Intrekking ontheffing van de Meststoffenwet

Beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 augustus 2006, TRCJZ/2006/2528, houdende intrekking van de ontheffing als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Meststoffenwet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 juli 2006, TRCJZ/2006/2270, houdende ontheffing als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Meststoffenwet;

Gelet op de registratie d.d. 19 juli 2006 bij de Dienst Regelingen van AGR/GPS-apparatuur op voertuigen en combinatienummers die niet opgenomen zijn in de bijlage bij beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, TRCJZ/2006/2270, houdende ontheffing als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Meststoffenwet;

Gelet op de mondelinge toelichting van dhr. C. Verkooijen d.d. 3 augustus 2006;

Besluit:

Artikel 1

De beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 juli 2006, TRCJZ/2006/2270, houdende ontheffing als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Meststoffenwet wordt ten aanzien van Gebr. Verkooijen BV, Hokkenberg 3, 4772 PD te Langeweg, rel. nr. 201658859, ingetrokken.

Artikel 2

Deze beschikking treedt in werking direct na schriftelijke bekendmaking.

Op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht bestaat voor een belanghebbende de mogelijkheid tegen dit besluit een bezwaarschrift in te dienen. Dat bezwaarschrift dient binnen zes weken na de datum van deze beschikking te worden ingediend bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ter attentie van de Dienst Regelingen, Afdeling Recht & Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK te Den Haag.

Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 4 augustus 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,voor deze:
De directeur-generaal,
A.N. van der Zande.

Toelichting

Bij beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 juli 2006, TRCJZ/2006/2270, is een ontheffing gegeven als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Meststoffenwet van artikel 49, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en de artikelen 53, 54, voor zover deze betrekking hebben op de in die artikelen bedoelde AGR-apparatuur en satellietvolgapparatuur, 55 en 56 van de Uitvoeringregeling Meststoffenwet.

Aan deze ontheffing zijn een drietal voorschriften verbonden. Het eerste voorschrift is dat gedurende de ontheffing elk transport 24 uur voordat de meststoffen geladen worden gemeld wordt bij de Dienst Regelingen. Dit voorschrift maakt verscherpte controle mogelijk op de vervoersbewegingen die plaatsvinden gedurende de periode van ontheffing. Het tweede voorschrift bepaalt dat op het moment dat de AGR- en GPS-apparatuur geïnstalleerd is op de transportmiddelen, de Dienst Regelingen hier binnen 24 uur van op de hoogte wordt gesteld. Op dat moment vervalt namelijk ingevolge artikel 6 de ontheffing. Het laatste voorschrift bepaalt dat de ondernemer bij levering van de AGR- en GPS-apparatuur, de transportmiddelen waarvoor de ontheffing is gegeven als eerste voorziet van deze apparatuur en pas daarna de overige transportmiddelen die tevens bedoeld zijn voor het vervoer van dierlijke meststoffen. Dit voorschrift is gesteld om te voorkomen dat de ondernemer eerst de voertuigen waarvoor de ontheffing niet geldt voorziet van deze apparatuur, zodat hij gedurende de periode van de ontheffing alsnog met zijn gehele wagenpark kan rijden. Hierdoor zou concurrentievervalsing kunnen ontstaan.

Op 19 juli 2006 heeft u bij de Dienst Regelingen AGR/GPS apparatuur laten registreren op transportmiddelen waarvoor geen ontheffing is gegeven. Hiermee heeft u het derde voorschrift verbonden aan de ontheffing, neergelegd in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 juli 2006, TRCJZ/2006/2270, overtreden.

Op 3 augustus 2006 heeft u de gelegenheid gekregen om de door de Dienst Regelingen geconstateerde overtreding telefonisch toe te lichten. U verklaarde altijd begrepen te hebben dat u eerst de voertuigen waarvoor geen ontheffing is verleend kon voorzien van AGR/GPS. Uit uw toelichting is mij niet gebleken dat er een gegronde reden is voor de overtreding. Ik ben derhalve van mening dat de aan u verleende ontheffing dient te worden ingetrokken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

voor deze:

De directeur-generaal,

A.N. van der Zande.

Naar boven