Warenwetregeling procedures registratie en erkenning van levensmiddelenbedrijven

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 januari 2006, nr. VGP/VL 2650539, houdende de Warenwetregeling procedures registratie en erkenning van levensmiddelenbedrijven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3, vierde lid, en 10, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verordening (EG) 178/2002: verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);

b. exploitant van een levensmiddelenbedrijf: natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 3, derde lid, van verordening (EG) 178/2002;

c. stadia van de productie, verwerking en distributie: stadia als bedoeld in artikel 3, zestiende lid, van verordening (EG) 178/2002;

d. primaire productie: productie, fokken en telen als bedoeld in artikel 3, zeventiende lid, van verordening (EG) 178/2002;

e. verordening (EG) 852/2004: verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139 en 226);

f. verordening (EG) 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en 226);

g. verordening (EG) 882/2004: verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165 en 191);

h. VWA: de Voedsel en Waren Autoriteit1 ;

i. KvK-nummer: het nummer waaronder een bedrijf geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel;

j. het COKZ: de stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel2 ;

k. het CPE: de stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten3 .

Artikel 2

1. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf verstrekt aan de VWA ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, eerste volzin, van verordening (EG) 852/2004, ten aanzien van elke inrichting die onder zijn beheer enigerlei activiteit uitvoert in de stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen, de volgende informatie:

a. naam, adres en vestigingsplaats;

b. het eventuele e-mail adres;

c. het KvK-nummer;

d. de bedrijfslocatie; en

e. de kernactiviteiten.

2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt door de exploitant verstrekt door het in de bijlage bedoelde registratieformulier al dan niet digitaal in te vullen, te ondertekenen en in te leveren bij de VWA. Dit formulier is verkrijgbaar bij de VWA.

3. De VWA bevestigt aan de desbetreffende exploitant schriftelijk dan wel per e-mail de ontvangst van in dit artikel bedoelde informatie, uiterlijk tien werkdagen nadat de informatie door de VWA is ontvangen.

Artikel 3

1. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf wordt geacht voldaan te hebben aan artikel 2 voor zover ten aanzien van een inrichting de in artikel 2 bedoelde informatie bekend is bij:

a. het Hoofdbedrijfschap Detailhandel; of

b. het Hoofdbedrijfschap Ambachten.

2. De VWA deelt een in het eerste lid bedoelde exploitant schriftelijk of per e-mail mede ten aanzien van welke inrichting of inrichtingen de in artikel 2 bedoelde informatie reeds in het bezit is van de VWA.

Artikel 4

1. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf die wil bewerkstelligen dat een door hem beheerde inrichting erkend wordt op de voet van artikel 6, derde lid, van verordening (EG) 852/2004, dient een daartoe strekkend verzoek in bij:

a. het COKZ, voor zover in de desbetreffende inrichting handelingen worden verricht waarvoor bijlage III, sectie IX, van verordening (EG) 853/2004 voorschriften bevat;

b. het CPE, voor zover in de desbetreffende inrichting handelingen worden verricht waarvoor bijlage III, sectie X, van verordening (EG) 853/2004 voorschriften bevat;

c. de VWA, voor zover in de desbetreffende inrichting handelingen worden verricht waarvoor bijlage III, sectie V, VI, VII, VIII, XI, XII, XIII, XIV of XV, van verordening (EG) 853/2004, voorschriften bevat; of

d. het COKZ, onderscheidenlijk het CPE of de VWA, voor zover in de desbetreffende inrichting handelingen wordt verricht waarop zowel de onderdelen a en b, b en c, of a en c van toepassing zijn.

2. Uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van een in het eerste lid bedoeld verzoek, neemt het COKZ onderscheidenlijk het CPE of de VWA contact op met de desbetreffende exploitant voor het maken van een afspraak voor een bezoek ter plaatse, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder b, van verordening (EG) 882/2004.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling procedures registratie en erkenning van levensmiddelenbedrijven.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Bijlage

Deze bijlage behoort bij artikel 2, tweede lid.

stcrt-2006-16-p13-SC73527-1.gif

Toelichting

Algemeen

Op 30 april 2004 zijn gepubliceerd:

a. verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139), verder te noemen: verordening (EG) 852/2004;

b. verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139), verder te noemen: verordening (EG) 853/2004;

c. verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139), verder te noemen: verordening (EG) 854/2004;

d. verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165), verder te noemen: verordening (EG) 882/2004.

Deze publicaties zijn gerectificeerd op 28 mei 2004 (PbEU L 191) en 25 juni 2004 (PbEU L 226).

De in verband met verordeningen (EG) 852/2004, 853/2004, 854/2004 en 882/2004 vereiste nationale bepalingen zijn grotendeels vastgesteld bij het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen (WBHL). In deze verordeningen en het WBHL is beschreven dat levensmiddelenbedrijven moeten zijn geregistreerd bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), tenzij het desbetreffende bedrijf aan een erkenning is onderworpen, bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) 853/2004. Artikel 3, vierde lid, van het WBHL, bepaalt dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de procedures vaststelt die daarbij gevolgd moeten worden. Dat gebeurt bij deze regeling.

De reikwijdte van deze regeling is gelijk aan de reikwijdte van het WBHL. Deze regeling is dus niet van toepassing op de in artikel 1, tweede lid, van het WBHL bedoelde exploitanten (slachten van dieren, keuren en uitsnijden van vlees).

Registratie (artikelen 2 en 3)

Uitgangspunt van deze regeling is dat informatie die al bekend is bij een in artikel 3 bedoeld hoofdbedrijfschap, niet nogmaals in het kader van de verplichte registratie verstrekt hoeft te worden aan de VWA. Deze schappen en de VWA hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop die informatie ter beschikking van de VWA wordt gesteld. Naar verwachting zal de VWA op korte termijn afspraken maken met meer (hoofd)bedrijfschappen en organisaties. Deze regeling zal in verband daarmee nog gewijzigd worden.

Exploitanten van levensmiddelbedrijven die niet zijn aangesloten bij een in artikel 3 bedoeld hoofdbedrijfschap, dienen met in achtneming van artikel 2 de daar bedoelde informatie te verstrekken aan de VWA. Dat kan zowel per post als per e-mail. De actuele informatie, bedoeld in artikel 6, tweede lid, tweede volzin, van verordening (EG) 852/2004, moet – zo blijkt uit artikel 3, eerste lid, onder a, van het WBHL – door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf ter beschikking worden gesteld van de VWA. Dat betreft ook de eventuele sluiting van een bestaande inrichting.

Voor het registreren van een levensmiddelenbedrijf zal tot 1 juni 2006 geen retributie in rekening worden gebracht. De vanaf 1 juni 2006 vereiste retributie zal worden vastgesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen.

Nadere informatie is te vinden op de website van de VWA (http://www.VWA.nl).

Erkenning (artikel 4)

Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van het WBHL, bepaalt dat de Minister van VWS de bevoegde autoriteit is inzake het verlenen van erkenningen van levensmiddelenbedrijven. In de nota van toelichting bij het WBHL is uiteengezet dat de bevoegdheid tot het nemen van de daarvoor vereiste besluiten, zou worden gemandateerd aan de VWA. Daarbij zou worden bepaald dat de VWA bevoegd is ter zake ondermandaat te verlenen aan het COKZ1 onderscheidenlijk het CPE2 . Het in dit verband noodzakelijke besluit van de Minister van VWS is vastgesteld bij de Regeling mandaat aan IG-VWA inzake het verlenen van bepaalde erkenningen.

Gezien de voorgaande alinea is in artikel 4, eerste lid, onder a, b en c, van deze regeling bepaald dat verzoeken om erkenning van een inrichting, moeten worden ingediend bij het COKZ onderscheidenlijk het CPE of de VWA. Van belang hierbij is dat inrichtingen waar uitsluitend handelingen worden verricht met betrekking tot de primaire productie, het vervoer, de opslag van producten waarvoor geen opslag met geconditioneerde temperatuur vereist is, of met betrekking tot bepaalde delen van de kleinhandel (detailhandel), geen erkenning nodig hebben (artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) 853/2004).

Ook indien een inrichting in aanmerking komt voor meer dan één erkenning, kan de desbetreffende exploitant er evenwel voor kiezen contact op te nemen met hetzij het COKZ, hetzij het CPE, hetzij de VWA (artikel 4, eerste lid, onder d). De door de exploitant benaderde organisatie (COKZ, CPE of VWA) zal het verzoek doorgeven aan de andere organisatie(s) en er vervolgens in overleg met die andere organisatie(s) voor zorgen dat de verlening van erkenningen op zo efficiënt mogelijke wijze verloopt. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het combineren van inspectiebezoeken ter plaatse. Een exploitant die een erkenning nodig heeft voor bijvoorbeeld zowel de productie van zuivelproducten als van eiproducten, kan desgewenst dus volstaan met het indienen van een verzoek bij hetzij het COKZ hetzij het CPE.

De ter zake vanaf 1 januari 2006 vereiste retributies zullen worden vastgesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen.

Nadere informatie is te vinden op de website van de VWA (http://www.VWA.nl).

Administratieve lasten

Het voorschrift dat een levensmiddelenbedrijf vanaf 1 januari 2006 geregistreerd moet zijn voor zover dat bedrijf niet onderworpen is aan een erkenning, is nieuw voor Nederland. Artikel 2 van deze regeling leidt daarom tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze lasten kunnen als volgt worden gekwantificeerd.

Als gevolg van dit besluit zullen circa 100.000 registraties plaatsvinden door gebruik te maken van bestaande bestanden van (hoofd)bedrijfsschappen of organisaties die aan de VWA ter beschikking worden gesteld. Artikel 3, tweede lid, bepaalt dat de desbetreffende bedrijven van de VWA een bevestiging ontvangen dat de informatie in het bezit van de VWA is. De administratieve lasten voor het bedrijfsleven ter zake zijn nihil. Naar verwachting zullen 60.000 bedrijven zich zelfstandig bij de VWA moeten registreren omdat zij geen deel uitmaken van een bij een in artikel 3 bedoeld(e) schap of organisatie. Een dergelijke registratie kost ongeveer 15 minuten tijd. Ervan uitgaande dat een uur werk € 30,– kost, betekent dit dat de totale administratieve lasten als gevolg van deze regeling in 2006 € 450.000,– bedragen. In de jaren erna zullen naar verwachting 10.000 nieuwe aanmeldingen en mutaties per jaar plaatsvinden in het registratiebestand van de VWA door levensmiddelenbedrijven die niet zijn aangesloten bij een in artikel 3 bedoeld(e) schap of organisatie. Dit betekent dat de totale administratieve lasten als gevolg van dit besluit voor de jaren 2007 en daarna geschat kunnen worden op € 75.000,– per jaar.

Aanvullingen op de lijst van organisaties in artikel 3 kunnen leiden tot een verdere reductie van de eenmalige administratieve lasten in 2006. Deze aanvullingen zullen zo snel mogelijk in de vorm van wijzigingen van deze regeling bekend worden gemaakt, voorzien van een berekening van de reductie van de administratieve lasten als gevolg hiervan.

Deze regeling leidt niet tot administratieve lasten voor de burger.

De ontwerpregeling is voorgelegd aan de Adviescommissie toetsing administratieve lasten (Actal). Dat college heeft de ontwerpregeling evenwel niet geselecteerd voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Postbus 19506, 2500 CM Den Haag, of http://www.VWA.nl.

  • 2

    Postbus 250, 3830 AG Leusden, of http://www.COKZ.nl.

  • 3

    Postbus 211, 3770 AE Barneveld, of http://www.cpe.nl.

Naar boven