Wijziging Regeling DNA-onderzoek in strafzaken

Regeling van de Minister van Justitie van 17 januari 2006, nr. 5399165/506, houdende wijziging van de Regeling DNA-onderzoek in strafzaken

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 2, zevende lid, 3, tweede en derde lid, 4, derde lid, 5, vijfde lid, 8, derde lid, 11, tweede lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken;

Besluit:

Artikel I

De Regeling DNA-onderzoek in strafzaken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6 wordt ‘4, eerste lid, onderdeel a, en b, en tweede lid,’ vervangen door: 4, eerste lid, onder a en b,.

B

In artikel 7 wordt ‘4, eerste lid, onder c, en tweede lid, 5, derde lid, 8, eerste en derde lid, en 11, tweede lid, van het besluit’ vervangen door: artikel 4, eerste lid, onder c, 5, derde lid, 8, eerste lid, en 11, eerste lid, van het besluit.

C

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. De opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2, zevende lid, en 3, tweede en derde lid, van het besluit, dient:

a. met goed gevolg de door het Instituut voor Criminaliteitsbeheersing en Recherchekunde verzorgde en door het Centraal Examenbureau Politie gecertificeerde opleiding ‘Afname celmateriaal van personen ten behoeve van DNA-onderzoek’ te hebben afgelegd, en

b. niet betrokken te zijn bij het opsporingsonderzoek in het kader waarvan het celmateriaal wordt afgenomen.

2. De door de directeur van de inrichting of instelling aangewezen persoon als bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, dient met goed gevolg de door het Opleidingsinstituut DJI verzorgde en door de Stichting CEDEO erkende opleiding ‘DNA-afname bij veroordeelden’ te hebben afgelegd.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Met ingang van 1 februari 2005 is het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken bij besluit van 30 december 2004 (Stb. 2005, 17) gewijzigd. Door deze wijzigingen dient de Regeling DNA-onderzoek in strafzaken eveneens op een aantal punten aangepast te worden. De onderhavige regeling strekt daartoe.

In de eerste plaats voorziet deze ministeriële regeling erin dat de kwaliteitseisen die zijn neergelegd in artikel 8, eerste lid, van de Regeling DNA-onderzoek in strafzaken, niet langer alleen van toepassing zijn op daartoe door de officier van justitie aangewezen opsporingsambtenaren die wangslijmvlies of haarwortels bij vrijwillig meewerkende verdachten mogen afnemen (artikel 2, zevende lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken), maar tevens op de opsporingsambtenaren die de officier van justitie heeft aangewezen om bij verdachten en veroordeelden op bevel wangslijmvlies of haarwortels af te nemen (nieuwe artikel 3, tweede en derde lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken). In de tweede plaats legt deze ministeriële regeling in artikel 8, tweede lid, de kwaliteitseis vast die geldt voor het afnemen van wangslijmvlies of haarwortels bij een veroordeelde op bevel ten aanzien van daartoe door de directeur van een justitiële inrichting of instelling aangewezen personen als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder k, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder i, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Deze kwaliteitseis is gebaseerd op artikel 3, derde lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en houdt in dat de medewerker van een justitiële inrichting een opleiding dient te hebben gevolgd bij het Opleidingsinstituut van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie. Dit opleidingsinstituut is door de Stichting CEDEO erkend. CEDEO verleent erkenningen voor Maatwerk Bedrijfsopleidingen en voor Open Bedrijfsopleidingen.

In de derde en laatste plaats bevat deze ministeriële regeling een aanpassing van louter technische aard. In de artikelen 6 en 7 van de Regeling DNA-onderzoek in strafzaken waarin de eisen zijn geformuleerd ten aanzien van het identiteitszegel en het sluitzegel dat op de verpakking van het celmateriaal dient te worden aangebracht, zijn enkele verwijzingen naar het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken aangepast.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven