulier.
Het postadres is:
SenterNovem Zwolle/ CO2-reductie verkeer en vervoer
Postbus 10073
8000 GB Zwolle
Het bezoekadres is:
SenterNovem Zwolle/ CO2-reductie verkeer en vervoer
Dokter van Deenweg 108
8025 BK Zwolle
Telefoon: (038) 4553422/4553401
Fax: (038) 4540225
E-mail: CO2@senternovem.nl
Website: http://www.senternovem.nl/CO2-goederenvervoer
Het subsidieplafond bedraagt € 2.750.000,– voor investering- en toepassingsprojecten samen, en € 250.000,– voor kennisoverdrachtprojecten. Indien na rangschikking blijkt dat een van de hiervoor genoemde budgetten niet is uitgeput, dan zal het resterende bedrag worden toegevoegd aan het andere budget.
§ 8. Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger zal gedurende een periode van ten hoogste drie jaar, ingaand na de subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18 van de subsidieregeling, informatie verstrekken met betrekking tot het resultaat van het project voor zover het de CO2-emissie betreft. Voor de wijze waarop dit zal gebeuren wordt door SenterNovem een opzet verstrekt.
§ 9. Uitgangspunten voor berekening
Bij de berekening van de CO2-reductie, de subsidie-effectiviteit en de subsidiabele projectkosten gelden de volgende uitgangspunten:
a. bij de berekening van de reductie van de CO2-emissie geldt als referentie de referentiesituatie. De referentiesituatie is de situatie die ontstaat dan wel gecontinueerd wordt als het project geen doorgang vindt, waarbij de bij de aanvrager dan wel de in de branche gangbare praktijk de norm is;
b. bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor investeringsprojecten de annuïteitfactor gebaseerd op een disconto van 6% en is de technische levensduur van een voorziening ten hoogste 25 jaar;
c. bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor toepassingsprojecten de CO2-reductie berekend over een exploitatieperiode van 10 jaar, gerekend vanaf de start van het toepassingsproject;
d. het subsidiabele deel van de projectkosten kan maximaal bestaan uit de additionele kosten zoals genoemd in artikel 4 en 5 van de subsidieregeling. De berekening van het subsidiabele deel van de projectkosten vindt plaats volgens de berekeningswijze die is opgenomen in de aanvraagformulieren behorend bij dit programma.
Waar van toepassing gelden bij berekeningen voor diverse energiebronnen de volgende forfaitaire waarden voor energie-inhoud en CO2-emissiefactoren:
Energie-inhoud in MJ per eenheid (stookwaarde) | CO2-emissiefactor in kg per eenheid | |
|---|---|---|
Aardgas | 32 per nm3 | 1,8 per nm3 |
LPG | 24 per liter | 1,6 per liter |
Benzine | 33 per liter | 2,4 per liter |
Dieselolie | 36 per liter | 2,6 per liter |
Gasolie | 43 per kg | 3,1 per kg |
Stookolie, alle gradaties | 42 per kg | 3,1 per kg |
Elektriciteit | 3,6 per kWh | 0,37 per kWh |
Subsidieprogramma CO2-reductie personenvervoer
Het Subsidieprogramma CO2-reductie Personenvervoer, hierna genoemd het programma, is een CO2-programma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer (Stcrt. 2 november 2001, nr. 213), hierna genoemd de subsidieregeling. Doel van het programma is invulling geven aan de subsidiemogelijkheden voor CO2-reductieprojecten, die voldoen aan de doelstellingen van de subsidieregeling. Het programma beperkt zich daarbij tot het ondersteunen van projecten die een substantiële bijdrage leveren aan de CO2-reductie in de sector personenvervoer. Gedacht kan worden aan een efficiëntere manier van het vervoeren van personen of het vermijden of voorkomen van het vervoer van personen.
Naast de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in het programma zijn de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in de subsidieregeling onverkort van toepassing. Ingevolge de subsidieregeling stelt de minister een programma vast. Het onderhavige programma bevat aanpassingen naar aanleiding van de ervaringen met de derde ronde van het programma.
Het programma heeft een looptijd van ruim 5 jaar, van 2006 tot en met 2011.
§ 2. Subsidiabele activiteiten
a. Dit subsidieprogramma staat open voor investeringsprojecten, toepassingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten als bedoeld in artikel 1 van de subsidieregeling.
b. Ten aanzien van projecten komen alle in Nederland gevestigde ondernemingen, andere Nederlandse organisaties, lokale en regionale overheden in aanmerking, die investeringen plegen of actieve kennisoverdracht uitvoeren met betrekking tot een CO2-reductieproject waarbij de CO2-emissiereductie bij het vervoer van personen, of door het vermijden van vervoer van personen, wordt gerealiseerd.
§ 3. Criteria voor de subsidie
a. Een investeringsproject voldoet in elk geval aan het volgende criterium:
– het project levert een CO2-reductie van ten minste 75 ton per jaar gemiddeld op, over de technische levensduur van de voorziening.
b. Een toepassingsproject voldoet in elk geval aan de volgende criteria:
– het project levert een CO2-reductie van ten minste 75 ton per jaar gemiddeld op, berekend over een exploitatieperiode van 10 jaar vanaf de start van het project;
– de subsidie-effectiviteit heeft een waarde van niet meer dan € 45 per ton CO2.
c. Een kennisoverdrachtproject voldoet in elk geval aan de volgende criteria:
– het te verlenen subsidiebedrag bedraagt ten minste € 20.000;
– de nadruk van het project ligt op actieve kennisoverdracht die beoogt te leiden tot CO2-reductie in het personenvervoer;
– de minister moet voldoende vertrouwen hebben dat met het project de beoogde CO2-reductie wordt gerealiseerd.
d. Voor een project gelden voorts de volgende criteria:
– het project dient te starten na het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen. Onder starten wordt verstaan het aangaan van verplichtingen en/of het maken van kosten ten behoeve van het project;
– het resultaat van het project mag niet significant in strijd zijn met andere doelstellingen van het huidige beleid op het gebied van personenvervoer en milieu;
– het project mag niet leiden tot een significant verhoogde emissie van NOx, CO, VOS of SOx noch tot een significant hoger geluidsniveau. Voor intermodale en multimodale projecten geldt dat een verandering in vervoersmodaliteit moet worden aangetoond waarbij de bestaande en de nieuwe transportketen op voorhand bekend zijn;
– het project moet volledig gerealiseerd zijn voor 1 januari 2012. De eindrapportage en het verzoek tot vaststelling dienen uiterlijk 30 juni 2012 door SenterNovem te zijn ontvangen.
Indien niet wordt voldaan aan alle bovenstaande criteria zal de aanvraag worden afgewezen.
De beschikbare gelden worden verdeeld naar rangschikking van de subsidieaanvragen. De investeringsprojecten en toepassingsprojecten worden gezamenlijk gerangschikt. De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten geschiedt separaat.
§ 5. Rangschikking van subsidieaanvragen
a. De rangschikking van investeringsprojecten en toepassingsprojecten wordt bepaald aan de hand van vijf criteria:
– de subsidie-effectiviteit, waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate de subsidie effectiever is;
– de omvang van de CO2-reductie van het project. Het betreft de mate van vermindering van de CO2-emissie die is toe te rekenen aan Nederland, ten gevolge van het project;
– andere maatschappelijke effecten. Het betreft de neveneffecten die optreden als gevolg van het project. Het gaat hierbij om een bijdrage aan bereikbaarheid, duurzaamheid (bijvoorbeeld de kwaliteit van water, lucht of geluidsoverlast) en veiligheid;
– het herhalingspotentieel. Hierbij wordt gekeken naar:
• de innovativiteit: de mate waarin de toe te passen technologie of het concept vernieuwend is, en de mate waarin marktintroductie plaatsvindt;
• de voorbeeldwerking: de mate waarin de technologie of het concept binnen de onderneming(en) van de bij het project betrokken projectpartner(s) of elders in de markt, binnen en buiten de branche kan worden herhaald;
– de haalbaarheid gelet op de technische, organisatorische en financiële slaagkans. Het betreft de mate waarin de risico’s worden ingeschat en de beoogde resultaten daadwerkelijk zullen worden bereikt.
Een project wordt hoger gewaardeerd naarmate het project meer positief bijdraagt aan deze criteria. Hierbij geldt dat het eerste rangschikkingcriterium twee keer meeweegt en de overige vier één keer.
b. De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten wordt bepaald aan de hand van vier criteria:
– de verhouding tussen de verwachte omvang van de CO2-emissiereductie als gevolg van het project en de kosten van het project; waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate de subsidie effectiever is;
– het herhalingspotentieel: de mate waarin de projectresultaten elders in de markt kunnen worden toegepast of door hun voorbeeldwerking kunnen bijdragen aan kennisverspreiding in de markt;
– de haalbaarheid gelet op de technische, organisatorische en financiële slaagkans. Het betreft de verwachting van de mate waarin de beoogde resultaten worden bereikt, en de mate waarin de aanvrager in staat wordt geacht het project uit te voeren;
– andere maatschappelijke effecten dan CO2-emissiereductie: het betreft de neveneffecten die optreden als gevolg van het project. Het gaat hierbij om een bijdrage aan bereikbaarheid, duurzaamheid (bijvoorbeeld de kwaliteit van water, lucht of geluidsoverlast) en veiligheid.
Een project wordt hoger gewaardeerd naarmate het project meer positief bijdraagt aan bovenstaande criteria. De hiervoor genoemde vier criteria wegen even zwaar.
§ 6. Indiening en beoordeling van een subsidieaanvraag
Aanvragen kunnen worden ingediend met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst en dienen uiterlijk op 18 januari 2007 voor 18.00 uur te zijn ontvangen.
Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij SenterNovem door middel van een daar te verkrijgen aanvraagformulier.
Het postadres is:
SenterNovem Zwolle/ CO2-reductie verkeer en vervoer
Postbus 10073
8000 GB Zwolle
Het bezoekadres is:
SenterNovem Zwolle/ CO2-reductie verkeer en vervoer
Dokter van Deenweg 108
8025 BK Zwolle
Telefoon: (038) 4553422/4553401
Fax: (038) 4540225
E-mail: CO2@senternovem.nl
Website: http://www.senternovem.nl/CO2
Het subsidieplafond bedraagt € 2.750.000,– voor investering- en toepassingsprojecten samen, en € 250.000,– voor kennisoverdrachtprojecten. Indien na rangschikking blijkt dat een van de hiervoor genoemde budgetten niet is uitgeput, dan zal het resterende bedrag worden toegevoegd aan het andere budget.
§ 8. Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger zal gedurende een periode van ten hoogste drie jaar, ingaand na de subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18 van de subsidieregeling informatie verstrekken met betrekking tot het resultaat van het project voor zover het de CO2-emissie betreft. Voor de wijze waarop dit zal gebeuren wordt door SenterNovem een opzet verstrekt.
§ 9. Uitgangspunten voor berekening
Bij de berekening van de CO2-reductie, de subsidie-effectiviteit en de subsidiabele projectkosten gelden de volgende uitgangspunten:
a. bij de berekening van de reductie van de CO2-emissie geldt als referentie de referentiesituatie. De referentiesituatie is de situatie die ontstaat dan wel gecontinueerd wordt als het project geen doorgang vindt, waarbij de bij de aanvrager dan wel de in de branche gangbare praktijk de norm is;
b. bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor investeringsprojecten de annuïteitfactor gebaseerd op een disconto van 6% en is de technische levensduur van een voorziening ten hoogste 25 jaar;
c. bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor toepassingsprojecten de CO2-reductie berekend over een exploitatieperiode van 10 jaar, gerekend vanaf de start van het toepassingsproject;
d. het subsidiabele deel van de projectkosten kan maximaal bestaan uit de additionele kosten zoals genoemd in artikel 4 en 5 van de subsidieregeling. De berekening van het subsidiabele deel van de projectkosten vindt plaats volgens de berekeningswijze die is opgenomen in de aanvraagformulieren behorend bij dit programma.
Waar van toepassing gelden bij berekeningen voor diverse energiebronnen de volgende forfaitaire waarden voor energie-inhoud en CO2-emissiefactoren:
Energie-inhoud in MJ per eenheid (stookwaarde) | CO2-emissiefactor in kg per eenheid | |
|---|---|---|
Aardgas | 32 per nm3 | 1,8 per nm3 |
LPG | 24 per liter | 1,6 per liter |
Benzine | 33 per liter | 2,4 per liter |
Dieselolie | 36 per liter | 2,6 per liter |
Gasolie | 43 per kg | 3,1 per kg |
Stookolie, alle gradaties | 42 per kg | 3,1 per kg |
Elektriciteit | 3,6 per kWh | 0,37 per kWh |
Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer
Het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer is een uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie Verkeer en Vervoer (Stcrt. 2 november 2001, nr. 213), hierna te noemen: de subsidieregeling. Naast de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer, hierna te noemen: het subsidieprogramma, zijn de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in de subsidieregeling onverkort van toepassing. Ingevolge de subsidieregeling stelt de minister een programma vast. Het onderhavige subsidieprogramma is het vierde Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer.
Doel van het subsidieprogramma is het realiseren van CO2-reductie bij de (her)inrichting van woon- en werklocaties door het stimuleren van a) het gebruik van integrale ontwerpmethoden met het oog op een duurzame afwikkeling van de mobiliteit en b) het aanbrengen van infrastructurele voorzieningen die een duurzame mobiliteit bevorderen.
Het gebruik van integrale ontwerpmethoden wordt gestimuleerd door middel van kennisoverdracht aan gemeentelijke en provinciale ambtenaren en bestuurders. Het gebruik van integrale ontwerpmethoden houdt in dat intensieve samenwerking tussen stedenbouwkundigen/ RO ambtenaren en verkeerskundigen in een vroegtijdig stadium van het planproces voorop staat. Betrokkenheid van andere belanghebbende organisaties is nadrukkelijk gewenst. Op deze wijze wordt een ruimtelijk ontwerp gerealiseerd met aandacht voor mobiliteit én kwaliteit van de leefomgeving, waarbij bewoners en werkenden op een vanzelfsprekende manier voor die wijze van verplaatsen kiezen die voor hen en voor de omgeving het meest geschikt is.
Voorbeelden van integrale ontwerpmethoden zijn VervoersPrestatie op Locatie, Langzaam Rijden Gaat Sneller en VervoersPrestatie Regionaal (hierna respectievelijk VPL, Langzaam Sneller en VPR genoemd). De VPL en VPR zijn toepasbaar op alle ruimtelijke plannen op lokaal, respectievelijk regionaal niveau, waarbij met name het verkorten van af te leggen afstanden en de vervoerwijze-keuze worden beoogd. Langzaam Sneller richt zich op homogeniseringmaatregelen om de verkeersafwikkeling op doorgaande wegen te verbeteren en op het verhogen van de stedelijke kwaliteit rond aders en in de omliggende gebieden. Genoemde methoden zijn toepasbaar in zowel nieuwbouwsituaties als in herstructurerings- en herinrichtinggebieden. Het is ook mogelijk een andere, hier niet benoemde integrale aanpak te gebruiken.
Bij het aanbrengen van infrastructurele voorzieningen die een duurzame mobiliteit bevorderen (investeringsprojecten) kan worden gedacht aan maatregelen gericht op de homogenisering van de rijsnelheid en verbetering van de fietsinfrastructuur die leiden tot een substantiële modal shift van auto naar fiets.
Het subsidieprogramma heeft een looptijd van vijf jaar (van 2006 tot en met 2011).
§ 2. Subsidiabele activiteiten
a. Het subsidieprogramma staat open voor investeringsprojecten en kennisoverdrachtprojecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de subsidieregeling.
b. Het subsidieprogramma ondersteunt projecten die zich richten op:
– Het gebruik van integrale ontwerpmethoden gericht op CO2-reductie;
– Het realiseren van CO2-reductie door middel van het aanbrengen of aanpassen van infrastructurele voorzieningen en aanpassingen in de ruimtelijke ordening.
c. Projectkosten als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de subsidieregeling, die voor subsidie van kennisoverdrachtprojecten in aanmerking komen zijn:
– de extra tijdsbesteding van gemeentelijke en provinciale ambtenaren en bestuurders die benodigd is voor het doorlopen van het plan- en ontwerpproces volgens de methodieken VPL, Langzaam Sneller, VPR of een andere integrale aanpak, ten opzichte van het volgen van een regulier planproces;
– advieswerkzaamheden ten behoeve van de integrale ontwerpstudie door externe deskundigen op stedenbouwkundig/ RO, verkeerskundig of infrastructureel terrein;
– werkzaamheden met betrekking tot het aanpassen of bouwen van een (uni- of multimodaal) verkeersmodel, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien het gebruik van een dergelijk model voorwaarde is om de effecten van mogelijke ontwerpvarianten, of varianten behorend bij een ander gebruikt model, aan te kunnen tonen.
d. Voor de subsidiabele projectkosten van investeringsprojecten geldt onverkort artikel 5 van de subsidieregeling.
Een project moet aan de volgende criteria voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen:
a. Het resultaat van het project mag niet in strijd zijn met andere doelstellingen van het huidige rijksbeleid op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en milieu.
b. Een project dient binnen drie jaar na de startdatum te zijn voltooid.
c. Een kennisoverdrachtproject moet aan de volgende criteria voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen:
– Het project wordt uitgevoerd met behulp van een integrale ontwerpmethodiek. Dit betekent dat bij de uitvoering van het project – blijkend uit de projectorganisatiestructuur – tenminste de verkeers- en de stedenbouwkundig/RO verantwoordelijken samenwerken;
– Eén van de doelstellingen van het project is het ontwikkelen van ontwerpvarianten gericht op CO2-reductie in het verkeer. Het ambitieniveau ten aanzien van de te behalen CO2-emissiereductie wordt uitgedrukt in tonnen en bedraagt tenminste 5% ten opzichte van de referentiesituatie;
– Tijdens het project worden, naast de referentiesituatie, tenminste drie alternatieve planvarianten uitgewerkt. De CO2-uitstoot wordt voor de referentievariant en alle planvarianten berekend in ton/jaar;
– Wanneer sprake is van een project dat betrekking heeft op een of meerdere woonlocatie(s), behelzen deze tenminste 500 woningen;
– Wanneer sprake is van een project dat betrekking heeft op een of meerdere werklocatie(s), behelzen deze tenminste 1000 werkenden.
d. Een investeringsproject moet aan de volgende criteria voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie:
– De investering heeft betrekking op een infrastructurele voorziening op het wegprofiel of in de directe omgeving daarvan;
– Het project levert een CO2-reductie in het verkeer en vervoer ten opzichte van de referentiesituatie van tenminste 75 ton per jaar gemiddeld berekend over de technische levensduur van de voorziening.
– De investering die met het project is beoogd is geen gangbare oplossing.
§ 4. Maximaal subsidiebedrag per project
a. Voor kennisoverdrachtprojecten bedraagt de subsidie ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten, tot een maximum van € 24.950,– per project.
b. Voor investeringsprojecten bedraagt de subsidie ten hoogste 30% van de subsidiabele projectkosten. De hoogte van het subsidiebedrag wordt tevens bepaald door de subsidie-effectiviteit. De maximale waarde van de subsidie-effectiviteit bedraagt € 45,– per ton te vermijden CO2 over de gehele levensduur van de voorziening.
Het subsidieplafond is gesteld op € 500.000,–. Hiervan is € 200.000,– gereserveerd voor kennisoverdrachtprojecten en € 300.000,– voor investeringsprojecten. Indien bij de beslissing op de aanvragen mocht blijken dat één van beide budgetten niet volledig wordt benut, worden de resterende middelen uit dat budget toegevoegd aan het andere budget.
a. Voor kennisoverdrachtprojecten geldt dat bij de subsidieverlening wordt beslist in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, wanneer de subsidieaanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoende is aangevuld, als datum van de ontvangst van de aanvraag geldt.
b. Indien met aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond voor kennisoverdrachtprojecten als bedoeld in § 5, onder a, met inachtneming van het bepaalde in § 5, onder c, wordt overschreden, wordt de volgorde van ontvangst van die aanvragen door middel van loting bepaald. De loting wordt verricht door de opdrachtmanager van SenterNovem, in het bijzijn van tenminste twee projectadviseurs. De aanvragers worden bij de loting uitgenodigd. Indien een aanvrager van deze uitnodiging geen gebruik maakt, wordt de loting buiten zijn aanwezigheid verricht.
c. Voor investeringsprojecten geldt dat de beschikbare gelden worden verdeeld naar rangschikking van de subsidieaanvragen, volgend de criteria zoals opgenomen in § 7.
§ 7. Criteria voor rangschikking van investeringsprojecten
De rangschikking van investeringsprojecten wordt bepaald aan de hand van vijf criteria:
a. de subsidie-effectiviteit, waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate de subsidie effectiever is;
b. de omvang van de CO2-reductie van het project. Het betreft de mate van vermindering van de CO2-emissie die is toe te rekenen aan Nederland, ten gevolge van het project;
c. andere maatschappelijke effecten. Het betreft de neveneffecten die optreden als gevolg van het project. Het gaat hierbij om een bijdrage aan bereikbaarheid, duurzaamheid en veiligheid;
d. het herhalingspotentieel. Hierbij wordt gekeken naar:
– de innovativiteit: de mate waarin de toe te passen technologie of het concept vernieuwend is, en hoe vaak het al toegepast wordt;
– de voorbeeldwerking: de mate waarin de technologie of het concept binnen de onderneming(en) van de bij het project betrokken projectpartner(s) of elders in de markt, binnen en buiten de branche kan worden herhaald;
e. de haalbaarheid gelet op de technische, organisatorische- en financiële slaagkans. Het betreft de mate waarin de risico’s worden ingeschat en de resultaten daadwerkelijk zullen worden bereikt.
Een project wordt hoger gewaardeerd naarmate het project meer positief bijdraagt aan deze criteria. Hierbij geldt dat het eerste rangschikkingcriterium twee keer meeweegt en de overige vier ieder één keer wegen.
§ 8. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden naast de verplichtingen uit de subsidieregeling de volgende verplichtingen opgelegd:
a. De subsidieontvanger vult bij de aanvraag tot subsidievaststelling een factsheet in met betrekking tot de kenmerken en resultaten van het project. De subsidieontvanger zal gedurende een periode van ten hoogste drie jaar, ingaand na de subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18 van de subsidieregeling, op verzoek van SenterNovem de gegevens in het factsheet actualiseren. SenterNovem zal hiervoor een format verstrekken.
b. De subsidieontvanger geeft aan de minister toestemming om de gegevens over het project te gebruiken ten behoeve van communicatieactiviteiten van de subsidieverlener.
§ 9. Het aanvragen van subsidie
a. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend door Nederlandse gemeenten, provincies en regionale samenwerkingsverbanden.
b. Indien het project door meerdere partijen gezamenlijk zal worden uitgevoerd, wordt de aanvraag op één formulier ingediend met vermelding van alle deelnemers van het project. Tevens wordt in de aanvraag vermeld welke deelnemer zal optreden als projectleider en penvoerder namens de overige deelnemers en als contactpersoon voor SenterNovem. De aanvraag wordt ondertekend door alle deelnemers aan het project.
c. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit programma wordt geplaatst en dienen uiterlijk op donderdag 18 januari 2007 te zijn ontvangen door SenterNovem.
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend bij SenterNovem, waar tevens het aanvraagformulier verkrijgbaar is.
Het adres is:
SenterNovem
Secretariaat RO&V, kamer 4.44
Catharijnesingel 59
Postbus 8242
3503 RE Utrecht
Tel.: 030–239 35 56
Fax: 030–231 64 91
De volgende informatie betreffende VPL, VPR en Langzaam Sneller is beschikbaar:
– De website www.senternovem.nl/ROenV;
– Conceptbeschrijving Langzaam Sneller. De publicatie is aan te vragen bij SenterNovem;
– VPR basisboek, werkboek en voorbeeldenboek. De publicaties zijn aan te vragen bij SenterNovem;
– Projectenboek Ruimtelijke Ordening en Vervoer, projectbeschrijvingen van RO&V projecten tussen 2002 en 2005. De publicatie is aan te vragen bij SenterNovem;
– CROW-publicatie 163 ‘Vervoersprestatie op locatie (VPL)’. De publicatie is te bestellen via www.crow.nl;
– CROW-publicatie 191 ‘Langzaam Rijden Gaat Sneller – een handreiking voor verkeerskundigen’. Op cd-rom een simulatieprogramma toegevoegd, waarmee voor lokale situaties een inschatting mogelijk is van de toepassingsmogelijkheden van het concept. De publicatie is te bestellen via www.crow.nl.
§ 11. Uitgangspunten voor berekening
Bij de berekening van de CO2-reductie, de subsidie-effectiviteit en de subsidiabele projectkosten gelden bij investeringsprojecten de volgende uitgangspunten:
a. bij de berekening van de beperking van de CO2-emissie geldt als referentie de referentiesituatie. De referentiesituatie is de situatie die ontstaat dan wel gecontinueerd wordt als het project geen doorgang vindt, waarbij de in de branche gangbare praktijk de norm is;
b. bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor investeringsprojecten de annuïteitfactor gebaseerd op een disconto van 6% en is de technische levensduur van een voorziening ten hoogste 25 jaar;
c. het subsidiabele deel van de projectkosten kan maximaal bestaan uit de additionele kosten zoals genoemd in artikel 4 en 5 van de subsidieregeling. De berekening van het subsidiabele deel van de projectkosten vindt plaats volgens de berekeningswijze die is opgenomen in de aanvraagformulieren behorend bij dit programma.
Waar van toepassing gelden bij berekeningen voor diverse energiebronnen de volgende forfaitaire waarden voor energie-inhoud en CO2-emissiefactoren:
Energie-inhoud in MJ per eenheid (stookwaarde) | CO2-emissiefactor in kg per eenheid | |
|---|---|---|
Aardgas | 32 per nm3 | 1,8 per nm3 |
LPG | 24 per liter | 1,6 per liter |
Benzine | 33 per liter | 2,4 per liter |
Dieselolie | 36 per liter | 2,6 per liter |
Gasolie | 43 per kg | 3,1 per kg |
Stookolie, alle gradaties | 42 per kg | 3,1 per kg |
Elektriciteit | 3,6 per kWh | 0,37 per kWh |
Dit besluit strekt tot vaststelling van een drietal subsidieprogramma’s op grond van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer. Op grond van het Subsidieprogramma CO2-reductie Goederenvervoer en het Subsidieprogramma CO2-reductie Personenvervoer kunnen ondernemingen en decentrale overheden subsidie aanvragen voor projecten die gericht zijn op het reduceren van CO2-uitstoot in de sector goederenvervoer respectievelijk personenvervoer. Het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer stimuleert de toepassing en het gebruik van integrale ontwerpmethoden gericht op CO2-reductie en het aanbrengen van infrastructurele voorzieningen die een duurzame mobiliteit bevorderen waardoor de CO2-uitstoot van het verkeer afneemt.
Voorts strekt dit besluit tot vaststelling van de aanvraagformulieren waarvan bij indiening van een subsidieaanvraag gebruik moet worden gemaakt. Vanwege hun omvang is ervoor gekozen om de aanvraagformulieren ter inzage te leggen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, per adres Hoofddirectie Juridische Zaken, Koningskade 4 te Den Haag. De aanvraagformulieren voor het Subsidieprogramma CO2-reductie goederenvervoer en het Subsidieprogramma CO2-reductie personenvervoer zijn tevens te verkrijgen bij SenterNovem Zwolle, CO2-reductie verkeer en vervoer, Dokter van Deenweg 108, Postbus 10073, Zwolle. Het aanvraagformulier voor het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer is tevens te verkrijgen bij SenterNovem, Secretariaat RO&V, kamer 4.44, Catharijnesingel 59, Postbus 8242, Utrecht.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-162-p11-SC76445.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.