Wijziging Regeling rekenregels waardeoverdracht

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 augustus 2006, nr. AV/PB/2006/53881b, tot wijziging van de Regeling rekenregels waardeoverdracht

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 10, eerste lid, van het Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht;

Besluit:

Artikel I

De Regeling rekenregels waardeoverdracht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Bij de vaststelling van het standaardtarief, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit, wordt uitgegaan van de afgeronde overlevingstafels Gehele Bevolking mannen en Gehele Bevolking vrouwen 1995–2000 zonder leeftijdsverschuivingen en met een opslag wegens stijgende levenskansen van 5% over de contantewaardefactoren.

2. De berekening van het standaardtarief geschiedt op basis van algemeen gebruikelijke actuariële formules. Uitgegaan wordt daarbij van netto tarieven en een rekenrente van 4%.

3. Bij de bepaling van koopsommen voor lijfrenten, overlevingsrenten en erfrenten wordt de continue rente gebruikt.

4. Voor koopsommen van uitkeringen bij overlijden wordt uitgegaan van overlijden halverwege het jaar.

5. Voor de berekening van het nabestaandenpensioen wordt de gehuwdheidsfrequentie op 1 gesteld op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van een pensioenregeling aanvangt.

6. Voor het ongehuwdenouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen waarop artikel 2b van de wet niet van toepassing is, wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequenties, opgenomen in de bijlage bij deze regeling. Mannen worden geacht gehuwd te zijn met een drie jaar jongere partner, vrouwen worden geacht gehuwd te zijn met een drie jaar oudere partner.

7. De contantewaardefactoren worden gebaseerd op de pensioenleeftijd en het verschil tussen de pensioendatum en de overdrachtsdatum in jaren en maanden die het overdragende uitvoeringsorgaan hanteert.

B

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

1. De artikelen 4 en 5, eerste lid, zijn niet van toepassing indien de reguliere regeling een pensioenregeling in euro pensioenkapitaal betreft waarbij geen verplichting voor de werkgever bestaat tot bijfinanciering op de pensioendatum.

2. Indien het eerste lid van toepassing is, wordt de afkoopsom berekend op basis van de actuariële grondslagen.

3. In dit artikel wordt onder actuariële grondslagen verstaan:

a. de grondslagen die een pensioenfonds, spaarfonds of beroepspensioenfonds volgens zijn actuariële en bedrijfstechnische nota hanteert voor de waardering van zijn pensioenverplichtingen; onderscheidenlijk

b. de grondslagen die een verzekeraar op basis van artikel 5 van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet hanteert voor de vaststelling van de technische voorzieningen.

C

Artikel 1 en artikel 3 van de bijlage vervallen.

D

In artikel 4, eerste lid, van de bijlage wordt ‘artikel 4, vierde lid’ vervangen door: artikel 4, zesde lid.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 augustus 2006.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

De totstandkoming van het Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht heeft er onbedoeld toe geleid dat voor een bepaalde categorie verzekerde regelingen het standaardtarief op basis van de vastgelegde formules gehanteerd moet worden, terwijl deze formules niet op deze regelingen zijn toegeschreven. De Stichting van de Arbeid heeft bij brief van 8 juli 2005, S.A.05.050.11 K/JS, hiervoor aandacht gevraagd. Het betreft die verzekerde regelingen, waarbij voor de vaststelling van het te verzekeren kapitaal weliswaar is uitgegaan van een bepaalde pensioenverwachting, maar waarbij de hoogte van de pensioenuitkering niet gegarandeerd is en er voor de werkgever derhalve geen contractuele verplichting is tot (bij)financiering om een bepaald pensioenresultaat te behalen op de pensioendatum.

Het betreft tevens die verzekeringen waarbij het te verzekeren kapitaal uitsluitend afhankelijk is van de beschikbaar gestelde premie en waarbij de hoogte van de pensioenuitkering evenmin gegarandeerd is en er ook hier voor de werkgever derhalve geen contractuele verplichting is tot (bij)financiering om een bepaald pensioenresultaat te behalen op de pensioendatum.

De verzekeraar kan in die situatie het probleem ondervinden dat het verschil tussen de afkoopwaarde en de overdrachtswaarde op grond van de rekenregels (indien deze hoger is) niet geïncasseerd kan worden bij de werkgever.

Deze regelingen werden in het voorgaande Besluit reken- en procedureregels recht op waarde-overdracht geschaard onder de definitie niet-reguliere regelingen, waardoor het standaardtarief op die regelingen niet hoefde te worden toegepast. Volgens het huidige besluit is het standaardtarief van toepassing, maar hiervoor is een aanpassing van de actuariële formules noodzakelijk, zoals die zijn vastgelegd in de Regeling rekenregels waardeoverdracht.

Op advies van de Stichting van de Arbeid is er voor gekozen om in plaats van de formules die in artikel 1 van de bijlage waren opgenomen, over te gaan tot een algemene omschrijving van de te hanteren actuariële uitgangspunten, waarmee de overdrachtswaarde voor pensioenregelingen kan worden berekend.

Voor de zuivere kapitaalverzekeringen, waarbij de hoogte van de uitkering niet is gegarandeerd maar een aanspraak in euro pensioenkapitaal is verzekerd kan worden volstaan met de actuariële grondslagen die een pensioenuitvoerder hanteert voor de waardering van zijn pensioenverplichtingen. Dat betekent dat in die gevallen niet de vaste rekenrente van 4% geldt, maar de rente die gehanteerd wordt voor de vaststelling van de technische voorzieningen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 4 is het eerste lid geschrapt in samenhang met artikel 1 van de bijlage. Hiervoor in de plaats zijn de nieuwe leden 2, 3 en 4 opgenomen in artikel 4 van de regeling. In plaats van de uitgewerkte formules wordt nu volstaan met het vastleggen van de actuariële uitgangspunten die gehanteerd moeten worden voor de berekening van de overdrachtswaarde. De bedoelde overlevingstafels (voorheen opgenomen als het vervallen artikel 3 van de bijlage) worden gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap en hoeven daarom niet in deze regeling te worden opgenomen.

Artikel I, onderdeel B

De formulering van artikel 5a sluit aan bij de formulering die gehanteerd is in het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. In dit besluit is bepaald dat bij de afkoopmogelijkheid ten behoeve van een storting in de levensloopregeling de contante waarde van de pensioenaanspraken wordt berekend op basis van de actuariële grondslagen van de pensioenuitvoerder.

Artikel II

De regeling kent directe werking hetgeen betekent dat de berekeningswijze geldt voor alle waardeoverdrachten die vanaf de datum van inwerkingtreding plaatsvinden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven